HANDira TAR DER 6HEERTERAAD TAR LEYDER. Le/D&Jê Zitting van Donderdag 9 Januarij 1968, geopend des namiddags ten 1 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, du Rieu, Buys, Rutgers, Hubrecht, Hoog, Tollens, de Moen, de Fremery, Goudsmit, Meerburg, van Wen sen, Krantz, Driessenvan Outerenvan HeukelomCock, Scheltema, Tieleman, Kneppelhout van Sterkenburg, van Kaathoven, Hartevelt en van den Brandeler. De Vooezitter. Met een gevoel van dankbaarheid jegens den Aller hoogste, rigt ik thans voor het eerst in den nieuw begonnen jaarkring het woord tot u, Mijne Heeren. Betreuren wij het gemis van een onzer medeleden, die, hoewel de oudste in jaren, toch niet de minst ijverige en krachtige kou geacht wordenen wiens nagedachtenis bij ons in eere zal blijven, hoezeer verheug ik mij dat ik u, mijne medeleden, een hartelijk welkom kan toeroepen en mijne beste wenschen voor uw welzijn en voor dat uwer u dierbare geziunen mag toebrengen. Wanneer wij het oog slaan op het afgeloopen jaar, dan zult gij, Mijne Heeren, met mij bekennen dat het onze gemeente niet aan ruime zegenin gen van verschillenden aard ontbroken heeft. In tegenoverstelling van het jaar 1866, kenmerkte het zich door meer dan voldoenden gezondheidstoestand. Van de ziekte, die in het voorafgaande jaar aan Leydens burgers zulke diepe wonden sloegbleven wij genadig verschoonden zulks niettegen staande zij in zoo vele gemeenten van ons vaderland menig slagtoffer eischte. De veeziekte hield, dank zij de krachtige maatregelen van het hooger bestuur, onder Gods zegen op onze stallen te teisteren en den nationalen rijkdom te bedreigenzoodat dan ook de verbodsbepaling betreffende het houden der rundveemarkten kon worden opgeheven en die bron van wel vaart voor onze gemeente weder kon vloeijen. Van bijzondere onheilen bleef onze stad bevrijd; enkele branden hadden plaatsdoch mogten gelukkig geene groote uitbreiding erlangen. Verbeteringen en verfraaijingenin- en aan verschillende zijden der stad aangebragt, mogten haar uiterlijk aanzien doen verhoogen. De ontbinding der in 1853 door deze gemeente met den staat aangegane overeenkomst in zake het Nosocomium Academicum, werd op den 6e» Julij des vorigen jaars bij wet bekrachtigd, waarbij tevens eene nieuw gesloten overeenkomst, betreffende het stichten van een Academisch ziekenhuis, werd goedgekeurd eene gebeurtenis, Mijne Heeren, die niet alleen niet weinig zal toebrengen om het aanzien van onze roemrijke Academiestad te ver hoogen maar ook het vooruitzigt opent op eene instelling voor de medi sche faculteit, waarbij haar ruimschoots, naar wij hopen, gelegenheid zal worden gegeven om aan deze hoogeschool meer practische mannen te vormen. Handel en nijverheid bloeiden ook dit jaar, hoewel de staatkundige ge beurtenissen in Europa niet zonder invloed bleventerwijl ook de fabrieken over hel algemeende tijdsomstandigheden in aanmerking genomenin gunstigen staat verkeerden. In de vermeerdering van het garnizoen mag deze gemeente eene ver meerdering van welvaart niet onopgemerkt laten. De invordering der gemeente-belastingen geschiedt geregeld, zelfs zonder aanwenden van dwangmiddelenzoodat men niet mag voorbijzien dat in dat opzigt de burgerijniettegenstaande zij door omstandigheden buiten ons werd vertraagd, bijzonder medewerkte. Zetten wij dus onzen gewigtigen arbeidMijne Heerenwelgemoed voort. Laat het mij ook dit jaar niet ontbreken aan uwe welwillende medewer king, die ik zoo zeer behoef en waarop ik zoo grooten prijs stel, en moge het Opperwezen onze gezamenlijke pogingen tot welzijn van deze aanzien lijke gemeente en tot heil van de daarin gevestigde hoogeschool doen strekken. De heer Stoffels. Het zij mij namens de vergadering vergund, mijn heer de Voorzitteru wederkeerig een woord van welwillendheid toe te spreken. Hebt gij voor ons goede wenschen voor de toekomst, ik ver trouw dat alle leden onzer vergadering gelijke voor u koesteren. De taak u als Burgemeester opgelegd, werd door u tot hedeu met ijver en naauw- gezetheid vervuld. U toe te roepen: ga op den ingeslagen weg voortzal wel overbodig zijn. 't Worde u gegeven met lust en kracht uwe soms wel moeijelijke taak voortdurend naar waarde te kunnen vervullen. Reken op medewerking en ondersteuning onzer vergadering; laat ons wederkeerig, bij onze beraadslagingen, tot nut der gemeente werkzaam zijn. Op u en de uwen rusten de beste zegeningen des Hemels; zoo ga het u en de uwen in de toekomst wel. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 28 December 1867 worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Verslag van bezoeken op 30 December des vorigen jaars in het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis. Dit verslag luidt als volgt: »Op heden den 30en December 1867 hebben wij Dr. W. C. van den Brandeler, Burgemeester, en H. P. C. Stoffels, Wethouder, naar aanleiding1 van art. 179, litt. a, der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), bezocht: 1°. Het Evangelisch Luthersch wees- en oudeliedenhuis, waar wij door eene commissie uit Heeren Regenten beleefdelijk werden ontvangen, in de Zalen van het gebouw werden rondgeleid en een en ander, zoowel slaap plaatsen als beddengoed en andere daar aanwezig zijnde voorwerpen, in den meest voldoenden staat hebben aangetroffen. Acht jongens en veertien meis- 1868. jes zijn als weezen, en negen mannen en veertien vrouwen als oude lieden opgenomen. Allen gaven ons de ondubbelzinnigste blijken van tevredenheid over hunne verpleging in dat gestichtzoo wat betreft voeding als minzame behandeling; van HH. Regenten ontvingen wij getuigenis van hun goed gedrag. Na onzen dank aan genoemde Regenten te hebben betuigd, ver lieten wij dat gesticht en begaven ons naar 2°. Het Oude mannen- en vrouwenhuis. Ook daar werden wij door eene commissie uit het bestuur dier inrigting op de meest heusche wijze ontvangen. Het gebouw is in zeer goeden staat en doelmatig ingerigt voor de verpleging van de zich daar bevindende 67 personen, zijnde 10 gehuwde paren, 23 weduwnaars en 24 weduwen, allen reeds hoog bejaard. Twee vrouwen trokken vooral onze bijzondere aandacht om haren meer dan hoogen leeftijd, de eene was 94, de andere 91 jaar; beiden waren nog gezondwelvarend en opgeruimd; tevredenheid, met dank baarheid gepaardwas hun aller getuigeniswaar trouwens ook goede rede nen voor bestaan: buitengewoon goede voeding, kleeding en nachtverzor ging is toch der oudelieden deel. Met tevredenheid verlieten ook wij deze inrigtingna aan heeren Bestuurderen onzen dank te hebben betuigd voor hunne bemoeijingen in deze. v. d. Brandeler. Stoffels." c. de Stads-bank van leening. Dit verslag luidt als volgt: »Op heden den 30""1 December 1867 hebben wij Dr. W. G. van den Brandeler, Burgemeester, en Mr. C. W. Hubreeht, Wethouder dezer ge meente, als daartoe door het collegie van dagelijksch bestuur uitgenoodigd ons begeven naar de stads bank van leening, ten einde aan het voorschrift van artikel 179, litt. u, der gemeentewet te voldoen. Door HH. Commissarissen ontvangen, hebben deze met de meeste bereid vaardigheid ons de boeken, registers en staten ter inzage verstrekt; bij on derzoek en onderlinge vergelijking is ons geblekendat het beheer met de meeste zorg en naauwkeurigheid wordt gevoerd. De gelden, die steeds onder bewaring van HH. Commissarissen werden gesteld, zijn op onze magtiging in den laatsten tijd overgebragt bij den gemeente-ontvanger, om daarover naar mate der behoefte te beschikken, en intusschen aldaar veiligheidshalve te worden bewaard, thans bedragende eene som van 20000terwijl de kas van den kassier beloopt 5459.6|2(. Volgens den maandstaat op 30 November 11. opgemaakt, waren alstoen aan beleende panden aanwezig 11267 zilveren, tot eene waarde van 71146.75, en 17192 wollen, tot eene waarde van 34651.50, zoodat in het geheel aanwezig waren 28459 panden, tot een beleend kapitaal van t 105798.25. Het hoogste zilveren pand was van 440 en het (ïoogste wollen pand van ƒ160. Sedert 30 November was het aantal der in de bank beleende panden verhoogd tot 29656, waarop een kapitaal van 109497.25 is voorgeschoten. De verhouding van het aantal panden die regtstreeks in de bank worden beleend en gelost, tot die, welke door tusschenkomst der inbrengsters wor den beleend en gelost, was voor het jaar 1866 aldus: Beleend: de bank 2038 panden, inbrengsters 72315 panden. Gelost: 1881 66351 Het beleend kapitaal was door inbrengsters ƒ203993.25 aan de bank f 36151. Blijkens een aan ons overgelegd proces-verbaal, door al de beambten onderteekend, heeft de jaarlijksche telling der panden op den len en 2tB October dezes jaars plaats gehad, en eene voldoende uitkomst opgeleverd. Verschillende nommers van op de registers als beleende en niet geloste panden ingeschreven zijn ons op onze aanvrage vertoondwaarvan de in houd met de bankbrieven is vergeleken en overeenkwam. De beambten gaven voortdurend stof tot tevredenheid en onderscheidden zjch door trouwe pligtsbetrachting. Voor de diensten die HH. Commissarissen bewijzen, in het toezigt en bestuur, werd door ons den welverdienden dank toegebragt. v. d. Brandeler. C. W. Hübrecht." Deze verslagen worden voor kennisgeving aangenomen. 2°. Eene dispositie van Gedeputeerde staten van Zuidholland, van 31 Dec. 1867, B. n°. 7350 (3e afd.), G. S. n°. 26, houdende goedkeuring van het suppletoir kohier der plaats, directe belasting, 1867. 3°. Eene gelijke dispositie van dezelfde dagteekening, B. n". 7321 (3' en le afd.), G. S. n°. 33, houdende dat het besluit van den 19en der vorige maandtot ondersteuning van het ontworpen plan omtrent den aanleg van eenen rij- of kunstweg door de gemeente Alkemade, sluitende aan den Zijl- dijk en in verbinding met den Haarlemmermeerpolder, geene goedkeuring dier vergadering vereischt, doch dat overigens daartegen geene bedenkin gen bestaan. 4°. Eene gelijke dispositie van gelijke dagteekening, B. n°. 7355 (3® afd.), G. S. n°. 40houdende verdaging der beslissing omtrent de begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1868. 5°. Eene gelijke dispositie van dezelfde dagteekeningB. n°. 7260 (4° en 3" afd.), G. S. n°. 41, waarbij de aan de gesubsidieerde instellingen van weldadigheid toegekende subsidiën over 1868 iu de gemeentebegrooting worden toegelaten. Al deze dispositiën worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1". Adres van commissarissen der Volksvoorlezingen van het departement Leyden der maatschappij tot Nut van 't Algemeenhoudende verzoek om eene toelage van ƒ100, ter vergoeding van kosten voor verlichting en verwarming der Gehoorzaal, bij het houden hunner voorlezingen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adresten fine van be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 1