L
De heer van Outeren. Als wij onlangs eene keur gemaakt hebben op
het vee, dat ter markt wordt aangevoerd, dan zal het niet overbodig kun
nen heeten, dat geslagt vleesch ook aan keuring wordt onderworpen.
De heer van Heukelom. Ik heb tot die verordening niet medegewerkt;
maar men moet niet vergeten dat zij gemaakt is op aandrang van boven
ten einde langs dien weg tot de heropening der veemarkt te geraken.
De heer Meerburg. Ik moet opmerken, dat de ziekte van de beesten
in de laatste jaren wel geen nadeel voor de gezondheid heeft veroorzaakt,
maar dat neemt niet weg dat het kon gebeuren.
De heer Goudsmit. Ware het niet beter het beginsel uit te maken
Want wordt dit afgestemd dan vervalt die geheele reeks van keuringen.
De Voorzitter. Ik geloof toch dat de keuring van het vleesch wel
noodzakelijk is.
De heer Wttewaall. Waarom zijn nuchtere kalveren van de keuring
uitgezonderd. Die vraag had ik gaarne beantwoord.
De heer van Outeren. Het is wenscbelijk dat eerst over het beginsel
beslist wordevoor wij tot de bijzonderheden afdalen.
De Voorzitter. Ik zal dan in rondvraag brengenzal het vleesch wor
den gekeurd?
De heer de Moen. Ik ben er voor, mits het beter gedaan worde dan
tot nu toe.
Het beginsel wordt in toestemmenden zin beslist met 9 tegen 6 stemmen.
Tegen: de heeren de Fremery, Wttewaall, Driessen, van Heukelom,
Buys en Goudsmit.
Art. 166 luidt aldus:
//Met uitzondering van nuchtere kalveren mag geen slagtvee worden ge
doodtenzij het vooraf, door daartoe aangestelde keurmeesters, in de waag
der gemeente gekeurd en gemerkt is en van hen een schriftelijk bewijs
van vergunning tot slagten, binnen zekeren te bepalen tijd, is verkregen.
Wordt het alzoo gekeurde vee, binnen den bepaalden tijd, niet gedood,
zoo zal eene herkeuring plaats hebben en de slagttijd op nieuw worden
bepaald.
Varkens, ter slagting bestemd, worden van een merk van keuring voorzien.
Bij onmogelijkheid tot vervoer kan de vereischte keuring in de slagtplaats
of den stal plaats hebben."
De heer Wttewaall. Ik herhaal nu mijne vraagwaarom nuchtere
kalveren zijn uitgezonderd.
De Voorzitter. Nuchtere kalveren worden meestal onmiddelijk gedood.
De heer van Outeren. Het artikel is conform de bestaande bepaling;
maar de heer Wttewaall zal mij met zijne voorlichting verpligten, waarom
nuchtere kalveren hier niet behooren te worden uitgezonderd.
De heer Wttewaall. Mijn antwoord is eenvoudig. Keeds in eene van
de sectië-vergaderingen heb ik mijn gevoelen geuit, weinig gewigt te hech
ten aan de keuringen, zooals die hebben plaats gehad. Doch maakt men
nu eene keur van vee, dat de vermogende klasse zal gebruiken, dan be
staat er geen reden die voor den minder gegoeden man uit te sluiten.
De Voorzitter. Maakt de heer Wttewaall er een voorstel van?
De heer Wttewaall. Neen, mijnheer de Voorzitter.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Artt. 167171 worden goedgekeurd.
Art. 172 luidt aldus:
"Afgekeurd vleesch wordt na insnijding en inwrijving met ongebluschte
kalk, op eene daartoe bestemde afgeslotene plaats, onder toezigt der poli-
ciebegraven."
De heer van Heukelom. Ik heb hieromtrent een voorstel te doen: dat
namelijk dat afgekeurde vleesch niet worde begravenmaar verbrand. Ik
acht het niet wenschelijk die rottende zelfstandigheden binnen onze gemeente
te houden.
Het voorstel van den heer van Heukelom, dat voldoende ondersteund is,
wordt aangenomen met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer Goudsmit).
Met voorschreven wijziging wordt het artikel goedgekeurd.
Art. 173 luidt aldus:
«Wanneer bij de eerste of bij de her-keuring vee bevonden wordt door
eene ziekte, welke de keurmeester besmettelijk oordeelt, aangetast te zijn,
wordt door hem onmiddelijk daarvan aan den Burgemeester kennis gege
ven, die voor de verwijdering of afzondering zorg draagt."
De heer van Heukelom. Ik ben er niet tegen, dat dit artikel er in
blijft, als al die keuringen moeten in wezen blijven. Maar als ik hoor,
dat het zoo ontzettend moeijelijk is te onderkennen, dat een stuk vee aan
eene ziekte lijdende is en welke ziekte het is, hoe wil die persoon dat dan
kunnen doen
De Voorzitter. Maar de keuring is nu reeds uitgemaakt. Dus zal wel
de bepaling eener herkeuring moeten blijven.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Artt. 174176 worden goedgekeurd.
Art. 177 luidt aldus:
«Geen geslagt versch vleeschvoor vleeschwinkels bestemd mag binnen
de gemeente worden ingevoerd dan van runderenten minste bij vierde en
van ander vee bij halve deelenzullende de achterpooten van schapen en
lammeren ongevild moeten blijven.
Die invoer zal slechts mogen plaats hebben gedurende den tijd in art.
170 vermeld, waarop keuring mag gevorderd worden.
Het aldus ingevoerde vleesch moet onmiddellijk langs de in art. 178 aan
gewezen wegen ter keuring gebragt worden naar de stads-waag.
Bij goedkeuring van het vertoonde vleesch wordt het door keurmeesters
gemerkt en daarvan een schriftelijk bewijs afgegevenhetwelk slechts acht
en veertig uren geldend wezen zal, terwijl bij afkeuring art. 172 zal wor
den toegepast.
De keurmeesters zijn verpligt het goedgekeurde vleesch, dat later blijkt
bedorven te zijn, aan te houden en daarmede te handelen, zooals bij art.
172 is bepaald."
De heer Buys. Het bepaalde in de eerste zinsnede gaat wel wat heel
j ver. Het is eene stellige belemmering van den invoer, en zulks in strijd
I met de Grondwet, welke zoodanige belemmering verboden heeft.
De Voorzitter. Ik geloof dat, om het gemakkelijker te kunnen con-
stateeren die bepaling wenschelijk is.
De heer Buys. Ik beoordeelde niet het meer of minder doelmatige van
cie bepalingmaar hare meerdere of mindere wettigheid.
De heer Cock. Het bezwaar ontleend aan het verbod tegen belemme-
nng van in- uit- en doorvoer pleegt men te wederleggen door te doen op-
meiken, dat dit verbod, en blijkens de woorden waarin het gesteld is, en
blijkens de plaatsing er van in art. 142 der Grondwet, alleen slaat op be-
lastings-maatregels. Dit heeft de maker onzer gemeente-wet dan ook zoo
begrepen, toen hij die bepaling in art. 237 overnam. Anders is het ge
steld, ik moet het bekennen, met het gelijkluidend verbod voor de pro
vinciën, vervat in art. 131 der Grondwet. Doch ik behoef over de zaak
niet uit te weiden, de quaestie is overvloedig besproken kort na hel uit
breken der vee-pest.
l)e heer Buys. Ik geloof niet dat de beperkte verklaring door den heer
Cock aan liet grondwetsartikel gegeveneene zeer rationeele is. Maar
wat er ook zij van de wettigheidiets dat ik nu niet breedvoerig wil on
derzoeken het algemeen belang gedoogt zeker niet dat de invoer belem
merd worde. Ik stel voor de weglating der eerste alinea.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund.
^eer ^'0CK- Jk moet vragenof wij dan die geheele keuring niet
illusoir maken. Wij hebben reeds afgeschaft de eerste redactie van art.
177. Zullen wij de zaak nu nog erger en de geheele keuring totaal illu
soir maken door het eenige krachtige middel van controle weg te nemen?
Zij, die tegen de vleesch-keur in principe zijn. hebben gelijk met zoo te
handelen en met er nog gronden voor bij te zoekendes noods uit de
Grondwet. Doch de voorstanders moeten voor het behoud der controle zijn.
De heer Buys. Ik eerbiedig natuurlijk het besluit der vergadering om
de keuring in stand te houden, en denk er dan ook niet aan wijzigingen
door te drijven, welke de keuring feitelijk onmogelijk zouden maken. Maal
ais ik onder de voorschriften, tot uitvoering van het beginsel dienende,
eenige aantref, waartegen naar mijn inzien wettelijke en grondwettelijke be
zwaren geldendan kan ik die bezwaren toch niet voorbijgaan. Ik ver
oorloof mij overigens nog op te merken, dat, als de eerste zinsnede mogt
vervallen, het artikel zal moeten beginnen met de woorden: «De invoer
van versch geslagt vleesch" enz.
Dit amendement, hetwelk voldoende ondersteund is, wordt verworpen
met 9 tegen 6 stemmen.
Voor: de heeren de Fremery, Wttewaall, Driessen, van HeukelomBuys
en Goudsmit.
Het artikel wordt hierop goedgekeurd.
Art. 178 luidt aldus:
«Men is verpligt met het ingevoerde vleesch de onderstaande wegen naai
de stads-waag te volgen:" enz.
De heer de Moen. Welke middelen van controle heeft men daarvoor?
Er zijn geen commiesen meer.
De Voorzitter. De policie.
De heer du Kieu. Wij konden wel die geheele aanwijzing van weg
achterwege laten. Als de policie vroeg: waar is uw bewijs? zou ik mec-
nendat dit voldoende ware.
De heer Meerburg. Ik ben ook tegen die aanwijzing.
De heer van Outeren. Er is geene controle meer mogelijk, als die
aanwijzing moet wegvallen. In art. 177 hebben wij reeds aangenomen dat
het vleesch, in deelen van bepaalde grootte, langs aangewezen wegen, ter
keuring naar de stads-waag moet worden vervoerd; komen wij hierop terug,
dan meen ik dat men de zaak geheel uit haar verband wil rukken. Het
doet mij leeden het bevreemdt mij dat in de sectiewaarvan ik de eer
had lid te zijn, toen dit punt in het breede behandeld werd, door de
medeleden dier sectie niet reeds die bedenkingen zijn geopperd, welke nu
eerst door hen worden kenbaar gemaakt.
De heer de Moen. Ik heb er geene bedenking tegen gemaakt, maar
alleen eene vraag gedaan met het oog op de mindere controle dan vroeger.
Het artikel, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt verworpen met
8 tegen 7 stemmen.
Voor: de heeren van Outeren, Cock, de Moen, Hubrecht, Hoog, Krantz
en de Voorzitter.
De Voorzitter. Ten gevolge hiervan zullen nu uit art. 177 moeten
worden geschrapt in de 3de alinea de woorden: «langs de in art. 178 aan
gewezen wegen." Daartegen zal wel geene bedenking bestaan, want wij
kunnen niet anders.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Art. 179 luidt aldus:
«Ook darmen, harten, magen, lever, nieren, (in een woord, ingewan
denen koppen van vee zijn aan keuring onderworpen; ook die voorwerpen
moeten bij invoer onmiddellijk langs de in art. 178 aangewezen wegen naai
de stadswaag gebragt worden, terwijl ook daarvoor de bij art. 177 om
schreven verklaring vereischt wordt.
Het aanbrengen van een merk wordt voor de in dit artikel bedoelde
voorwerpen niet gevorderd."
De Voorzitter. Ook hier zullen uit de 1ste alinea dezelfde woorden
moeten vervallen.
De heer Goudsmit. Ik zou willen vragenof die parenthesis niet zou
de kunnen wegvallen. In de eerste plaatsomdat een wetgever zich zoo
niet pleegt uit te drukken. Maar ten andere, als het woord «ingewanden"
al het in den aanhef van het artikel genoemde insluit, dan zijn de vooraf
gaande woorden overbodig.
De Voorzitter. Onder «ingewanden" moet worden verstaan al wat zich
in het ligchaam bevindt.
De heer Goudsmit. Dan zijn die woorden ook niet noodig. Ik zou dus
voorstellen ze weg te laten.