BASDEUHGEH TAI DIS 6ESEENTERAAD TAS LEIDEN.
10.
Zitting van Donderdag 28 Mei 1868,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, Tollens, du Bieu, Krantz, Tieletnan,
Hartevelt, de Fremeryvan Heukelom, ScheltemaCookvan Outeren
Dnessen, van Wensen, Meerburg, Wttewaall, Buys, van Kaathoven en
vah den Brandeler.
De heeren de Moen en Hubrecht gaven kennis verhinderd te zijn de
vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Dingsdag
19 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland van den I2d«n Mei jl.
B. n 2d, waarbij de mededeeling der wijziging van de verordening op de
openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens wordt
aangenomen voor kennisgeving.
Deze wordt aangenomen voor kennisgeving.
De Voorzitter legt over:
1°. Bekening van het Werkhuis, dienst 1867.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de
leden in de leeskamer neder te leggen.
2°. Voorstel van het raadslid S. A. Meerburg, tot wijziging van art. 95
der algemeene policie verordening wat aangaat het schrobben der straat.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voorstel te stellen in
handen van de Commissie tot de strafverordeningen, ten fine van berigt
en raad.
3°. Adres van P. van der Meer, waarbij deze verzoekt den eigendom
van een gedeelte gronds in de Penshal.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
4°. Adres van J. Elvenstein, houdende verzoek om vrijstelling van plaat
selijke directe belastingen voor dezes jaars, als zijnde bij met 1 Mei
op kamers gaan wonen, juist om de belasting te ontduiken, daar deze hem
te zwaar is en hij vergomen heeft desonverminderd voor het geheele jaar
naar aanleiding van het door hem bewoond geweest zijnde huis te worden
aangeslagen.
Overeenkomstig de 'voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de
orde van den dag, als in strijd met de bestaande verordeningen.
De Voorzitter. Ik moet voorts nog mededeelen dat, ingevolge raads
besluit Van 14 Junij 1863, volgens den rooster, de commissie bij de loting
voor de schutterij dit jaar zal zijn zamengesteld uit de leden Kneppelhout
en Hartevelt, terwijl de leden Hubrecht en Driessen de commissie van
onderzoek bij de schutterij zullen uitmaken.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
I. Bekening van de stedelijke gasfabriek over 1867.
Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt:
*De Commissie van Financiën bepaaldelijk benoemd tot onderzoek der re
keningen van de gasfabriek over 1867, en om u daaromtreht té dienen van
berigt en raadheeft de eer u dienaangaande te berigtendat zij deze
heeft onderzocht en daarop geene aanmerkingen heeft, weshalve zij vrijheid
vindt u te raden die op te nemén en goed te keuren, als: 1°. van de gas
fabriek, in ontvang tot eene som van 198648.06, in uitgaaf tot eer.ë
som van f 160360.21, ert alzoo sluitende met een voördeelig saldo van
f 38287.85; 2°. van het reservefonds, in ontvang ten bedrage van 37487.67,
in uitgaaf ten bedrage van 31632.271 sluitende mitsdien met een voor-
deelig saldo van f 5855.39 welke beide voordeelige sloten de rendanten
in hunne respective eerstvolgende rekeningen gehouden zijn in ontvang te
verantwoorden. De Commissie stelt u tevens voor, ter voldoening aan art.
11 3° der verordening van den 14 Mei 1858 (Gem.-blad n°. 1), de winst
over dat jaar, ten bedrage van f 54232.15 J, te storten in de gemeentekas
op de diénst van den jare 1867."
Overeenkomstig de conclusiën van dit rapport wordt besloten, hebbende
de heeren du Bieu en van WensèH, als leden der Commissie van beheer
over de gasfabriek zich gédurende de behandeling dezer zaak verwijderd.
De Voorzitter. De rekening goedgekeurd zijnde, dank ik uit naafil
der vergadering de heeren voor hunne gevoerde gestie.
II. Beschikking over de winst van de stedelijke gasfabriek over 1867.
De voordragt deswege van Burgemeester en Wethouders luidt aldus:
"De herhaalde klagten over het lokaal voor dé school van meer uitge
breid lager onderwijs 1° kl. voor meisjes hebben onze vergadering, in over
leg met de Commissie van Fabricage, doen uitzien naar middelen om daar
aan te gemoet te komenwij zien die niet in het gebouw zelf, en zouden
meenen, wanneer men van hare gegrondheid overtuigd is, dat gebouw als
zoodanig geheel te moeteh verlaten en naar elders te moeten uitzien om
daartoe eene geschikte plaats te vinden.
Wij gelooven te moeten drukken op het woord plaats, want het oog op
eenig gebouw te vestigendat eerst aan te koopen en later tot een geschikt
schoolgebouw in te rigtenhieraan zijn zoodanige kosten Verbonden, dat
wij dit in allen deéle gëheel moeten afraden. Als het eenig open terrein,
dat tot zulk eene school geschiktheid oplevert, is ons voorgekomen de open
grond van de Boommarkt met eene straats tusschenruimte zoo nabij moge
lijk aan de achterzijde van de huizen staande aan het Kort-Bapenburg. De
kosten van eene school, zooals wij die ons voorstellen, worden voorloopig
gerekend te zullen beloopen de som van f 25000, waartegen evenwel de
opbrengst bij verkoop van het aanwezig schoolgebouw op f 7000 a ƒ8000
gerekend in ontvang zoude komen. Ten einde die som te dekken nemén
wij bij deze de Vrijheid u voor te dragen op de Volgende wijze bestemming
1868.
aan de winst der gasfabriek over 1867, ten bedrage van f 54232.151, te
geven, door 1°. daarvan 25000 aan te wenden tot dekking van uitgaven
op de dienst van 1867als daartoe bereids bij de begrooting over dat
dienstjaar aangewezen2°. in overeenstemming van hetgeen bij de begroo
ting voor de dienst van 1868 is aangenomen f 5000 te bestemmen tot
aankoop van gevestigde schuld op het grootboek 2J pet., waartoe de ver-
eisehte staat van af- en overschrijving hiernevens is gevoegd, en eindelijk
3 het resterende, ten bedrage van t 24232.15? aan te wijzen tot aanbouw
van genoemde school, waartoe de hier verder bijgevoegde staten leiden."
Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud:
»De Commissie van linanciën, geroepen om u te dienen van berigt en
raad omtrent de bestemming te geven aan de winst der gasfabriek over
1867 heeft de eer u te berigten dat, zonder te treden in een onderzoek
of tot den aanbouw van een nieuw gebouw voor de openbare school voor
meer uitgebreid lager onderwijs 1° kl. voor meisjes zal worden overgegaan,
waaraan zij wel gelooft dat behoefte bestaatdoch waarvoor ookal ware
dadelijk tot de aanbesteding overgegaan, de gelden nog niet benoodigd zijn,
zij van oordeel is dat het wenschelijk is niet van den tot hiertoe gevolgden
weg af te wijken en mitsdien 25000 moeten overgebragt worden in de
gemeenterekening over 1867 tot dekking van uitgaven op de dienst, en
het resterende, ten bedrage van 29232.15J op dat dienstjaar moet
gestort worden om daaruit inschrijvingen op het grootboek aan te koopen,
tot welk een en ander zij de vrijheid neemt u te raden."
De heer Iollens. Als ik even over dit punt het woord hebben mag,
is het om te verklaren, dat ik mij geheel en al vereenig met de beschou
wingen van de Commissie van linanciën. Ik geloof dat deze overwinst der
gasfabriek, waarvoor wij wel dankbaar mogen zijn, moet belegd worden,
en ben van meening dat dit batig slot over 1867 zoo maar niet op eens
in dit jaar grootendeels moet worden zoek gemaakt. Daarenboven zou ik
het betreuren, wanneer dit geld al wederom voor een nieuw schoolgebouw
moest worden gebruikt. Mij dunkt dat de luxe voor de openbare scholen
binnen deze gemeente ook eens zijne grenzen moet hebben, vooral wanneer
die luxe reeds zoo hoog is opgevoerd. Ik weet wel dat het punt, nu in
behandelingniet bepaald bedoelt het al of niet bouwen eener nieuwe
school, maar nu daarvan toch sprake is door Burgemeester en Wethouders
hij de vraaghoe zal worden beschikt over de winst der gasfabriek over
1867 wil ik tevens nog te kennen geven, dat ik, in elk geval, wanneer
er gebouwd moest wordentoch liever zou willen hebben gewacht tot dat
het Nosocomium Aeademicum vrij kwam, dat alligt tot eene school kon
worden ingerigt zonder eene uitgaaf van f 24000. De nu aangewezen
plek op de Boommarkt zou ik zeer ongeschikt achten, te meer omdat ik
vrees, dat toch de reeds zoo veel eischende gegoede ouders, wier dochters
daar zouden tet school gaanal spoedig weer een klagt zouden aanheffen
en wel deze: dat de gang derwaarts hunne kinderen in den winter te koud
en dus nadeelig wasmet verzoek om redres. Ik zal daarover nu niet
verder spreken, want ik heb alleen daarom het woord gevraagd, om te
verklaren dat ik het voorstel van de Commissie van Financiën zeer billijk
vind. Over de gelden van 1867 moet eerst gedisponeerd kunnen worden
in het volgende jaarzoo als dit eenmaal door den Baad als beginsel is
vastgesteld.
De heer Meerburg. Ik kan mij geheel vereenigen met het rapport van
de Commissie van Financiën en ik zal met een enkel woord zeggen waarom
ik vooral tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders benom ter
aangewezen plaats het nieuwe schoolgebouw op te rigten. Ik vind geene
ongelukkiger plaats juist dan deze voor die school. Men zou, om behoor
lijk luchtverversehing te verkrijgen, tegenover het noorden open moeten
zetten, daar tegenover het zuiden de vrije luchtstroom belemmerd wordt
door de tegenoverstaande gebouwen; dan zoude die school bijna aan het
einde van de stad komen. Daarom acht ik deze plaats ongeschikt. Ik meen dat
er nog beter ruimte over is, ik gelödf dat men voor een schoolgebouw meer op
lengte dan op breedte behoeft te letten en daarom zoude, naar mijn inzien
eene betere plaats zijn aan te wijzen, dat is bij het gebouw van het departe
ment van t Nut van 't Algemeentegen het hek van het rijks gebouw aldaar.
Fr is nog eene andere plaats, waar zij even gevoegelijk zou kunnen worden
opgerigt, en wel aan de Langebrug langs de Zonneveldsteeg tegenover de
kerk. Daar is naar mijne bescheiden meening nog ruimte genoeg voor een
schoolgebouw. Eene van beide plaatsen geef ik in overweging. Maar ik
ben bovendien tegen het voorstel van Burgemeester en Wethoudersdaar
ik het niet oirbaar acht dat geld daarvoor nu te gebruiken.
De heer van Outeren. Ik geloof niet dat op dit oogenblik de beraad
slaging over de plaats, waar eene school zou gebouwd worden, aan de orde
is, maar, nu reeds twee sprekers daarover hebben uitgeweid, meen ik dat
wat ik in de stukken gelezen heb omtrent den bouw eener school op de
Bloemmarktslechts te beschouwen is a's eene zeer oppervlakkige aanwij
zing, zoo in transitu gedaan. Ik heb over die plaats weieens officieus een
woord gewisseld, maar nog geenszins als over een bepaald plan; voorloopig
zelfs zou ik meenen dat de aangegeven plek voor het doel weinig geschikt
is te achten.
De Voorzitter. Die plaats is voorloopig in het rapport aangewezen
om daardoor te doen blijken dat, wanneer de Baad mogt besluiten tot het
bouwen van eene nieuwe school, bezwaarlijk andèfs dan op een open terrein
der gemeente daartoe gelegenheid zal zijn. Maar ik ben het eensdat wij
ons öp dit oogenblik minder hebben uit te laten over de aan te wijzen plaats.
De heer Scheltema. Ik heb tegen deze zaak onderscheidene bezwaren;
z'j zijn van eenigzins anderen aard dan die reeds door vorige sprekers zijn
aangevoerd. Ik laat nu geheel in het midden, of het bouwen van een
nieuw schoollokaal in plaats van dat van Jufvr. Benssen al of niet noodig
is. Dit dus daargelatenzoo bevat deze voordragt twee verschillende en
belangrijke punten. Er wordt namelijk voorgesteld: 1». om de meerdere
winst tan de gasfabriek over 1867 te brengen op dit jaar, en 2°. om het
hoofd onvoorziene uitgaven daardoor te verhoogen en tevèns om dadelijk
over die winst te beschikken, namelijk voor hel bouwen van eene school.
Beeds daartegen heb ik overwegende bezwaren. Wat het eerste punt betreft,
16