De heer Tollens. Ik wenschte wel, mijnheer de Voorzitter, dat gij dit
voorstel niet noemdet het voorstel van den heer van Outeren, maar het
voorstel van de Commissie. Ik hoop als medelid daarvan nog iets te red
den van het artikel, dat ik gaarne had behouden, zoo als het door ons
werd voorgesteld. Gaarne vertrouw ik dat de Raad voortaan niet ligtvaar-
dig zal zijn met het geven van soortgelijke toestemming, maar alvorens
die te verleenen zich zal herinneren wat vroeger gebeurd is met den steen
houwer Timmermans op den Apothekersdijkwien men eene vroegere gege
ven toestemming, om gemeentegrond te gebruiken, later heeft ontnomen,
hetgeen dien man duizenden heeft gekost; en hoop hartelijk tevens dat
de Raad, daaraan gedachtig, althans zeker voortaan geen verlof geven zal
tot veel walgelijker en gevaarlijker gebruik der gemeenteeigendommen,
nu hij een verlof tot een onschadelijk heeft opgeheven.
De Voobzitteb. Mag ik den heer van Outeren voorstellen den aanhef
van het nieuwe gedeelte van het artikel aldus te lezen: Desgelijks is zon
der toestemming van den gemeenteraad verboden" enz.?
De heer Goudsmit. Ik moet mij andermaal tegen zoo iets verklaren.
Geldt het hier niet geheel eene zaak van uitvoeringdie tot den werkkring
behoort van Burgemeester en Wethouders? Het wordt nu inderdaad be
spottelijk dat de Raad zal moeten besluiten en beslissenof een vacht of
een endje garen over de leuning eener brug zal mogen hangen. Wij heb
ben waarlijk wel ernstiger zaken te behandelen, en het is bovendien geheel
tegen den geest en de strekking der wet, zulke zaken van detail aan den
Raad op te dragen. En ik moet bekennendat ik als lid van het dage-
lijksch bestuur mij zaken, die geheel tot uitvoering behooren, niet uit de
handen zou laten nemen.
De heer Cock. Ik vrees niet dat de Raad met zulke bezigheden zal wor
den overstelpt. Ik kan niet geloovendat de kennisneming en beoordeeling
van dergelijke aanvragen zoo hinderlijk zal zijn aan onze werkzaamheden.
Wat overigens den beweerden strijd met de wet betreft, heb ik te vergeefs
gezocht naar een artikel in de gemeentewet, dat verbieden zou deze zaak
geheel aan den Raad over te laten. En de heer van Outeren heeft er dan
ook reeds op gewezen, dat in 1856 eene dergelijke bepaling van kracht was.
De heer Goudsmit. Ik heb mij op geen artikel der gemeentewet be
roepen maar wel op haren geest en hare strekking. En als in de wet
wordt gesproken van dagelijksch bestuur, dan duidt dat genoegzaam de za
ken aan, welke van de kennisneming van den Raad zijn uitgesloten en
waartoe, naar mijn volle overtuiging, de onderwerpelijke zaak behoort. Maar
bovendien, wanneer die toestemming van den Raad wordt afhankelijk ge
maakt, zal het dikwerf worden eene discussie niet over de zaak maar van
persoonlijken aard. En zoo zal de Raad niet alleen met een aantal aanvragen
overstelpt en lastig gevallen wordenmaar op zijne beslissing zullen dikwerf
verschillende consideratiënvreemd aan de zaak, van invloed zijn. Ik voor
mij kan tot eene zoodanige verwarring van attributiën en omkeering van
rollen niet medewerken.
De heer Habtevelt. Ik voor mij heb nog eene andere bedenking te
gen het voorstel, om dergelijke verzoeken om toestemming te doen beslis
sen door den Raad. Ik ben niet tegenwoordig geweest bij de vorige dis-
cussiën over de artikelen 56 en 57 maar ga ik de over deze zaak geuite
opiniën in de sectiën na, dan zijn er vele raadsleden die een bepaald ver
bod wildenen velen die tot toelating hunne stem gaven. Nu zal zich
naar mijn inzien, dit verschijnsel opdoen, dat heden het verzoek van A
wordt toegestaan, omdat het nu aanwezig getal leden van den Raad voor
het grootste deel bestaat uit hendie de vachtengarens enz. op de brug
leuningen willen toelaten, en morgen wordt een gelijk verzoek van B ge
weigerd omdat de dan aanwezige leden grootendeels de totale afschaffing
wenschen. Zóó wordt een en dezelfde toestemming, een en hetzelfde gunst
betoon afhankelijk van de opinie der heden en morgen te zamen zijnde
leden; verblijft dit bij Burg. en Weth., dan zullen alleen de leden van het
dagelijksch bestuur geroepen zijn, over de gedane aanvragen te oordeelen,
dan neem ik aandat alle verzoekers zonder onderscheid met dezelfde maat
zullen gemeten worden.
De Voorzitter. Ik zal nu in rondvraag brengen het voorstel van de
Commissie.
De heer van Heukelom. Dat is niet bij stemming uit te maken. Wij
moeten wel weten waarover wij spreken. Ik heb laatstelijk gesproken van
garen kettingen. Zal men nu, om de toestemming te verkrijgen om ze te
droogen te hangen, moeten wachten, tot er eene raadsvergadering is? Maar
dat gaat dan toch niet. Het is dan ook eigenlijk niet anders dan een toe
leg om te maken, dat op dergelijke aanvragen nooit eene permissie gege
ven worde.
De heer Scheltema. Ik kan dat bezwaar niet deelen. Ik ben zelf fa
brikant maar zou toch nu niets liever wenschen dan het verbod te be
houden. Ik moet daarbij opmerkendat toch de Raad telkenmale wordt
geroepen om te beslissen over elk klein stoepje dat men wenscht te leggen
of het minste gebruik van gemeentegrond. Wanneer men dus spreekt van
de vrees van te zeer door aanvragen te worden lastig gevallendan geldt
daaromtrent ook volkomen hetzelfde bezwaar. De zwarigheiddoor den
heer Hartevelt ons voorgehoudenkan zich bij zoo vele zaken opdoen. Ik
wenschte juist de toestemming aan den Raad te hebben opgedragen, ten
einde niet langer zoo vele zaken toe te laten, die voor het algemeen hin
derlijk en schadelijk zijn.
De heer van Outeben. De bedoeling kan niet zijn dat voor ieder keer,
dat men een garen ketting wenscht op te hangenmen zal moeten wachten
totdat er eene raadsvergadering zij belegdten einde de vergunning te be
komen. Maar het doel is, dat men wete, dat zonder voorafgaande vergun
ning geen vachten enz. aan de bruggen mogen worden opgehangen en dat
de Raad daartoe eene doorloopende vergunning geven kan.
De heer van Heukelom. De heeren weten eigenlijk niet de quoi il
s'agit. Het is niet de fabrikantdie de toestemming noodig heeftmaar
de werkman.
De heer Habtevelt. Ook na het aangevoerde door den heer Scheltema
trek ik niets terug van hetgeen ik gezegd heb. Eene vergunning tot het
leggen van stoepen of duikers staat volstrekt niet gelijk met de aanvragen
waarvan thans rede is. Bovendien worden wij omtrent de eerstbedoelde
aanvragen voorgelicht door de Commissie van Fabricage. Hier is sprake
van het ontsieren der stadhet ophangen van vachtengarens en wollen-
stollen op de leuningen van bruggeneen gunstbetoon wordt gevraagd van
de leden van den Raadgesteld dat het voorstel van den heer van Outeren
wordt aangenomen.
De heer Scheltema. Ik kan mij daarmede volstrekt niet vereenigen,
zie geen het minste verschil tusschen beiderlei aanvragenof het geldt
het leggen van een stoep of iets dergelijks, dan wel het hangen van vach
ten garens enz. aan de bruggenhet is beide innemen of gebruik maken van
gemeente-eigendom.
Het voorstel van de Commissie (door den heer van Outeren geformuleerd
en nader door den Voorzitter gewijzigd), hierop in hoofdelijke omvrage
gebragt, wordt met II tegen 9 stemmen aangenomen.
legen: de heeren Goudsmit, de Fremery, de Moenvan Heukelom,
du Rieu, Hartevelt, Wttewaall en Buys.
De Voobzitteb. Hierdoor wordt art. 58 nu art. 57.
De heer van Outeren. Mijnheer de Voorzitter, zou het voor de re
dactie niet beter zijn de beide nu aangenomen bepalingen in twee artikelen
gesplitst te behouden? Er komen nu en dan verwijzingen naar vorige arti
kelen voor. Wanneer wij nu de cijfers der artikelen veranderen, kan er
alligt verwarring ontstaan, zeker althans nog al moeijelijkheid voor de eind
redactie. Wanneer de leden tegen die splitsing de minste bedenking mog-
ten hebben, trek ik mijn voorstel in.
De Voobzitteb. Kunnen de heeren met die splitsing genoegen nemen?
Daartoe alsnu besloten zijnde, wordt het tweede gedeelte van het vast-
gsteld art. 56 wederom art. 57.
Art. 58 wordt goedgekeurd.
Art. 59 luidt aldus:
//Onverminderd het bepaalde bij art. 471 4° van het Wetboek van Straf-
regtis het niet dan met schriftelijke toestemming van Burgemeester en
Wethouders, en tegen betaling volgens een door den Gemeenteraad vastge
steld tarief, geoorloofd de straat te beleggenbezetten of behangen met
werktuigen of gereedschappen; met materialen, kleederen of eenigerlei an
dere goederen.
Bij misbruik van dit verlof, wordt het door Burgemeester en Wethouders
ingetrokken.
Ingeval bovengenoemde voorwerpen zonder verlof op gemelde plaatsen
gelegdgezet of gehangen zijn en niet terstondop eene waarschuwing van
wege Burgemeester en Wethouders gedaan, worden weggeruimd, worden zij
van gemeentewege weggevoerd ten koste van den nalatige.
Ditzelfde heeft plaats wanneer na bekomen verlof meer plaats ingenomen
wordt dan afgestaan is."
De heer de Moen. Worden hier onder //straat" ook de stoepen begrepen?
De Voorzitter. Er is alles onder begrepen wat zich tot aan de huizen
uitstrekt.
De heer de Moen. Ik vraag het maar met het oog op de winkeliers
die hun stoepen niet kunnen missen, en vooral ook wat betreft de speksla
gerijen, waar men de varkens zelfs op de straat legt, en dat behoort niet.
De heer van Outeben. Ik geloof niet, dat de stoepen hier onder de
benaming van straat begrepen zijn; althans de algemeene bepaling, voorko
mende in art. 368, wat onder straat wordt verstaan, geeft tot die uitleg
ging geene aanleiding.
De heer Goudsmit. Ik zou in bedenking gevenof de toestemminghier
aan Burgemeester en Wethouders gelaten, niet ook aan den Raad diende
te worden opgedragen. Mij dunkt, de motieven, die daarvoor pleitenzijn
vrij wat belangrijker dan voor het ophangen van vachten en garen. Ik
vraag dusof die opdragt ook hier aan den Raad niet consequent past in
het stelsel, dat men schijnt te willen huldigen, om al dergelijke zaken over
te brengen bij den gemeenteraad. Ik zou anders daartoe wel het voorstel
willen doen.
De heer Buys. Ik wenschte een ander voorstel te doen, namelijk aan
de Commissie in overweging te geven om de twee laatste alinea's van het
artikel weg te laten. Immers reeds bij de gemeentewet is aan Burgemees
ter en Wethouders de bevoegdheid gegeven om wat in strijd met de veror
dening is gedaan of nagelaten weg te ruimen of te doen verrigtenen het
is alzoo overbodig hier nog eens die bevoegdheid te eonstateeren. Maar
de bijvoeging is niet alleen doelloos, ze is ook onjuist gesteld en daarom
vooral dring ik aan op verandering. De magt van Burgemeester en Wet
houders is toch volgens de wet grooter dan volgens deze verordening. Im
mers volgens de wet kunnen Burgemeester en Wethouders in spoedeischende
gevallen ook zonder kennisgeving doen wegruimen wat weggeruimd moet
wordenterwijl men hier voor elk gevaldus ook als spoed noodig is
voorafgaande waarschuwing vordert.
De Voorzitter. Mag ik vragen, of de Commissie zich met dat voorstel
kan vereenigen?
De heer van Outeben. Zeer goed.
Wordt alzoo besloten de twee laatste alinea's weg te laten.
De Voorzitter. Wenscht de heer Goudsmit alsnog een bepaald voorstel
te doen?
De heer Goudsmit. Ja, mijnheer de voorzitter. Ik stel bepaald voor
om, in plaats van Burgemeester en Wethouders, de toestemming voor het
geen hier bedoeld wordt te doen geven door den gemeenteraad. Ik zie
tusschen dit en het andere geval volstrekt geen verschil..
De heer de Moen. Ik ondersteun dat voorstel, ofschoon ik er op zich
zelf geene reden voor vind.
De heer van Heukelom. Ik ondersteun ook dat voorstel van ganscher
harte. Geldt het bij het een, dan ook bij het ander.
De heer Cock. Ik moet toch even vragenof het den heer Goudsmit
hier wel volkomen ernst is, nadat hij die opdragt aan den Raad, toen het
art. 56 gold, met zoo veel kracht en overtuiging bestreden heeft.
De heer Goudsmit. Ja zeker. Wij zullen dan maar wat meer vergade
ringen moeten houden om over die menigvuldige aanvragen die ons te wach-