eene eigene gymnastiekschool inrigtte, dit zeer zeker voor minder kosten zoude kunnen geschieden dan de nu gevraagde som. De heer van Heokelom. Het doet mij leed dat ik in deze quaestie de zienswijze van den heer du Rieu niet kan deelen. Hij heeft, naar mijn oordeel, te uitsluitend het oog gehad op de financiële zijde der zaak. Ik meen dat bij de beantwoording der vraagof de gemeente de gymnastiekschool van den heer Kneppelhout zal overnemenin de eerste plaats moet gelet worden op het belang van het onderwijs, en dan geloof ik dat dit laatste door die overname geenszins zou gebaat worden. Zoo als het onderwijs in de gymnastiek aan onze scholen thans geregeld is, heeft dit niets te bedui den, en is, door het voortdurend heen en weder loopen der kinderen tus- schen de scholen en de gymnastiekschool, niets anders dan een element van wanorde bij het onderwijs. Ik beroep mij ten dezen op het getuigenis van alle hoofdonderwijzers en onderwijzeressendie mij eenparig verklaard heb ben te wenschen dat aan deze wijze van het genieten van gymnastiek-onder- wijs door hunne leerlingen een einde kwam. Wordt nu het aangeboden lokaal overgenomenzoo valt er niet aan te twijfelen of alles zal bij het oude blijven en wel voor altijd. Het gymnastiek-onderwijs moet aan de schoollokalen zelve gegeven wordenonder toezigt van de hoofdonderwijzers door bevoegde hulponderwijzers, en moeten daarvoor bij die scholen de noodige inrigtingen gemaakt worden. Ik weet wel dat men er dan niet over denken kanover zulke weelderige inrigtingen als de tegenwoordige gymnastiekschool met zijne vele en keurige toestellen te kunnen beschikken, maar dat is ook mijns inziens niet noodig, het onderwijs moet dan ook geheel anders ingerigt worden dan thans. Doch ik zal daarover nu niet verder uitweidenalleen wil nog eens herhalen dat de zaakzooals zij thans is geregeld, verkeerd en nietsbeteekenend is, en daarenboven schadelijk voor het onderwijs in het algemeenen dat ik daarom het overnemen der gymnastiekschool afraad. De heer Hoog. Ik vereenig mij met hen die meenen dat het niet wen- schelijk is de school over te nemenvooral voor een zoo exorbitanten prijs. De heer Kneppelhout wil toch het lokaal overdoen voor de som, die hij er voor uitgegeven heeft in aankoop en verbouwing. Maar ik wenschte een woord te spreken over het laatste gedeelte van het advies van Burgemees ter en Wethouders, in antwoord op het laatste gedeelte van den brief van den heer Lezwyn. De heer Lezwynwiens voorstel nu zou gevolgd worden vraagt, of er geene gelegenheid zou zijn de onderwijzers, die de jongelie den begeleiden, te gebruiken als onderwijzers in de gymnastiek, onder de leiding van den heer Martin; en, indien dat niet kon, is de vraag, of het onderwijs dan niet meer geld zou vereischen omdat de heer Martin daar niet in kan voorzien en dus hulp zou behoeven. Nu zie ik in het advies van Burgemeester en Wethoudersdat men trachten zou daaraan te vol doen". Dit heeft mijne aandacht getroffen. Ik zou dus willen weten, of men daaronder wil hebben verstaandat die hulponderwijzers zouden wor den gepromoveerd tot onderwijzers in de gymnastiek. Kan en mag dit? De Voorzitter. Op de scholen van de heeren Japikse en van Wijk zijDzoo ik meenhulponderwijzersdie examen hebben afgelegd in de gymnastiek. De heer Hoog. Als het kan, zal het zeker kosten voorkomen. Het heeft mij anders bevreemd, dat men de begeleiders der jongelieden zou promoveren tot onderwijzers in de gymnastiek. Maar als zij daartoe de geschiktheid bezittenkan ik er mij wel mede vereenigenmits dit eene bij te voegen voorwaarde worde: b. v. «in zooverre zij (laartoe bevoegd zijn." De Voorzitter. Het spreekt van zelf, dat, als zij geen examen er voor afgelegd hebben, die onderwijzers geen onderwijs in de gymnastiek mogen geven. De heer Hoog. Ik heb ook gezegdvoor zoover zij daartoe de geschikt heid hebben en bevoegd zijn. De heer van Odteren. Ik vereenig mij geheel met hetgeen door den heer Hoog is in het midden gebragt, maar ik moet er bijvoegen dat in den brief van den heer Lezwyn wordt gesproken niet alleen van hulponder wijzers, maar ook van kweekelingendie met het onderwijs in de gym nastiek zouden worden belast. Het is de vraag, of dat ouderwijs, waaraan toch altijd eenig gevaar voor ongelukken verbonden is, wel aan kweekelin gen mag worden toevertrouwd. Het voorstel of plan daartoe komt voor in het laatste gedeelte van den brief van den heer Lezwyn. Door het voorgelezen gedeelte van dien brief wordt dit bevestigd. De heer van Outeren. Gelijk ik zeide, strekt het voorstel om het onderwijs in de gymnastiek op te dragen zoowel aan de hulponderwijzers als aan de kweekelingen. Ik vind dat niet goed. De heer Tollens. Die kweekelingen zijn toch van zelve uitgesloten, wanneer zij het radicaal missen om onderwijs te geven. De Voorzitter. Juist; en ik geloof ook, dat niet één kweekeling een examen heeft afgelegd. De heer Hoog. Indien dan ook de bijvoeging wierd opgenomen: «voor zoover zij daartoe geregtigd zijn", zou alle zwarigheid zijn afgesneden, en is het zoo even door den heer van Outeren aangevoerde omtrent kweeke lingen daarmede ook gedekt. Niemand toch kan dan tot het geven van dit gymnastiek-onderwijs mede werkzaam zijndie daartoe niet geregtigd is. De Voorzitter. Ik neem dat voorstel gaarne over. De heer Krantz. Ik moet doen opmerken dat de heer Kneppelhout in zijne missive te kennen geeft, dat de prijs, dien hij verlangt, minder is dan het gebouw hem heeft gekost. Ik achtte het noodig dit wel te releveren. Het voorstel van Burgemeester en Wethoudersalsnu in hoofdelijke om- vrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 17 tegen 2 stemmen. Tegende heeren van Heukelom en du Kieuhebbende de heer Knep pelhout van Sterkenburg zich ten deze buiten stemming gehouden. VI. Voordragt tot vaststelling van het maximum van den onderstand voor 1868. De Commissie van Financiën raadt het hieromtrent overgelegd raadsbe sluit vast te stellen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Adressen om tegemoetkoming in de kosten hunner kleeding bij de schutterijvan a. P. G. Schmitz. Burgemeester en Wethouders stellen voor op des adressants verzoek gun stig te beschikkenen met wijziging in zooverre der resolutie van 9 No vember jl.te besluiten hem voor drie vierde gedeelten in zijne kleeding- kosten bij de schutterij tegemoet te komen. b. J. J. Iloltz. Burgemeester en Wethouders raden den adressant, met wijziging in zoo verre van het besluit van 9 November dezes jaarsvoor het geheel in de kosten zijner kleeding bij de schutterij uit de gemeentekas tegemoet te komen. Beide conclusiën worden op gelijke wijze aangenomen. VIII. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting, van: a. P. Cordua. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën stellen voor de gevraagde ontheffing te verleenen voor acht maandentot een be drag van 16.93. b. G. P. ten Sande, voor wijlen den heer M. G. ten Sande. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden de bij het adres voorgestelde som van 13.44 te restitueren. Beide eonclusiën worden op gelijke wijze aangenomen. IX. Staat van afschrijving en toevoeging op de begrooting voor 1867 van de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt dien goed te keuren. Wordt op gelijke wijze aangenomen. X. Begrootingen voor 1868van a. het Koorasch-Katliolijk Armbestuur. De Commissie van Financiën stelt voor, deze begrooting goed te keuren in ontvangst en uitgaaf op ƒ9869, en alzoo sluitende quite. b. Vrouwen Kraammoeders. De Commissie van Financiën stelt voor, deze begrooting goed te keuren in ontvangst ad /"3210.07y en in uitgaaf ad ƒ2077.05 sluitende alzoo met een goed slot van ƒ1 133.02. c. het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. De Commissie van Financiën stelt voor, deze begrooting goed te keuren in ontvangst op ƒ14793.42 en in uitgaaf op ƒ14793, alzoo opleverende een goed slot van ƒ0.42. d. de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen en de Gemeente-apotheek. De Commissie van Financiën stelt voordeze begrooting goed te keureu die van de Gemeente-apotheek in ontvangst ad ƒ5320, in uitgaaf ad ƒ5260, gevende een goed slot van ƒ60, en die van de Vereenigde gast- en leproos huizen in ontvangst ad ƒ12747.77 in uitgaaf ad 12592.50, gevende een goed slot van ƒ155.27. Deze conclusiën worden op gelijke wijze aangenomen. De heer van der Hoeven. Ik heb, mijnheer de Voorzitter, na de voorlezing der notulen verzuimd het woord te verzoeken voor eene met de in behandeling komende onderwerpen niet in betrekking zijnde zaak. Indien mij het woord nu nog mogt worden verleend, zou het mij aangenaam zijn. De Voorzitter verleent hierop het woord aan den heer van der Hoeven. De heer van der Hoeven. Wat ik zeggen wilde, was eenvoudig eene vraag om inlichting. Wij hebben in het begin van dit jaar goedgevonden, en het heeft zijne uitvoering verkregen, hier eene schietbaan op te rigten. Die schietbaan is opgerigt. Maar nu lees ik in den Studenten-almanak (de heer Cock heeft onlangs gesproken van een blaadje, dat hij aaanhaalde, maar waarvan hij niet wist of hij het als eene autoriteit durfde aanmerken, en ik weet niet, in hoever de Studenten-almanak als autoriteit mag worden beschouwd) nu lees ik in den Studenten-almanakdat die schietbaan niet beantwoordt aan het doel en dat daaromtrent een onderzoek is ingesteld waarvan de uitslag nog niet bekend is. Ik weet dat niet; maar ik weet wel, dat er volstrekt geen gebruik van de schietbaan gemaakt wordt. Nu zou ik het toch wenschelijk achtendat over deze zaak eenig licht werd ver spreid, en het zou mij alzoo aangenaam zijn te vernemen, wat daarvan is. De Voorzitter. Er is eene commissie benoemd, die omtrent deze zaak een rapport heeft uitgebragt. Dat rapport was in strijd met de meening van de Commissie van Fabricage. Wij hebben toen geoordeeld de zaak aan den Minister van Oorlog te moeten onderwerpen. Bij dat departement is zij thans aanhangig, en wij hebben aan den minister een brief geschre ven, houdende, dat wij er prijs op stellen, dat de zaak spoedig afgedaan wierd. De heer van der Hoeven. Ik dank u voor deze inlichting, mijnheer de Voorzitter. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 3