autoriteit gist (dat de kogel afgeschoten zou zijn door een jong soldaat); 1
maar niemand kan het raadsel oplossen, hoe een kogel van de baan in dat I
huisje is kunnen komen, en toch om dien enkelen kogel alleen wordt de
schietbaan afgekeurdzij moet volgens nadere voorschriften veranderd worden
en weer ƒ800 kosten. De kogelvanger deugt niet, de traversen deugen nietd'e
baan deugt niet. Dus niets deugt. En wie waarborgt ons dat, als zij nu veranderd
isniet weer een kogel buiten de baan zal gaandan kan op nieuw een
kogel, door een onhandigen jongen soldaat of schutter afgeschoten, de stad op
honderden guldens te staan komen. Ik ben volstrekt niet tegen de schiet
baan; integendeel ik geloof, dat zij noodig is voor het garnizoen en de
schutterij. Maar ik geloof tevens, in de eerste plaats, dat het eene zaak
van landsbelang is, die door den staat bekostigd moet worden en niet door
de staden ten anderen acht ik het vooral wenschelijk dat de staat de
schietbaan blijft bekostigen, omdat de voorschriften betreffende de inrig-
ting of verandering daarin door het gouvernement worden gegeventerwijl
nu de gemeente de kosten van gedurige verandering zou moeten dragen.
De gemeente heeft gedaan wat van haar verlangd is. Zij heelt eene schiet
baan laten maken geheel overeenkomstig de voorschriften. Ik zou er echter
toe kunnen komen om nog aan de uitgaaf, die nu voorgesteld wordtmijne
stem te gevenmits de gemeente dan ook geheel van de schietbaan af zij
ik zou haar zelfs dan aan het rijk cadeau willen geven. Wat nu wordt voor
gesteld, daaraan kan ik mijne stem niet geven.
De Voorzitter. Ik moet toestemmendat de zaak geheel uit de hand
is gevallenen dat er een ongeluk gebeurd iswat niemand had verwacht.
Wij hebben de oorzaak niet kunnen opsporen evenmin de militaire autoriteit.
Het laat zich evenwel aanzien dat door de aan te brengen verbetering zul
ke afwijkingen van kogels niet meer zullen plaats hebben. Niemand ter
wereld echter kan met zekerheid zulks bepalen. Ter voorkoming daarvan is
het noodig geoordeeld den kogelvanger te verbreeden, en de schelpenwaar
mede de vloer bedekt was, door tuinaarde te doen vervangen. Is die ver
andering tot stand gebragt, dan kan ik mij niet voorstellen dat de schiet
baan andermaal eene verandering zou moeten ondergaanof weldat de
plaats zelve door het Hooge Bestuur als ongeschikt zou worden afgekeurd.
In dat geval zouden wij ons met alle regt tot dat bestuur kunnen rigten om
schadevergoeding. Overigens meen ik, dat in het vervolg het onderhoud
van zulk eene schietbaan van weinig aanbelang zal zijn. De geachte presi
dent der Commissie van Fabricage zal zeker bereid zijn hieromtrent nadere
inlichtingen te verstrekken.
De heer Hubrecht. Ik kan geheel bevestigen hetgeen door u, mijnheer
de Voorzitter, is medegedeeld. De schietbaan is geheel aangelegd overeen
komstig het voorschrift en de teekening ons van wege het ministerie ver
strekt, en dit is ook bij de opneming door den Luitenant-Kolonel Directeur
der normaal schietschoolvan wege den Minister van Oorlog daarmede be
last, volmondig erkend. Hoe nu de kogel zoo verre buiten de baan is ge
raakt, is en blijft een raadsel; men kan naar de oorzaak gissen, maar
zeker is zulks niet te bepalen. De voornoemde Luitenant-Kolonel deelde
ons bij de inspectie mede, dat reeds vele schietbanen onder zijn toezigt,
geheel op dezelfde wijze als deze, waren aangelegd, zonder dat immer een
kogel buiten de baan was geraakt. De voorgestelde uitbreiding van den
kogelvanger, door den Minister later aangegeven, en na inzage der teeke
ning goedgekeurdzal de veiligheid echterzoo mogelijk, nog beter verzekeren.
De heer de Fremerï. Ik moet nog doen opmerkendat de regering
in het vorige jaar bij eene wet op de schutterij heeft voorgedragen om,
waar behoefte is aan schietbanen, die voor rekening van het rijk te doen
aanleggen. Maar de wetgevende magt heeft die meening niet gedeeld en
beeft de betrekkelijke wet afgekeurd. En nu geloof ikdat de regering
niet wel een last meer op zich kan nemenwaarmede de wetgevende magt
zich niet vereenigd heeft. Daarbij komt, dat de gemeente toch ook bij de
zaak belang heeft voor de oefeningen der schutterij en der scherpschutters-
vereenigingendie van de schietbaan gebruik wenschen te maken. Ik zie
dus geene afdoende reden om, met het oog op deze belangen, bezwaar te
maken in de voorgestelde uitgave, die ik niet zoo geheel kan afscheiden van
het belang der gemeente.
De heer Scheltema. Ik wil maar, dat wij gewaarborgd zijn, dat een
soortgelijk geval, als zich nu heeft voorgedaan, aan de gemeente niet weer
eene uitgaat van ƒ800 zal berokkenen. Daarom wenschte ik liever, dat het
gouvernement de schietbaan in het vervolg op zich nam en de gemeente
van blijvende kosten ontheven wierd.
De Voorzitter. Ik geloof dat het bezwaar zou ontmoetendat het rijk
de schietbaan overnam. Maar verlangt de Raad dat het beproefd worde,
dan wil ik daartoe bet voorstel in stemming brengen. In de vergadering
van Burgemeester en Wethouders is mede ter sprake gebragt, of niet het
Dep. van oorlog deze meerdere kosten zou behooren te betalen, daar de
schietbaan <*eheel volgens de voorschriften van dat departement is daarge-
steld raaar^ wij zijn van oordeel dat dit een vruchteloos pogen zou zijn en
met den heer de Fremery ben ik het eens dat de regering in de tegen
woordige omstandigheden tot de overname wel niet gezind zal worden be-
vondennadat de wet op de schutterijen is verworpen.
De heer Tollens. Ik zou met den heer Scheltema bet wenschelijk ach
ten dat de schietbaan door het Rijk wierd overgenomennadat zij nu
volgens het hernieuwd en goedgekeurd plan zou zijn in orde gebragt; want
er bestaat geen de minste waarborg, dat een dergelijk geval als het nu
gebeurde zich niet andermaal zal voordoen. Ik vrees dat, wanneer de tel
kens verlangde verbeteringen of wijzigingen ook telkens voor rekening van
de gemeente kwamen, wanneer er verkeerd geschoten werd, al die verkeerde
schotenop den duur, onze kas zeer zouden benadeelen.
De Voorzitter. Ik zou in ieder geval in overweging geven de zaak
niet op te houden, daar de wijziging toch moet plaats hebben.
De beer van Hf.ukelom. Ik ben eveneens omtrent deze zaak gestemd
als de heer Scheltema. Maar ik zou voorstellen die ^800 niet te geven en
niets te doen. Er is niemand ter wereld, die de verzekering kan geven,
dat er niet weder een kogel uit de baan zal geschoten worden. Het was
vroeger mathematisch zeker, dat er geene ongelukken zouden gebeuren, en
het is toch gebeurd. Dus wie waarborgt onsdat het niet welr zal gebeu
ren? Ik ben van het begin af aan van meening geweest, dat het een
rijksbelang betrof.
De Voorzitter. De baan was door de militaire autoriteiten opgenomen.
Zij is van alle kanten bezienook aan de zijde der plaats waar de kogel is
afgedwaalden nu heeft men gemeenddat door meer aarde aan den kogel
vanger aan te brengen het best in het bezwaar zou worden voorzien.
De heer Hubrecht. Ik moet den heer van Heukelom zeggen dat het
bijna ondenkbaar is, dat hetzelfde zich weder zoude kunnen voordoen. Ik
voor mij beschouw de schietbaanzoo als zij nu is aangfelegdmits onder
toezigten de noodige voorzorgengeheel veiligmaar ik vrees dat de
burgemeester van Leyderdorpin wiens gemeente de schietbaan is gelegen,
geen vergunning zal geven de baan verder te gebruikentenzij de wijzi
gingen, door den Minister nader opgegeven, eerst worden aangebragt.
De heer Krantz. Ik ondersteun het denkbeeld van den heer van Heu
kelom om de schietbaan te gebruiken zoo als die thans is. Het is nog
niet' gebleken dat de burgemeester van Leyderdorp ongenegen is om het
verder gebruik van de baan te vergunnen.
De Voorzitter. De burgemeester van Leyderdorp heeft er bepaald op
gewezendat er geen verder gebruik van de baan zou mogen worden ge
maakt, wanneer er niet in dergelijke ongevallen voorzien wierd. Ik heb
daarop de toezegging gedaandat daaromtrent een onderzoek zou worden
ingesteld. Wenscht nu iemand een bepaald voorstel te doen om de schiet
baan aan het rijk over te doen?
De heer Scheltema. Ik was niet voornemens een bepaald voorstel te
doen, maar wenschte slechts de motieven op te geven, waarom ik tegen de
voordragt ben. Wanneer de regering genegen mogt zijn om de schietbaan
over te nemendan zou ik er in kunnen toestemmen om die f 800 nog
aan de schietbaan te bestedenten einde haar in goeden en voldoenden staat
over te geven. Ik ben nu bevreesd dat in het vervolg menig verkeerd
schot veel geld aan de gemeente kan kosten.
De Voorzitter. Dus gij maakt er dan een bepaald voorstel van?
De heer Scheltema. Wanneer men het verlangt, dan ben ik er bereid
toe, en zou dan voorstellen dat de stad de baan nu weder in orde maakt,
mits de hooge regering haar verder voor hare rekening neemt.
De Voorzitter. Dan zouden wij zoo lang moeten wachtentot dat wij
de bereidverklaring van de regering haddeneer de baan in orde kon wor
den gemaakt. En daar zou ik bepaald tegen zijn.
De heer van Heukelom. Ik zou willen weten of mijne zienswijze geene
verdere strekking heeft: of namelijk al of niet die ƒ800 zullen worden ver
strekt? Wordt er gedecideerd neen, dan vervalt alles; doch is het ja, dan
kan het voorstel van den heer Scheltema in aanmerking komen.
De Voorzitter. Daarom had ik ook gevraagd, of iemand een bepaald
voorstel wenschte te doen.
De heer de Fremery. Men behoeft eigenlijk geen nieuw voorstel te
doen, daar het beginsel zal worden vastgesteld als de voordragt van Burge
meester en Wethouders in stemming zal worden gebragt.
In hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt de voordragt aangenomen
met 13 tegen 4 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren Goudsmit, Meerburg, van Heukelom
en Scheltema.
De Voorzitter. Dus nu de Raad heeft uitgemaakt, dat de schietbaan
door de gemeente zal hersteld worden, zou ik den heer Scheltema verzoe
ken op te geven, welk voorstel hij nu zou wenschen te doen.
De heer Scheltema. Nu de voordragt van Burgemeester en Wethouders
is aangenomen, zoo vervalt, meen ik, elk voorstel als van zelf. Mijn
voornemen was ook niet iets voor te stellen. Ik heb alleen mijne stem
tegen de voordragt willen motiveren.
IH. Suppletoire staat van begrooting van het Werkhuis, over 1867.
De Commissie van Financiën stelt voor dezen suppletoiren staat goed te
keuren.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Voordragt omtrent de schooluren aan de openbare school voor meer
uitgebreid lager onderwijs l5tc klasse voor jongens.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
«Toen bij uw besluit van den 28 December jl.op het verzoek van
eenige ingezetenen dezer gemeente, besloten werd de namiddagschooltijden,
des Woensdags en des Zaturdagsop de openbare school voor meer uitge
breid lager onderwijs der le klasse voor jongens af te schaffenbleek het
evenwel al spoedig dat, mogten die uren aan de ouders minder geschikt
voorgekomen zijnhet geenszins in hunne bedoeling gelegen had het op
de school te geven onderwijs te beperkenmaar dat zij wenschten dat daar
voor andere uren mogten aangegeven worden.
Herhaaldelijk werden hieromtrent door ons rapporten ingewonnen, met
het doel om, zoo veel zulks mogelijk, op dit punt de verschillende uiteen-
loopende zienswijzen te vereenigendoch vruchteloos.
Wij zijn dientengevolge te rade gewordenzonder bepaald aan te wijzen
welke lessen in de nieuwe te bepalen uren zullen gegeven worden want
bier schijnt de moeijelijkheid gelegen te zijn u voor te dragen, gelijk wij
de eer hebben bij deze, de schooltijden op Woensdag en Zaturdag te be
palen van des morgens 9 tot 1 uur, behoudens nadere regeling bij rooster
van het onderwijs, en dit wel voor de drie hoogste klassen."
De Voorzitter. Er staat: «behoudens nadere regeling volgens den roos
ter", en dat ziet op den Zaturdag en den Woensdag, daar die schooltijd
anders wel wat lang zou zijn. Het is daarom dat wij in den rooster eene
verandering wenschten te maken, in dien zin, dat het onderwijs zou worden
afgewisseld door dat in het teekenen en de gymnastiek.
De heer van Heukelom. Het voorstel is eene geheele terzijdestelling
van de meening der schoolcommissie. Zij meent, dat het teekenen en de
gymnastiek te belangrijke vakken zijn om de jongens daarmede in stop-uren
bezig te houden. Men zal nu de schooluren aanvullen, onverschillig of er