ten Burgemeester en Wethouders dit punt allereerst te hebben beslist door deze vergadering. De heer Scheltema. Wij kunnen de begrooting zonder het rapport der Oommissie niet behandelenzonder het reglement voor de vaste commissiën ter zijde te stellen. Daarin staat, dat zij verpligt is ons hieromtrent te dienen van berigt en raad. De Voorzitter. Ik moet alleen opmerkendat het besluit van den Baad tot het behandelen der begrooting in de sectiën posterieur is aan de bepaling nopens het onderzoek door de Commissie. Nu kon het zijn dat de Baad desniettemin alsnog verlangde, dat de Commissie over de begroo ting rapport uitbragt. Dat zou dan wel eenig meerder oponthoud te weeg brengenmaar ik zie geene redenwaarom ook de begrootingnadat zij in de sectiën behandeld isnog niet door de financiële commissie zou worden beoordeeld. Ik althans zou er wel prijs op stellen. De heer de Fremery. Ik wensch alleen op te merken, dat, voor dat de Baad besloten heeft om de begrooting zelve in hare afdeelingen te on derzoeken de Commissie van Financiën steeds is gehoordofschoon het voor schrift in het huishoudelijk reglement welligt niet zoo imperatief is als dit nu wordt voorgesteld zij dientkan dunkt mij ook even goed beteekenenzij kan den Baad van advies dienen. Hoe dit zijde vergadering heeft altijd prijs gesteld op de voorlichting van de Commissie, aan wie zij haar ver trouwen heeft geschonken. Maar nu de leden individueel de begrooting hebben onderzocht, bestaat er misschien geene bepaalde reden meer om haar alsnog te stellen in handen van de Commissie. Wenscht de Baad dit ech ter nietteminik zal er mij niet tegen verzettenofschoon het mijne meening is dat, waar de Baad zelf optreedt en onderzoekt, de voorlichting van de Commissie niet wel andermaal kan worden ingeroepen. De heer Goudsmit komt ter vergadering. De heer de Moen. Als wij nagaanwat er al gesproken is in de maanden September, October, November en December van het vorige jaar, en te vinden is in n°. 202224 en 26 van het gedrukt verslag onzer Handelingendan blijkt daaruitdat de gevoelens over deze quaestie zeer verschillend waren. Dat is ook zeer natuurlijk, want men sprak ook en nog van de verordening op de vaste commissiën, die jaren lang bestond, voor dat het denkbeeld was opgekomen van een onderzoek in sectiën. Ver leden jaar is daartoe het voorstel gedaan door ons oudste medelid, en aan genomen. Die dit nu onbevangen beoordeelt, moet erkennen, dat het on derzoek in de sectiën is in de plaats gekomen van dat der Commissie van Financiën. Nu beaam ik volkomen hetgeen de heer du Bieu heeft gezegd. Zonder dat het generaal rapport van de sectiën bekend is, kunnen wij over de begrooting niet oordeelen. Maar ik voeg er bij, dat, als b. v. in dat rapport de bepaalde wensch voorkomtdoor A der leden gedaan om de in komsten te vermeerderen en de uitgaven te verminderen in zoover dat rapport volledig is, de Commissie wel niet anders kan doen dan napraten. En is al de Commissie op sommige punten afwijkenddan heeft de Baad in deze aan het rapport der Commissie toch niets. Ik schroom geen werkmaar ik acht inderdaad het onderzoek onzer Commissie thans nutteloos, en wij zijn zoo ruim bedeeld met noodiger werkzaamheid. De heer Scheltema. Wij hebben, meen ik, alleen te vragen: wat is het voorschrift van de verordening voor de vaste commissiën? Dit zegt bepaald, dat de Commissie den Baad moet dienen van advies. Nu mogen wij eene verandering gemaakt hebben in de wijze van onderzoek van som mige onderwerpenmaar daaruit volgt niet dat het advies van de Commissie vervallen is. De heer Buys komt ter vergadering. De heer Khantz. Ik vereenig mij geheel met hetgeen door de beide leden van de Commissie is in het midden gebragt. Met den heer Schel tema evenwel verschil ik in opinie. Dat lid zegt, dat de Commissie den Baad moet dienen van advies. Er staat in de verordening: zij dient den Baad van adviesen dit is dus volstrekt niet imperatief voorgeschreven. Als de Raad het noodig acht haar oordeel te kennen over financiële aan- i gelegenheden, dient zij van raad. Maar dat is nu naar mijne meening vervallen ten gevolge van het onderzoek in de sectiën. Als de Baad echter zooveel prijs stelt op het advies der Commissie en geene spoedige afdoe ning van de begrooting verlangtben ik bereid alsnog mede te werken tot het onderzoek in die Commissie; ofschoon ik het overbodig acht. De heer Scheltema. Zoo als de heer Krantz het voorstelt, moet niet de Commissie van advies dienen maar dient zij den Baad van advies. Ik geloof, dat dit op hetzelfde neerkomt, en dat, wanneer er voorgeschreven is»zij dient" enz. daardoor de Commissie verpligt is de vergadering te dienen van berigt en raad. Voorts moet ik voor mij verklaren, dat ik er bepaald prijs op stel het advies der Commissie te kennen, zelfs bij meer onderzoek in de sectiënhet een sluit het ander niet uit en ik had zelfs gewenscht dat wij het advies ontvangen hadden vóór de behandeling der begrooting in de sectiën. De heer Hartevelt. Als ik voor mij zelf moest stemmen, zou ik eerst willen wetenwat het resumé is van het verhandelde in de sectiën. Dat mogen Burgemeester en Wethouders wetenmaar aan den Baad is het onbekend. Ieder lid weet alleenwat in de sectiewaartoe hij behoord heeft, is voorgevalfen. Indien wij het algemeen rapport kenden, zoude misschien het nader onderzoek in de Commissie van Financiën niet noodig kunnen worden geacht. Mij dunktdat dit behoort vooraf te gaangeeft men dit niet toedan zal ik nu voor het rapport van die Commissie moeten stemmen. De Voorzitter. Ik geloof dat, zooals de heer de Moen teregt gezegd heeft, wij vooraf het principe moeten uitmaken: zal ten deze het reglement voor de vaste commissiën, voor wat betreft die bepaling, van toepassing zijn op de begrooting? Na de verschillende gevoelens hier gewisseld, blijkt het dunkt mij, duidelijk dat het alles behalve overbodig is, zoo als enkele leden het deden voorkomenom dit punt andermaal ter tafel te brengen. De heer van Kaathoven. Dan meen ik te moeten vragen, of de ver ordening voor eene vaste commissie moet worden nageleefd ja of neen. Ik meen dat het voorschrift in de verordening vrij duidelijk is. Nu zegt de heer de Moendat het onderzoek der Commissie thans een noodeloos werk zou zijn. Ik verschil hieromtrent van raeening, hetzij de uitspraak positief of negatief mogt zijn, altijd zal ik het advies der Commissie, wat de financiële punten betreftvoor den Baad belangrijk achten. De heer Meerburg komt ter vergadering. De Voorzitter. Ik heb ook te kennen gegeven, dat er ten deze ver schil van gevoelen bestond bij het dagelijksch bestuur. Wanneer nu de Baad besluit, dat voortaan de begrooting bij de Commissie van Financiën zal blijven onderzocht, dan behoeft er geen voorstel tot wijziging van het reglement voor de vaste commissiën gedaan te worden. Mogt de liaad daarentegen besluiten dat de begrooting voortaan niet meer bij de Com missie zou worden onderzocht, dan zou m. i. eerst sprake zijn van een voorstel tot wijziging van het bedoelde reglement. De heer Buys. Het komt mij voor, dat het besluit, dat wij thans ge roepen worden te nemennog al van gewigt is. Onderzoek in de sectiën is, dunkt mij, eene voortreffelijke zaak en nu vrees ik dat in vele gevallen j dat onderzoek zal worden tegengehoudenwanneer men met sommige leden als beginsel vaststeltdat wat in de sectiën is behandeld nog eens door de financiële commissie moet worden onderzocht. Immers om den verbazenden omslag, waartoe het in praktijk brengen van dat beginsel aan leiding moet gevente voorkomenzal men vermoedelijk meer dan wensche- lijk is van het onderzoek in de sectiën afzien, Ik moet daarenboven be kennen dat het bedoelde beginsel mij niet zeer rationeel voorkomt. Het onderzoek in sectiën is toch, meen ik, in de plaats gekomen van het on derzoek in de commissieen dit laatste valt daarom van zelf weg. Eene vergadering kiest of het een of het ander middel om zich voorloopig op de hoogte te stellen van eenig onderwerp, maar het kiest niet beide middelen te gelijk. Het beroep op het reglement van orde doet mijns inziens hier niet veel af; want de bepaling, waarop men doelt, is gemaakt toen er van on derzoek in de sectiën nog geen sprake was. Toen later dat sectie-onderzoek facultatief werd gesteldis men mijns inziens afgeweken van de vroeger ge maakte bepaling en heeft men natuurlijk bedoeld, dat, waar het nieuw ge kozen middel van voorloopig onderzoek te baat zoude worden genomen, men het andere middel ongebruikt zou laten. De heer van Outeren. De zaak is niet nieuw, maar vroeger reeds be sproken. Toen evenwel was de meening der leden anders dan de wensch van den heer Buys nu aanduidt. Er werd namelijk geoordeeld dat de be handeling van een onderwerp in de sectiën niet, als ik het zoo noemen raag, een rapport van de Commissie van Financiën vermogt op zijde te schuivendaarenboven zijn wij door het reglement van orde gebonden. Ik stel dus voorook omdat onze Voorzitter ons teregt gewezen heeft op eenige vertraging door de verzending naar de Commissie van Financiën dat het verslag der afdeelingen omtrent de begrooting met het rapport van Burgemeester en Wethouders naar genoemde Commissie worde verzonden, voor en aleer die stukken in onze vergadering worden gebragt. De heer de Moen. Van den tijd afdat de zaak besproken isheb ik bij herhaling mijn gevoelen er over te kennen gegeven, gelijk dat te vin den is in de gedrukte verslagenen het doet mij genoegen dat dit gevoe len ook gedeeld wordt door den heer Buys en andere ledenook Burgemees ter en Wethouders, die, en met regt, het rapport der sectiën en hun ant woord wenschten behandeld te hebben. Vroeger was er bepaalddat er eene Commissie van Financiën zou bestaanuit drie leden zamengesteld zonder meer. Later is bepaalddat sommige onderwerpen van aanbelang zouden worden beoordeeld door den geheelen Baad en dus door commissiën, die bijna driemaal grooter zouden zijn. Waartoe leidt nu nog het onderzoek door de Commissie van Financiën? Van den aanvang af heb ik gemeend, dat dat sectie onderzoek bepaald kwam in de plaats van het onderzoek door de Commissie. Ik heb mij echter laten welgevallen om alsnog in de Com missie de begrooting van het loopende jaar te onderzoeken, en ik heb dan ook tot het rapport daarover medegewerkt; maar het is toch nu weer ge bleken dat meer dan een lid over deze zaak eveneens denkt als de heer j Buys en ik. De heer Goudsmit. Ik kan mij niet vereenigen met de heerendie meenendat de Commissie van Financiën niet moet gehoord worden. Ik vind in art. 2 eene imperatieve bepaling, die niet is afgeschaft, dat de Commissie den Baad dient van advies over alle financiële zaken. Wat de heer Buys zegt is volkomen waardat het reglement is gemaakt met het oog op den toenmaligen toestand. Maar hij is te goed regtsgeleerde om niet te weten dat waar de oorzaak heefl opgehoudende wet niettemin van kracht blijft, zoolang ze niet is geschrapt. En dat is hier het geval. Waar dus geen bepaalde strijd met de wet bestaat, moet aan het voor schrift van het reglement van orde alsnog gevolg worden gegeven. In de tweede plaats moet ik bevestigen wat door den heer van Outeren is ge zegd. Wat is er gebeurd? Toen de verandering nopens het sectie-onder zoek gemaakt werd, is door een lid gevraagd, of nu daardoor verdrongen was het commissoriaal onderzoek; en toen is uitgemaakt, dat het sectie- onderzoek volstrekt niet praejudicieert de verwijzing naar de Commissie. Maar in derde plaats, men stelt zoo bepaald vast, dat het onderzoek bij de Commissie zoo weinig vruchtbaar is. Ik ben dat niet eens. Er zijn loch vele leden in de vergadering, die meer over andere zaken dan over financiële een oordeel meenen te moeten vellen. Er zijn er, die mee nen dat voor het onderwijs te veel van gemeentewege wordt gedaan en dus de schoolgelden moeten worden verhoogd. Anderen weder meenen, dat voor verfraaijingen niet te veel wordt uitgegeven, en die welligt wen- schen, dat daarvoor meer worde besteed. En zoo zijn er zeer uiteenloo- pende meeningen over verschillende punten, waarbij de verschillende leden alleen naar het oogpunt, waaruit zij deze of gene zaak beschouwen, een gevoelen uitspreken. Nu komt de Commissie van Financiën, die al deze onderscheidene zaken uitsluitend uit het financiële oogpunt beschouwt, zoo dat het niet waar is, dat het advies van de Commissie overbodig zou zijn. En dan zeg ik met den heer van Kaathovendatzoolang het reglement van orde er is, er geene reden bestaat om de Commissie te ontheffen van den last, haar daarbij opgedragen; en ik geloof, dat zij zich wel zal willen blijven belasten met de haar opgedragen taak. Dn heer van der Hoeven. Ik wenschte gaarne in stemming te hebben gebragt en voor goed gedecideerd de vraag, of er eene verandering in het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 2