ten staan, te oordeelen. Maar het kan niet anders. Wij hebben cene ongerijmdheid gedaan, laat ons nu in die ongerijmdheid consequent blijven. Het amendement van den heer Goudsmit, hetwelk voldoende ondersteund is, wordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en met 17 tegen 3 stem men verworpen. Yoor: de heeren Goudsmit, de Moen en van Heukelom. De Voorzitter. Dus blijft het artikel, behoudens de weglating der twee laatste alinea's. Ik ben echter verpligt het artikel in stemming te brengen, aangezien er een amendement op is voorgedragen. Alzoo gewijzigd, wordt het artikel goedgekeurd met 17 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren Goudsmitde Moen en van Heukelom. Art. 60 wordt goedgekeurd. Art. 61 luidt aldus: «De deurendie bij het bouwen en herstellen van panden geplaatst mog- ten worden in schuttingendienende tot tijdelijke afsluiting dier panden mogen niet over de openbare straat openslaan." De heer Buys. Ik wenschte aan de Commissie eene vraag te doenna melijk dezeof hier wel duidelijk is aangewezenwelke persoon verantwoor delijk zijn zal voor de overtreding van het artikel. Is het de bewoner van het pand, de architect, of de persoon zelf door wien de schutting gesteld wordt Als de Commissie er geen bezwaar in zietzou ik aan het slot willen bijvoegen deze woorden «Zij op wier last de schuttingen worden gesteldzorgen voor de naleving van dit voorschrift." De heer van Outeren. Ware het niet beter te lezen: «zijn aansprake lijk", in plaats van «zorgen". De heer Buys. Dat is mij om het even. De Voorzitter. Kan de Commissie zich hiermede vereenigen? De heer Tollens. Zeer gaarne. Wij hebben juist gezocht naar de beste uitdrukking. Den bewoner toch aansprakelijk te stellen ging niet aan omdat deze, tijdens de bouwing of herstelling van zijn pandwel afwezig zijn kon en dus moeijelijk aansprakelijk gemaakt worden kon voor een verzuim, door anderen gepleegd. Ik vind dus bij dat amendement juist de goede redactie aangegeven. De heer de Fremery. Ik zou willen vragen, wie hier eigenlijk bedoeld is? Is niet in de allereerste plaats bedoeld de lastgever tot het stellen der schuttingdat is de eigenaar van het pand. Buiten hem toch geschiedt er niets. De heer Buys. Mijne bedoeling was den architect aansprakelijk te stel len, die last geeft tot het stellen van de schutting. Hij moet uit den aard der zaak de verantwoordelijke persoon zijn, De heer Meerburg. Vele malen komt hierbij geen architect te pas. Mij dunkt, dat juist de lastgever, die de schutting laat stellen, de verant woordelijke persoon moet zijn. De Voorzitter. Ik ben dat geheel eens. Wij weten bij ervaring, wat al moeite de zaak gegeven heeft bij de bestaande policie-verordeuing. De heer Buys. Naar mijn inzien moet de bruiker van het huis aller minst verantwoordelijk zijn; hij beveelt wel de verbouwing of reparatie, maar wat er noodig is om dat bevel uit te voerendus ook het plaatsen van de schutting, komt voor rekening van den architect. De bruiker van het huis zal er in vele gevallen zelf niets van weten. Wil men intusschen om alle bezwaren weg te nemeneene andere redactiedan zou men ver antwoordelijk kunnen stellen «dengeendie met de uitvoering van het werk belast is." De heer Hubrecht. Is dan wel duidelijk uitgedruktof de baas of de knecht bedoeld is? De baas is met het werk belast, en laat het door zijn knecht uitvoeren. Wij hebben laatstelijk daarmede moeite gehad. Ik zou daarom den aannemer, met het werk belast, verantwoordelijk willen hebben gesteld. De heer Krantz. Beter ware het welligt te stellen: «de aannemer." De heer Hubrecht. Ik geloof ookdat het beter ware te lezen«de aannemer, met het werk belast." De heer van Outeren. Er kunnen wel meer werkbazen van verschil lend beroep bij het bouwen en herstellen van panden betrokken zijndie met de daarstelling der schuttingen niets te maken hebben. De heer Hubrecht. Het betrof onlangs de quaestie van een stoep, die hersteld werd, zonder dat men vergunning had gekregen. Toen deed zich de vraag voortegen wien men proces-verbaal moest opmakentegen den baasof tegen den knecht die de herstelling uitvoerde. De knechts intus schen kunnen zich kwalijk verzetten tegen de uitvoering van den hun op gedragen last en zijn dus niet aansprakelijk te stellen. Zij moeten hunnen last opvolgen. De heer Buys. Na al het gehoorde kom ik tot de conclusie, dat het toch maar beter is mijne eerste redactie te behoudenwant daar vinden wij inderdaad duidelijk aangewezenwie de verantwoordelijke persoon zijn zal. De regter, geroepen het artikel toe te passen, heeft slechts deze vraag te stellenwie heeft last gegeven tot het plaatsen van de schutting Kwam de last van den bruiker van het huis, welnu dan is die bruiker verant woordelijk; kwam hij van den architectdan zal deze straf beloopenkwam hij van een onderbaas of knechtdan is die persoon de schuldige. De Voorzitter. Vindt de commissie dan goed, de oorspronkelijke re dactie van den heer Buys aan te nemen? De heer Tollens. Ik heb een enkel bezwaar. Hoe zal nu de ambte naar van het openbaar ministerie zijne dagvaarding moeten inrigten? Wien zal hij laten dagvaarden? Een ongenoemd individu of niet behoorlijk aan gewezen individu is door den deurwaarder slecht te vinden. De heer Goudsmit. Ik zou willen vragenof de heer Buys er in zou kunnen komen om aansprakelijk te stellen den aannemer, die met het werk belast is? Er is toch steeds een architect of een ander baas bij het werk, en een aannemer in den zin der wet is niet altijd de aannemer, zoo als wij dien gewoonlijk verstaan. De heer Buys. Ik heb daartegen geen bezwaar, als er maar iemand bepaald wordt aangewezen. Men zou dan moeten lezen: «De aannemer, met het werk belast, is aansprakelijk voor de naleving van dit voorschrift." De heer van Heukelom. Ware het niet beter, het gansche artikel weg te laten? Ik geloof, dat dat draaijen van de deur eener schutting over de straat waarlijk niet der moeite waardig is om er zoo lang discussie over te voeren. De heer van der Hoeven. Ik zou mij daartegen moeten verzetten. Ik geloof echter, dat het woord «aannemer" niet goed gekozen is. Er wordt dikwerf aan een huis gebouwdzonder dat daarbij een aannemer te pas komt. De Voorzitter. Het geldt hier maar alleen het draaijen van de deur over de straat. De heer van der Hoeven. Daarom ben ik ook tegen het woord aannemer." De heer Goudsmit. In den zin der wet is aannemer een iederdie voor een ander eenig werk tegen een bepaald loon verrigt. Het is dus hier niet grammaticaal op te vatten. De heer van der Hoeven. Ik kan niet denkendat, als niet vooraf de prijs gestipuleerd is, wat ook al ligt gebeurt, er sprake kan zijn van eene aanneming. Aanneming is tochmeen ik dat men omtrent zekeren prijs overeenkomt, waarvoor iets gedaan zal worden. Particulieren laten dikwerf aan hun pand het een of ander werk verrigten door hunne gewone bazen, zonder vooraf den prijs van het werk te bedingen. De heer Meerburg. Dat openslaan aan de straat is gevaarlijker dan men wel denkt. Als de wind tegen zoodanig eene schutting waait, kan deze iemanddie aankomttreffenen dat kan een ongeluk worden van niet weinig belang. De Voorzitter. Ik zal alsnu het voorstel van den heer Buys in stem ming brengen. De heer van Heukelom. Heeft dan mijn voorstel tot weglating van het geheele artikel niet de prioriteit? De Voorzitter. Is het u ernst dit voorstel te doen? De heer van Heukelom. Het is in den grootsten ernst gemeend, mijn heer de Voorzitter. De heer Buys. Mijn voorstel zal toch wel eerst in stemming moeten komenwant het is een amendement. Liefst heb ik het geheele artikel niet. Maar moet het in de verordening blijven, dan wensch ik het gewij zigd te zienin den aangegeven zin. Het artikel wordt ten slotte met de daarop door den heer Buys voorge stelde wijziging goedgekeurd met 16 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Goudsmit, van Heukelom, Hartevelt en Wttewaall. De Voorzitter. Nu komt in aanmerking het voorstel strekkende om het artikel te doen vervallen. De heer Buys. Wij hebbenmeen iknog niet gestemd over het arti kel, zoo als'het is gewijzigd, maar enkel over het amendement. Nu blijft nog eene andere vraag te beslissen over, namelijk deze: wat men verkiest, het gewijzigd artikel of niets. De Voorzitter. Ik had wel degelijk in stemming gebragt het artikel, zoo als het geamendeerd was. Ik breng nu in stemming de vraag, of het artikel vervallen zal. Het voorstel daartoe wordt verworpen met 14 tegen 6 stemmen. Voor hebben gestemd de heeren Goudsmit, van Wensen, van Heukelom, Hartevelt, Wttewaall en Buys. Art. 62 luidt aldus: «Kalk-wagens, bakken of troggen mogen, bij het verrigten van eenig werk in of aan de woningen of gebouwen niet op de openbare straat wor den nedergezet, tenzij die wagens, bakken of troggen behoorlijk zijn over dekt en gesloten. Drooge kalk mag over de openbare straat niet anders worden vervoerd dan in gave zakken." De heer van Heukelom. Ik heb ook tegen dit artikel bedenking. Het behoort ook al weder tot die artikelendie zoo geheel de strekking heb ben om kleinigheden te reglementeren. Hoe zal het dan toch in 's hemels naam moeten gaan met een metselaar, die zijne kalk met zand en water tot eene brei wil maken? Moet nu die bak gedurig overdekt en gesloten blijven? Hij moet toch de kalk overstorten. Het verbod ziet zeker op stuiven. Maar als nu eens een schooljongenin het voorbijgaan met een grift een gat steekt in dien gaven zak, dien het artikel wil, hetgeen al ligt onopgemerkt zou blijven, is het stuiven toch oniermijdelijk. En zal dan de verordening niet moeten worden toegepast? Laat ons toch, mijne hee ren, ik bid het u, niet tot zulke kleinigheden afdalen. De heer Hubrecht. Het is niet alleen dat stuivenwaarop men het oog heeft, maar het is, omdat wij zoo menigmaal ondervonden hebben, dat juist, uit hoofde de kalk wagens en bakken zoo zonder toezigt op de straat worden gelatendit de jongens te gereeder aanleiding geeft om met kalk tegen de kleederen van voorbijgangersof ook tegen deuren te werpenen de gevallen kunnen genoemd worden, waar dit vaak groote hinder en schade veroorzaakte. Het is ons geblekendat sedert Burgemeester en Wethou ders eene dergelijke bepaling hadden gemaakt deze zeer goed heeft gewerkt, en daarom wenschten zij de bepalingdie zij nu aan de vergunning verbon den in deze verordening als regel te zien opgenomen. De Voorzitter. Ik kan daarbij voegendat de last van het met kalk werpen door de jongens uit de open op straat staande wagens gebleken is zoo groot te zijn, dat er nog onlangs iemand blind door geworden is. De heer Buys. Het komt mij voor dat wij wat ver gaan, wanneer wij naar aanleiding van elk ongeluk, dat voorkomt, dadelijk eene verbodsbepaling willen uitvaardigen. Immers de aanleidingen tot ongevallen zijn eindeloos en de verbodsbepalingen zouden het zoodoende ook worden, en toch zonder vrucht, want altoos komen nieuwe aanleidingen voor. Daarenboven uit het geen ons de heer Hubrecht zoo even heeft medegedeeldblijkt genoegzaam dat ook zonder verordening het doel zeer goed bereikt kan worden. Waarom dan het voorschrift niet weggelaten? De heer Hartevelt. Ik ondersteun mede dat denkbeeld, hetgeen ik ook reeds in de sectiën heb gedeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 4