X. Adres van J. Palm om tegemoetkoming in de kosten zijner kleeding bij de dienstdoende schutterij. Burgemeester en Wethouders raden bij hun rapport des adressants ver zoek voor geene gunstige beschikking vatbaar te achten en te wijzen van de hand. Wordt op gelijke wijze aangenomen. XI. Missive van den garnizoenskommandant, betreffende de wijze van in-gebruik-geving der lokalen achter de stads-gehoorzaal aan het Rijk. Burgemeester en Wethouders stellen voor, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, in het raadsbesluit van den 10<m der vorige maand geene verandering te brengenvermits het hier toch alleen betreft een verschil van vorm, terwijl het wezen der zaak, het kosteloos gebruik der bedoelde lokalen geheel hetzelfde blijftwanneer in het huurcontract de voorwaarden worden opgenomenbij genoemd raadsbesluit vermeld. Wordt op gelijke wijze aangenomen. XII. Nader voorstel tot den verkoop van boomen op de Vischmarkt. Burgemeester en Wethouders stellen voor terug te komen op het besluit van den 9en dezer maand en alsnog tot den openbaren verkoop van een viertal boomen aan de waterzijde van de Vischmarkt te besluiten. Wordt op gelijke wijze aangenomen. XIII. Adres van Commissarissen voor de Volksvoorlezingen van het de partement Leyden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen om het koste loos gebruik van de stads-gehoorzaalmet eene toelage voor verwarming en verlichting. Burgemeester en Wethouders berigten daarop dat zij niet de minste be denking hebben tegen het eerste gedeelte van het verzoek, zoodat zij ra den het kosteloos gebruik van de stads-gehoorzaal tot het beoogde doel toe te staan. Maar zij hebben groot bezwaar tegen het tweede gedeelte van het verzoekwat betreft het beschikbaar stellen eener som tot goedmaking der kosten van vuur en licht. Hoe nuttig en heilzaam die bijeenkomsten voor het volk mogen zijn, kunnen zij toch geene termen vinden om te dien einde, behalve het gratis-gebruik der zaal, ook nog eene toelage uit de gemeentekas teverleenen, en zulks te minder, daar die voorlezingen uit gaan van de maatschappij tot Nut van :t Algemeen, zoodat Commissarissen, bij behoefte aan geldelijke ondersteuning, zich ter verkrijging daarvan tot het afdeelingsbestuurof bijaldien dit daarin zwarigheid maaktzelfs tot het hoofdbestuur kunnen wenden. Zij zien zich mitsdien verpligt op dat ge deelte van het verzoek afwijzend te raden. De heer Tollens. Ik zou wel wenschen, dat ook het tweede gedeelte van dit verzoek wierd toegestaan. Ik geloof dat de grond, waarop het be toog van Burgemeester en Wethouders rust, niet geheel juist is, en ver meen vrij zeker te weten dat noch het bestuur van het Leydsche departe ment, noch ook het hoofdbestuur der maatschappij tot Nut van't Algemeen voor soortgelijke zaken als de gevraagde, beschikbare gelden heeft. Nu die volksvoorlezingen wel kunnen gezegd worden in verband te staan tot volks opvoeding, waarop ik zeer hoogen prijs stel, komt het mij allezius wen- schelijk voor ook dat tweede gedeelte van het verzoek in te willigen. Er wordt voor het onderwijs in het algemeen zooveel gedaandat men voor dat gedeelte der bevolking onzer gemeente, waarvoor die voorlezingen moe ten strekken, ook wel wat over mag hebben. Die voorlezingen kunnen niet anders bijdragen dan tot verspreiding van kennis en bevordering van een geest van orde en beschaving. Men geeft 1500 ten behoeve van den schouwburg, ook uit het oogpunt van beschaving. Ik wil er geene beden king meer tegen maken, vermits dat nu een fait accompli is; maar ik zou dan ook om dezelfde reden niet willen hebben opgezien tegen de kleine bijdrage, die ons nu gevraagd wordt. De heer Meerburg. Ik kan mij met het rapport van Burgemeester en Wethouders niet vereenigen. Ik zoude het tegenovergestelde beter achten, namelijk geen kosteloos gebruik van de stads-gehoorzaal, maar eene toelage uit de gemeentekas. Is en blijven het volksvoorlezingen, dat is, lezingen voor het volkdeze behooren tot den werkkring der maatschappij tot Nut van 't Algemeen en kunnen plaats hebben in het gebouwwaar ruimte ge noeg is; de stads-gehoorzaal is daarvoor niet ingerigt. Ik deel de meening van den heer Tollens, dat het goed is volksopvoeding en onderwijs in de hand te werken en geloof dat eene toelagewelke gevraagd wordtniet zoo aanzienlijk is om daartegen bezwaar t,e hebben, eene toelage, welke ik op f 200 wenschte voor te stellen. De heer du Rieu. Ik heb gezien in de stukkendat men de gehoorzaal ten gebruike heeft gevraagd voor eene bijeenkomst van het volk. Ik gun dat wel aan het volk; maar ik geloof dat die bijeenkomst ook zeer goed zou kunnen plaats hebben in het lokaal van het Nut. Het is alleen eene zaak van geld. Als Commissarissen de zaak willen, dan kunnen zij, om hun doel te bereikenhun lokaal vergrooten door schotten weg te nemen wanneer het blijkt dat de zaal, die nu gebruikt wordt, niet toereikend is. En nu vragen zij de gehoorzaal ten gebruike voor niet. Ik kan mij daar mede moeijelijk vereenigen. Ons lokaal is voorzien van nieuwe meubelen en strekt voor bijeenkomsten van de aanzienlijke klasse. En om het nu af te staan aan het volkacht ik niet wenschelijk. Ik acht in het lokaal van het Nut eène voldoende ruimte aanwezig. De heer van der Hoeven. Ik zou het gevoelen van den heer du Rieu o-eheel kunnen deelen, indien werkelijk het gebouw van het Nut voor die volksvoorlezingen zoo geschikt was. Maar dat is niet het geval. De gewone vergaderzaal is voor deze volksvoorlezingen gebleken niet ruim genoeg te zijn. Nu kan men wel in het departements-gebouw een ruimer lokaal be komen met opruiming van de meubelen van het lokaal der bewaarschool en bet wegnemen van de houten afscheidingen, en men doet dit enkele malen, wanneer een spreker bij het departement der maatschappij zal op treden bij wien men een groot aantal toehoorders verwachtmaar het weg nemen' der wanden kan niet op eens plaats hebben, en daartoe moet tijd bevonden worden ten koste van de bewaarschool, die dan gesloten wordt. Het is niet wenschelijk, dat dit zoo dikwerf plaats hebbe. Wat nu de stads-gehoorzaal betreft, ik weet niet of daar in den laatsten tijd nieuw ameublement is aangekocht. Wat ik er gekend heb, zijn zeer eenvoudige, met matten bedekte stoelen, aan welke niet veel te bederven valt. Zijn er andere meubelen, dan kunnen die, vóór den tijd dat de volksvoorlezingen worden gehouden, uit de zaal verwijderd worden. En bovendien verbinden zich de requestranten dat zij de schade, die er mogt ontstaan zijn zullen vergoeden. l)it heeft bij mij alzoo geene zwarigheid, en ik zou adviseren om° het kosteloos gebruik der stads-gehoorzaal toe te staan voor het doel waartoe men dat nu verlangt. Minder gunstig zou ik denken omtrent het andere puntde toekenning eener som voor licht en voor verwarming. Voor de volksvoorlezingen wordt betaald, niet wel steeds door degenen, die ze bijwonen, maar door anderen, die eenige toegangskaartjes nemen, om die aan anderen weg te geven. Men zou den prijs kunnen verhoogen. Ik ge loof niet, dat de gemeente hier uit hare gelden eene bijdrage kan bijvoegen. De heer Hartevelt. Zeer gestemd voor de inwilliging van beide ver zoekenhoop ik dat de Raad en de gehoorzaal gratis ten gebruike zal afstaan, en het gevraagde subsidie voor verwarming en verlichting zal ver- leenen. Van eene achtenswaardige zijde heb ik hooren verzekerendat 100 voor het tweede verzoek voldoende zoude zijn. Voor de volksvoorle zingen mogen wij, mijns inziens, deze kleine jaarlijksche bijdrage wel toe staan, als men die beschouwt uit het oogpunt van volksonderwijs, en dit is het toch werkelijk; zij zijn daar, om beschaving en verlichting onder de volksklasse te verspreiden, en dat de volksklasse gretig van de lessen gebruik maakt, getuigt de zeer talrijke opkomst, Moet het gemeentebestuur van Leyden daartoe niet medewerkeneen bestuurdat toont zoo veel voor het onderwijs over te hebben? Het middel om aan meerder geld te ko men door ons geacht medelid van der Hoeven aangegevenzoude weinig gunstige resultaten opleveren. Stel den prijs der kaartjes zoo veel duurder, en er zullen er zoo veel minder genomen wordenwat men aan de eene zijde wint, zal men aan de andere verliezen. En wat betreft de rijke maatschappij tot Nut van 't Algemeen, men vergete niet, dat zij aan alle afdeelingen of departementen zoude moeten toestaan, wat nu alleen voor Leyden aan de stad Leyden wordt gevraagd. De heer Rutgers. Die som is zoo klein dat het niet der moeite waar dig schijnt er veel over te spreken. Maar toch het geldt hier een beginsel. Als de toelage werd gevraagd van wege de regering voor het publiekdan kon het eerder in aanmerking komenmaar nu het verzoek wordt gedaan door eene bijzondere maatschappij die inderdaad mag gezegd worden zeer rijk te zijn, geloof ik niet, dat er een redelijke grond bestaat om het verzoek in te willigen. Ik ben dus zeer voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het lokaal toe te staan, maar in eene toelage niet te treden. De heer Meerburg. Die maatschappij mag wel zeer rijk zijn, maar het departement Leyden is het in het geheel niet. Integendeel. Het eerste gedeelte der conclusie van het rapportstrekkende om het kosteloos gebruik van de stads-gehoorzaal toe te staan, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 16 tegen 3 stemmen. Tegen: de heeren du Rieu, Kneppelhout van Sterkenburg en Meerburg. De"Voorzitter. Het tweede voorstel strekt om op het verzoek om bij drage in de kosten van verwarming en verlichting ongunstig te beschikken. De "heer Tollens heeft evenwel in een anderen geest gesproken. Mag ik vragen of hij ook een bepaald voorstel wenscht te doen De heer Tollens. Ik zou alzoo willen voorstellen de verlangde bijdrage te verleenen tot eene som van ƒ100. Dat voorstel, hetwelk voldoende ondersteund is, wordt in stemming ge bragt en verworpen met 11 tegen 8 steramen. Voor: de heeren Tollens, Hubrecht, de EremeryHartevelt, Buys, TielemanMeerburg en Hoog. XIV. Adres van P. van der Meer c. s., vellenblootersdeken- en garen fabrikanten, verzoekende verlof tot het droogen van vellen, kettingen en garens op de bruggen dezer stad. Burgemeester en Wethouders raden bij hun rapport op dit verzoek, we gens de te algemeene strekking, afwijzend te beschikken. Deze conclusie van hun rapport, op het daartoe door den heer Buys te kennen gegeven verlangen, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegende heeren Buys en Meerburg. XV. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting over 1867 van: a. A. J. L. Beudt. Het rapport van Burgemeester en Wethouders en dat van de Commissie van Financiën strekken om den adressant de gevraagde afschrijving te verleenen over de twee laatste maanden van dit dienstjaar, ten bedrage van ƒ13.13. b. De weduwe E. W. L. von Faber. De rapporten als voren strekken om de gevraagde afschrijving over de twee laatste maanden van dit dienstjaar te verleenenten bedrage van f 8.76. c. L. van Raalte. Burgemeester en Wethouders berigten dat, volgens de opgave van den rijksontvanger, de requestrant in de personele belasting is aangeslagen voor eene som van ƒ110.60 in hoofdsom, zoodat de aanslag in de plaatselijke belasting te regt is geschied. Daarenboven heeft de adressant verzuimd ten behoorlijken tijde, ingevolge artt. 261 en 265 zijne bezwaren tegen den aan slag in te brengenzoodat zij moeten raden het verzoek te wijzen van de hand. De Commissie van Financiën vereenigt zich hiermede. d. R. Scherius. De rapporten van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën strekken om de gevraagde afschrijving te verleenen voor de maand December, ten bedrage van ƒ15.82. De conclusiën der rapporten van Burgemeester en Wethouders worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen hebbende de heer van der Hoeven voor de behandeling van litt. c de vergadering verlaten. XVI. Rekening van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, over 1866. De Commissie van Ficanciën raadt de rekening goed te keuren de ont vangst ad 45019.42?-de uitgaaf ad 43375.87, alzoo sluitende met een batig saldo van ƒ1673.55;, waarvan in de eerstvolgende rekening ver antwoording zal behooren te worden gedaan. Die conclusie wordt op gelijke wijze aangenomen; hebbende de heer van Kaathoven, als regent van gemelde instelling, op grond van het bepaalde bij art. 24, tweede lid, der gemeentewet, voor de behandeling dezer zaak de vergadering verlaten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 2