voor andere huizen, waar het schrobben zoo in eere is, totaal tot puin ge slagen is. Ik zou daaraan wel een einde willen gemaakt zien en zal mij veroorloven daartoe een voorstel te doen, in te lasschen daar waar zulks in deze verordening meest gevoegelijk zal kunnen geschieden. Ikt is waar dat ik niet gelukkig met mijne voorstellen ben, en het kan ook vreemd schijnen dat ik, die hier zoo ijver tegen verbodsbepalingen, nu met eene zoodanige voor den dag kommaar ik meen dat daarvoor in dit geval noodzakelijkheid bestaat, wil men ten minste trachten de kosten van het onderhoud der straten te verminderen. Ik doe dan ook een beroep op den heer Wethouder, met de fabricage-werken belast, met de vraag of niet wer kelijk dat schrobben schade toebrengt aan de bestrating en eene groote oorzaak is van haren gebrekkigen toestand op sommige plaatsen. Is dit zoo dan moet men trachten daar een einde aan te maken en daartoemeen ik dat mijn voorstel zal kunnen strekken. Art. 68 luidt aldus: //Karpettenmattengang- en trapkleeden en ander huisraad of stof ver spreidende voorwerpen mogen op de straat worden gereinigd des mor gens vóór tien uren en des avonds na tien uren doch uitsluitend vóór de woningen of erven der eigenaars of bewoners. Vloerkleeden of tapijten mo gen op geene andere plaatsen dan die, welke door Burgemeester en Wet houders daartoe zullen aangewezen zijnuitgeklopt worden. Het uitkloppen van vloerkleeden en tapijten, op eenig open erf, is aan behangershandelaars in vloerkleeden en tapijtenen in het algemeen aan allen, die van dat uitkloppen hun bedrijf maken, verboden. Overtreding van de bepaling van het eerste lid van dit artikel wordt ge straft met geldboete van één guldenen van de overige bepalingen met geldboete van één tot tien gulden." De heer Buys. Ten aanzien van dit artikel, en wel van de tweede zin snede, is bij mij een twijfel gerezen, welke ik aan het oordeel der Oom missie wensch te onderwerpen. In die zinsnede wordt namelijk verboden het uitkloppen van vloerkleeden en tapijten op eenig open erf aan allen, die van dat uitkloppen hun bedrijf maken. Nu begrijp ik vooreerst niet regt wat eene policie-verordeninghandelende over het reinhouden van de straat, te maken heeft met hetgeen gebeurt op open erven aan bijzondere personen toebehoorendeen dus in de eerste plaats in tuinen. De regten en pligten, voor bewoners van aangrenzende erven geldende, worden omschreven in het Burgerlijk Wetboek en deze geheele materie ligt reeds daarom bui ten het terrein van den gemeentewetgever. Maar daarenboven wij hebben een Koninklijk besluit van 31 Januarij 1824, aanwijzende eene menigte fabrie ken en trafiekendie niet mogen worden opgerigt zonder vergunning óf van den Koningóf van Gedeputeerde Statenóf van Burgemeester en Wethouders, en voorts bepalende dat, wanneer later de noodzakelijkheid mogt blijken om ook de oprigling van andere niet genoemde fabrieken van voorafgaande goedkeuring afhankelijk te maken, dit bij nader Koninklijk besluit zou kunnen worden voorgeschrevenzooals dan ook meer dan eens gebeurd is. Uit deze bepaling volgt, dunkt mij, dat alle niet genoemde fabrieken en trafiekenen daaronder behooren de inrigtingen voor het uit kloppen van kleeden en tapijten, overal vrij en zonder voorafgaande ver gunning gevestigd kunnen worden. Mogen wij nu met het oog op dit be sluit eene bepaling maken, welke de uitoefening van een bedrijf, in be doeld besluit vrijgesteld, feitelijk onmogelijk maakt? De heer van Outeeen. Ik geloof, dat onder de woorden //open erf" hier niet bedoeld is een erf dat binnen iemands woning gelegen is en door die woning wordt omslotenmaar dat hier met open erf verstaan moet worden eene opene ruimte of plein dat, hoewel particulier eigendom van dezen of genen uitmakendeechter niet van de openbare straat is afgesloten. De Vooezittee. Bij de vroegere verordening is eene dergelijke bepa ling toegepast op grond van de ervaring, dat deklast door het kloppen van kleeden door behangers op open erven tusschen bewoonde panden zoo groot was, dat Burgemeester en Wethouders zich gedrongen voelden dat verbod in de policie-verordening op te nemen. De heer van Oüteeen. Ik ben het niettemin met den heer Buys eens datwanneer onder //open erf" ware te verstaan een particuliere tuin of terreinde verbodsbepaling van de 2e alinea van art. 68 hare bezwaren heeft. De heer Goudsmit. Het geldt hier niets anders dan de regeling van privaat regtwaaromtrent wij geene bevoegdheid hebben bepalingen te maken. De Vooezittee. Ware het dan misschien beter te lezen: «openbaar erf" in plaats van «open erf?" De heer Buys. Dat is dunkt mij niet noodig. Bedoelt men met een open erf een openbaar erf, dat wil zeggen de straat, dan heeft het voorschrift geen zin, want dan zou in de tweede zinsnede-staan uitgedrukt wat reeds in de 1° alinea is voorgeschreven. Ik zou in overweging geven deze geheele 2° alinea weg te laten. De heer Hubeecht. Tot dusverre was van gemeentewege de plaats aan gewezen waar dat uitkloppen mogt geschieden. Dikwijls werd de vergun- ning gevraagd en dan werd de verzoeker naar die bepaalde plaats verwezen. De Voorzitter. Ik geef aan den heer Buys toe, dat die 2® alinea niet meer noodig is en wel zou kunnen vervallen. De heer Kkantz. Ik geloof, dat die gansche 2® alinea er in gebragt is ten gevolge der vele misbruiken, die er plaats hadden en waardoor veel last aan de ingezetenen berokkend werd. De Vooezittee. Maar daarom is ook reeds de 1° alinea voldoende te achten om dat misbruik te keeren. De heer Krantz. Is het dan aan particulieren verboden kleeden uit te kloppen De Voorzitter. Neen. De heer van der Hoeven. Ten gevolge van dit amendement zou in de laatste alinea dan eenvoudig moeten staan: «overtreding van dit artikel wordt gestraft met geldboete van een gulden." Met deze wijziging en met weglating der 2® alinea, waartoe met aanne ming van het amendement van den heer Buys was besloten, wordt het artikel goedgekeurd. Art. 69 luidt aldus: «Asch of vuilnis mag na twaalf uren des middags niet opgehaald worden. Asch mag niet verzameld of vervoerd worden dan in overdekte eü van achter met deuren of zeilen gesloten karren of in overdekte vaartuigen zoo dat er geene verstuiving plaats heeft. De asch- of vuilniskarren mogen niet overladen worden en het uitziften der aschgedurende de inzameling en het vervoerenis verboden." De heer Meerburg. Ik zou wel wenschen, dat dit artikel verviel. Het is eene oude bepaling, waaraan toch niet de hand wordt gehouden. De Vooezittee. Dat is geen bewijs dat zij niet noodig is. De heer Meerburg. Er is zoo dikwijls over het niet opvolgen van dit voorschrift klagte gedaan zoo wel bij den Burgemeester als bij den Commis saris van Policie, maar het heeft niet geholpen. Men moet de bepaling van kracht houden of haar doen vervallen. De Vooezittee. Het van kracht houden der bepalingdat moet de Burgemeester weten. Wenscht de heer Meerburg evenwel een bepaald voor stel te doen tot weglating van het artikel? De heer Meeeburg. Jamijnheer de Voorzitter. De heer Haetevelt. Voor dat ophalen van asch en vuilnis is een vaste tijd bepaald, en die zal waarschijnlijk ook omschreven zijn in het contract met dien pachter gesloten. Hierdoor wordt het mijns inziens overbodig dit in de policie-verordening op te nemen; de aschman komt niet meer, want de tijd is verstrekenergo bewaart men zijn asch tot den volgenden dag. De Vooezitter. Het verbod slaat niet alleen op dien pachter, maar op allendie die stoffen ophalenen dus ook op particulieren. Wordt het voorstel van den heer Meerburg ondersteund? De heer van Heukelom. Ja, alleen op grond, dat aan die bepaling nooit de hand is noch zal worden gehouden. Het artikel, in stemming gebragt, wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Tegende heeren GoudsmitMeerburgvan HeukelomHartevelt en Wttewaall. Art. 70 luidt aldus: «Alle puin, aarde, klei, uitgedolven grond of diepgoed, hetwelk van de erven of gronden van particulieren gehaald wordt, moet dadelijk uit het huis of erf, waarvan of waaruit het afkomstig is, vervoerd worden. De bedoelde speciën mogen niet langer op de straat liggende blijven, dan voor de inlading noodzakelijk is. Als dergelijke speciën op gemeentegrond gevonden en niet op de eerste waarschuwing weggeruimd worden geschiedt de wegvoering van gemeentewege." De heer Buys. Is ook dit voorschrift niet reeds begrepen in art. 59? Wij hebben zoo straks art. 63 doen vervallen, omdat het overbodig was, maar mij dunkt datzelfde argument geldt ook tegen de bepalingnu in behandeling. De Vooezittee. Ik ben dat niet eens. De ondervinding heeft geleerd, dat het zeer noodig was eene dergelijke bepaling te makendaar er veel over het blijven liggen dier stoffen geklaagd werd. De heer Buys. Ik beweer, mijnheer de Voorzitter, dat hetzelfde reeds staat in art. 59. De heer van Outeeen. Volgens art. 59 wordt voor het daar bepaalde eene schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders gevorderd, omdat ook daar sprake is van een meer voortdurend beleggen der straat, tegen betaling volgens een vastgesteld tarief. Hier is het anders, wanneer bij het verrigten van eenig werk slechts voor korten tijd en om die in te ladenvoorwerpenals puin enz.op straat zullen worden nedergelegd. De heer van der Hoeven verlaat de vergadering. Het artikel wordt aangenomen met II tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren Goudsmit, Hoog, Meerburg, van Heukelom, du Rieu, Hartevelt, Wttewaall en Buys. Art. 71 wordt goedgekeurd. Art. 72 luidt aldus: «Het is verboden kalk, steenen, afbraak, hooi, stroo, asch, beenderen, afval van groenten of van ooft, mest, roet of eenigerlei andere vuilnis op straat te werpengelijk mede om vloeibare stoffen op straat te laten af- loopen. Als hoefslagen echter uitsluitend tot het nederleggen van puin, worden aangewezenenz. De heer de Moen. Hier worden ook vermeld de openbare hoefslagen waar puin mag worden nedergelegd. Het verwondert mij niet dat het ge tal daarvan is ingekrompen. Ik herinner mijdat door de Commissie van Eabrieage voor eenige jaren reeds het getal verminderd is voorgesteld later nu en dan meerdere zijn opgeruimd, door er bordjes tot verbod bij te plaatsendat goede werking deedal was het dan ook niet bij verordening. En wat is nu de reden, dat er weder zoo vele zijn bijgekomen, die reeds vervallen waren De Commissie van Fabricage moet goede redenen gehad hebben waarom zij destijds vele hoefslagen heeft laten vervallen. Ik zou die dus gaarne hier weer zien wegvallenkon het zijn alle. Het is waar lijk geen sieraad voor de stad, want men werpt er niet alleen puin op, waarvoor die plaatsen alleen bestemd zijnmaar vuilnisasch enz.aan de walkanten gaat misschien de helft in het water. De heer van Outeren. Zonder voor het oogenblik te beslissen in hoe verre men al die hoefslagen al of niet zou behouden, moet ik alleen dit antwoorden, dat men er vroeger hier 32 had; dat men, om dat aantal allengs te verminderen, op verschillende plaatsen bordjes heeft geplaatst, houdende verbod om daar kalk of puin neer te leggen. Geschiedde zulks toch, dan kon natuurlijk geen proces-verbaal worden opgemaakt, maar het zal niet dikwijls hebben plaats gehad. Zoo doende is het getal van 32 ge bragt op 23, en zijn er negen hoefslagen reeds, zonder blijkbaar bezwaar, in onbruik geraakt. De heer de Feemery. Ik zou wel wenschendat alle werden opgehe ven. Als die hoefslagen eenig voordeel en gemak opleverendan is dit toch enkel voor de naburige huizen het geval; gaat men twintig huizen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 6