Artt. 143 en 144 worden goedgekeurd.
Art. 145 luidt aldus:
«Niemand mag bij het doorvareu de punt eener haak in brug, kade,
schoeijing of boom steken."
De heer Buys. Mijnheer de Voorzitter, ik herinner mij dat de Raad
een paar weken geleden beraadslaagde over een adres van de wed. Root,
houdende verzoek dat de schoeijingen van haar huis op den hoek van de
Hoogewoerd als vroegervan gemeentewege mogten worden vernieuwdom
dat het verval van die schoeijingen voor rekening kwam van de voorbij
varende schippers, die met haak en boomen het houtwerk vernielden. Op
dit adres is afwijzend beschikt, en wel op dezen zeer afdoenden grond, dat
bij den aankoop van het huis uitdrukkelijk was bepaald, dat niet de ge
meente maar de eigenaar de schade zou dragenwelke de schoeijingen van
het huis door de scheepvaart mogten ondervinden. Nu zie ik echter met
verbazing, dat het althans reeds vijf jaren lang hier te Leyden op straffe
verboden is de punt van een haak in schoeijingen te slaan. Hoe met dit
verbod de beschikking op het door mij bedoeld adres te rijmen? Hebben
wij nu niet in bedekte termen aan de adressante te kennen gegevendat
zij kon en moest weten, dat, wanneer de gemeenteraad van Leyden iets
verbiedt, dit verbod toch niet wordt nageleefd. Ziedaar waartoe men komt
door allerlei verbodsbepalingen te geven, die toch niet te handhaven zijn.
Ik zal stemmen tegen het artikel.
De Voorzitter. Ik geloof dat dit artikel niet zou kunnen worden toe
gepast op de schoeijing van de wed. Root. Het is de vraag, of de bepa
ling niet alleen op gemeentewerken of eigendommen van toepassing is.
De heer Buys. Er bestaat volstrekt geen grond voor deze onderscheiding.
Ons artikel spreekt zeer algemeen van schoeijingen.
In omviaag gebragt, wordt het artikel goedgekeurd met 12 tegen 3 stemmen.
Tegen: de heeren "an Heukelom, Buys en Goudsmit.
Art. 146 wordt goedgekeurd.
Art. 147 luidt aldus
/rGeene houtvlotten mogen door de wateren binnen de gemeente gevoerd
worden, dan uiterlijk ter breedte van 3f el en ter lengte van hoogstens 60
ellen."
De heer van Heukelom. Gaarne vernam ikwaarom men hier zoo stipt
voorschrijft dat een houtvlot niet langer dan 60 ellen zal mogen zijn. Mij
dunkt, niets is gemakkelijker dan deze bepaling te ontduiken door een groo-
ter vlot voor de doorvaart tijdelijk in twee kleinere te splitsenmaar die
elkander onmiddellijk volgen. Ik zou meenen dat die beperking moest weg
vallen. De lengte van een houtvlot wordt bepaald door de lengte der bal
ken waaruit het is zamengesteldonze verordening moet daar niet belem
merend tusschen inkomen.
De heer Meerburg. De bepaling strekt alleen ten behoeve van de
schepen en schuiten, die, wanneer ieder vlot nog langer ware, zooveel
langer zouden moeten wachten om te kunnen doorvareneer het vlot er
door was.
De heer van Outeren. In de bestaande policie-verordening is de lengte
voor houtvlotten bepaald op drie balken; men heeft dat voorschrift tamelijk
onbestemd gevonden en daarom nu de lengte van 60 el genomen als de
maat van den grootsten balk.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Art. 148 luidt aldus:
«Zonder toestemming van den Gemeenteraad raag niemand de wateren
der gemeente vernaauwennoch daarin hoofdenplatingenstoepen of
dammen stellennoch palen bevestigen of daarover planken leggen of
bruggen slaan. Zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders
mogen de gemeentewateren, op geenerlei wijze tijdelijk worden belemmerd,
noch daarin vischtonnen of vischbennen worden gelegd."
De heer Goudsmit. Ik zou willen vragenof het wel volkomen juist
is uitgedrukt, dat de gemeentewateren niet zonder toestemming van Burge
meester en Wethouders mogen worden «belemmerd." Ik geloof, dat zij
ook met hunne toestemming niet mogen belemmerd worden.
De Voorzitter. Er staat: «tijdelijk."
De heer Goudsmit, Ik geloof, dat ook di'e tijdelijke belemmering niet
mag plaats hebben. Ik ken zeer veel gezag toe aan Burgemeester en Wet
houders, maar niet zoover van de belemmering van de gemeentewateren toe
te staan. Ik meen, dat dat woord niet goed gekozen is.
De Voorzitter. Het kon zijn, dat bij het herstel eener brug die be
lemmering noodig was.
De heer Goudsmit. Dan wenschte ik daarvoor een beter woord te heb
ben gekozen.
De Voorzitter. Kent gij dan een beter woord?
De heer Goudsmit. Men zou misschien kunnen lezen: «afgesloten,"
in plaats van «belemmerd."
De Voorzitter. Dan zou de zaak weêr moeten komen bij den ge
meenteraad.
De heer Hubrecht, Het kon zijn, dat, bij de reparatie eener brug
het water tijdelijk moest bezet wordenen dan wordt het vaarwater wel
degelijk belemmerd.
De heer Goudsmit. Maar aan het woord «belemmering" wordt onwille
keurig de beteekenis gehecht van iets onregtmatigs.
De Voorzitter. Er kon b. v. aan eene brug gewerkt wordenzoodat
het noodig werd den doorgang tijdelijk af te sluiten.
De heer Goudsmit. Ik heb het niet tegen de zaakmaar tegen het
woord «belemmering". Mijn bezwaar is echter niet van dien aard, om uit
dien hoofde een voorstel tot wijziging te doen.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Art. 149 wordt goedgekeurd.
Art. 150 luidt aldus:
«Geene schuiten met vuil, beer, bagger, opgevischt stroo of grom van
visch beladen, aan wien ook toebehoorendemogen gedurende den nacht
of op zon- en feestdagen in de grachten blijven liggen.
Op aanzeggen van wege de policie zullen genoemde schuiten ook bij dag
uit de gemeente moeten verwijderd worden."
De heer Krantz. Ik zou wenschen dat de redactie van het eerste ont
werp behouden bleef. Daar staat: «geene schuiten met vuil, bagger, opge
vischt stroogrom van visch of puin beladenaan wien ook toebehoorende
mogen gedurende den nacht of op zon- en feestdagen in de grachten blijven
liggen". Bij de nieuwe redactie is het woord «puin" er uitgelaten. Ik weet
nietof de Commissie daarvoor eene bijzondere reden heeft. Mij komt het
wenschelijk voor dit te behoudenom misbruiken te voorkomen. Het is mij
bekend dat zeker bouwmeesterop eene voorname gracht wonendede ge
woonte heeft Zaturdags avonds de schuiten met puin beladenvan verschil
lende karreweijen afkomstig, voor zijne woning te leggen, hetgeen een zeer
onaangenaam gezigt oplevert; maar bovendien /geeft het stuiven van dat puin
bij eenigen wind een groot inconvenient.
De heer van Outeren. Ik meen, dat op het in de sectiën uitgedrukt
verlangen besloten is het woord «puin" uit het artikel weg te laten. Maar
daarom sta ik er niet op dat dit zoo blijve; dat ode meerderheid der leden
hier beslisse.
De heer Buys. Ik kan mij niet vereenigen met het voorstel van den
heer Krantz, om het woord «puin" hier in te voegen. Al wederom moet
ik vragenwaarom de vrijheid van bedrijf te beperkenwanneer men geen
meer afdoend motief heeft aan te voeren dan dit: dat het gezigt van puin
niet aangenaam is, en dat bij feilen wind dat puin alligt stof veroorzaakt?
De heer Krantz. Als het voor een korten tijd bleef liggen, of ten ge
volge van bouwen noodzakelijk was, zou ik er geen bezwaar tegen hebben,
maar ik heb bezwaar tegen het bijeenverzamelenen een geruimen tijd laten
liggen van dat puin, waarvoor ik geene andere reden kan vinden, dan
de caprice van den bouwmeester. Herhaaldelijk hebben de buren daarover
geklaagd, doch de policie konde het niet beletten, en ik gis dat de bijvoe
ging van het woord «puin" daarvan het gevolg is.
De heer Goudsmit. Ik wenschte wel het geheele artikel er uit te laten
en vooral de bepaling van zon- en feestdagen. Een van beidenof de
zaak is voor de gezondheid nadeelig, en dan moet het verbod algemeen
zijn, of zij kan geenérlei kwaad; dan zie ik geene reden om dat liggen
van eene schuit met puin juist op zon- en feestdagen te verbieden. Wij
hebben eene Zondagswet, gegrond op het beginsel van niets te gedoogen
wat de godsdienstige viering van zon- en feestdagen zou kunnen hinderlijk
zijn. Maar nu moeten wij niet bij plaatselijke verordening verder gaan dan
de wet. Ik zal alzoo tegen het artikel stemmen.
De Voorzitter. Dan is het maar het best, dat het artikel in stemming
worde gebragt. Dan is de zaak het gemakkelijkst uit te maken.
De heer Cock. Ik ben voor het artikelmaar na het amendement van
den heer Buys zoude er eene verandering in moeten komen. Hoe wordt
het artikel nu in stemming gebragt? Overigens moveren de gronden van den
heer Buys bij mij in ieder geval meer dan die van den heer Goudsmit.
De heer Buys. Ik heb geen voorstel gedaan, maar wel de heer Krantz.
Het amendement van den heer Krantzstrekkende om alsnog het woord
«puin" in het artikel op te nemenwordt met 8 tegen 7 stemmen aan
genomen.
Tegende heeren de Eremeryvan Outeren van Heukelom Cockdu
Rieu, Buys en Goudsmit.
Het alzoo aangevuld artikel wordt met 12 tegen 3 stemmen aangenomen.
Tegende heeren van HeukelomBuys en Goudsmit.
Artt. 151 en 152 worden goedgekeurd.
Art. 153 luidt aldus:
«Overtreding van eenige bepaling der acht eerste artikelen van dit hoofd
stuk wordt met geldboete van één tot vijftien guldenen die der vier daar
aanvolgende met geldboete van twee tot twintig gulden gestraft.."
De heer Hubrecht. Hier zou het woord «acht" moeten worden veran
derd in «zeven", door het wegvallen van art. 142.
Met die wijziging wordt het artikel goedgekeurd.
Art. 154 luidt aldus:
«Bij overtreding van art. 149, kan de regter tevens de verbeurdverklaring
uitspreken van de schuit en de gereedschappenwelke tot baggeren gebruikt
werden of dienen moesten."
De heer van Outeren. Hier is bepaald, dat, bij overtreding van art.
149de regter de verbeurdverklaring kan uitspreken. Mij is bekend ge
worden dat de pachter van den bagger wenscht dat, in zijn belang, die
bepaling moge gewijzigd worden en dat voortaan gelezen worde: «Bij her
haalde overtreding van art. 149, zal de regter" enz.
De heer Goudsmit. Als ik eene bedenking mag opperenis het deze
of men niet anders kan redigerendoor b. v. te zeggen«Bij overtreding
van art. 149kan enbij herhaalde overtredingzal" enz.
De heer van Outeren. Mijne bedoeling was juist om het woord «kan'(
weg te latenmaar die strafbepaling alleen bij herhaling imperatief te stellen.
De heer Cock. Ik moet vragenof ons de vrijheid wel gelaten is om
omtrent de straf van recidive ietshoe ook genaamdte bepalen. Art.
161 en 162 Gemeentewet leeren, welke straffen wij, als gemeente-wetgevers,
mogen uitschrijven; art. 163 daarentegen bepaalt, welke straf in geval van
recidive door den regter kan worden toegepast, zonder voor dit geval iets
aan ons over te laten. Staat het ons nu zoo maar vrij aan den regter te
zeggen: deze straf, die wij anders bij eene eerste overtreding mogten uit
schrijven zult gij bij recidive moeten of mogen toepassen
De heer van Outeren. In art. 163 der Gemeentewet is alleen sprake
van het door den regter, in geval van herhaling van overtreding, uitspre
ken van het dubbel van het maximum der bedreigde geldboete en gevange
nisstraf. In dit artikel wordt voorgesteld dat ook de verbeurdverklaring zal
worden uitgesproken van hetgeen tot het plegen der overtreding heeft ge
diend. In dit laatste moet, volgens art. 162 der Gemeentewet, bij de
strafverordening worden voorzien.
De heer Goudsmit. Ik moet mij voorloopig vereenigen met hetgeen
door den heer Cock is aangevoerd. Ook ik betwijfel de bevoegdheid van
den gemeenteraadom in geval van herhaalde overtreding de verbeurdver
klaring te bedreigen.