De heer Goüdsmit. Ik beschouw mij niet als onfeilbaar, cn de heer
Cock is bescheiden genoeg om zich evenmin onfeilbaar te achten. Als de
regering nu de zaak anders inziet dan wij zouden wij welligt beter doen
haar op haren weg te volgen.
De Voorzitter. Er bestaat reeds nu een privilegiedoor afzonderlijk wonen
den niet aan te slaan. Dus het voorstel van den heer Goudsmit zou strek
ken om het privilegie te verminderen.
De heer Cock. In antwoord op den heer Goudsmit wensch ik nog dit
in het midden te brengen, dat ik mij ook volstrekt niet als onfeilbaar be
schouw. Maar zoo lang het, hetzij dan te regt of te onregt, mijne over
tuiging is, dat vrijstelling van studenten een privilegie daarstelt, meen ik
met het oog op de Grondwetaan welke ik trouw heb gezworengeen be-
lastings-plan te mogen ondersteunendat mij ongrondwettig voorkomtal
was het dan ook maar om eens te proberen of de Minister het goed zoude
keuren.
De Voorzitter. Naar aanleiding van den strijd van gevoelen over deze
zaak, geef ik thans in overweging de stukken nader te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten
einde daarop zoo spoedig mogelijk te adviseren.
De heer Tollens. Ik zag liever dat er werd besloten overeenkomstig
het voorstel van den heer Goudsmit. Deze vergadering heeft, juist omdat
zij geen privilegie op het punt van belasting wilde, het plan gevormd om
ook bij anderen inwonende meerderjarigen, geen hoofden van huisgezinnen
zijnde, te treffen. Nu ten slotte zelfs de Raad van State deze heffing
afkeurt, en wel omdat deze ook enkele studenten treffen zou, zie ik er vol
strekt geen bezwaar inom ons aan de bedoelde heffing toch vast te hou
den, wat de overige inwonende meerderjarige personen binnen deze gemeente
betreft. Het gemaakte privilegie in zake van belasting voor enkelen komt
alzoo niet voor onze rekening, want wij hielden vast aan de wet, ook, om
dat wij geene enkele heffing mogen verzuimendie de overige belasting
schuldigen verligten kan. Ik wenschte wel, dat Burgemeester en Wethou
ders en de Commissie van Financiën hierop attent wilden zijn.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Eene missive van de plaatselijke Commissie van toezigt op de scho
len van middelbaar onderwijs alhier, waarbij zij verzoekt gemagtigd te wor
den om tijdelijk in het onderwijs in de staathuishoudkunde, staatsinrigting
van Nederland en handelswetenschappen te voorziengedurende de ziekte
van den tegenwoordigen leeraar in die vakken.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethoudersten fine van berigt en raad,
2°. Verzoek van M. Th. Meijer, wed. H. Root, dat van stadswege de
versleten schoeijing langs haar huis aan het Gangetje worde voorzien en on
derhouden.
De Voorzitter stelt voor ook dit stuk ten fine van berigt en raad te stel
len in handen van Burgemeester en Wethouders.
De heer de Fremery. Dit verzoek is reeds vroeger door den Raad
bij herhaling afgewezen, de stand van zaken is sedert niet veranderd. Wel
ligt zal dus de Raad met het oog op die antecedenten, zonder nader onder
zoek, willen besluiten om op dit verzoek afwijzend te beschikken.
De Voorzitter. Ik zou het toch in ieder geval raadzaam achten nog
eerst de zaak bij Burgemeester en Wethouders te laten behandelen.
Wordt overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
3°. Adres van J. A. H. van Hartrop, adjunct-klokkenist, waarbij hij
verzoekt om tot stads-klokkenist te worden benoemd.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
4°. Adressen om tot secretaris van Curatoren van het Gymnasium te
worden benoemd, van Mr. W. P. Steenhof en Mr. A. J. Wijnstroom.
5°. Adressen om tot secretaris van Gecommitteerden tot de administratie
der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen te worden benoemd, van A. Har-
tevelt Jz. en P. van Geer.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen ter inzage van
de leden in de leeskamer neder te leggen.
De Voorzitter stelt nog voorde adressenom tot secretaris van Curato
ren te worden benoemdte stellen in handen van Curatoren van het Gym
nasium, en die voor secretaris van Gecommitteerden in handen van dat
collegie, beiden om te dienen van berigt en raad.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is:
I. Beëediging en installatie van het nieuw inkomend lid van den Ge
meenteraad Dr. W. C. van den Brandeler.
De heer van den Brandeler legt in handen van den Wethouder Stoffels
den eed af, voorzien bij art. 83 der Grondwet, alsmede dien, bij art. 39
der Gemeentewet bepaald.
De heer Stoffels. Geachte Burgemeester! Naauwelijks zijn er achttien
maanden verloopen dat ik de eer had u als hoofd dezer gemeente en
als voorzitter dezer vergadering hier in te leiden. Dat was naar aan
leiding van 's Konings keuze. Ik sprak toen tot u van roeping en
pligt, van moed en vertrouwen voor de toekomst, en van de gewigtige
taak die gij toen gingt aanvaarden. Dat gij aan roeping en pligt en aan
onze verwachting ruimschoots hebt beantwoord, dit plegtige oogenblik is
er getuige van. Het is nu de keuze des volks, die u eene plaats in deze
vergadering als lid van den gemeenteraad heeft aangewezen, en dat wel als
een eenig manwant het was immers als met bijna algemeene stemmen
dat gij tot deze betrekking werd benoemd. Wel een bewijs voor u van
achting en genegenheidwel een bewijs dat gij aan verwachting en vertrouwen
hebt beantwoord. Hartelijk wensch ik u, mijnheer de Burgemeester, daar
mede geluk. Heb lang, zeer lang, het voorregt lid van den gemeenteraad
te zijnen aan het u bij vernieuwing geschonken vertrouwen te beant
woorden. Er u toe aan te sporenhet is niet noodiggij hebt het tot heden
genoegzaam getoond, wie en wat gij voor Leyden en hare belangen zijn
wilt. Alleen dit roep ik u toe: geniet hulpe en zegen van Hem, den leids
man en bestuurder van ons aller lot en levenzonder wiens hulp wij niets
vermogen, maar met wiens bijstand het ook u zeker goed zal gaan.
De Voorzitter. Eene onvergetelijke ure was het mij toen ik, nu acht
tien maanden geledendoor 's Konings vertrouwen aan het hoofd dezer
aanzienlijke gemeente geplaatst, voor het eerst onder u optrad. Gewigtig
uur van mijn leven! Of zeg ik te veel? Was 't niet eene gewigtige ure, toen
ik aan het begin van eenen nieuwen werkkring stond, waar ik uwen on-
vergetelijken Siegenbeek zou opvolgen. Verrassend was het dan ook voor
mijtoen ik eenige dagen laterbij de eerste maal dat ik in uwe vergade
ring als voorzitter optrad, bij monde van een uwer achtenswaardigste leden
mogt vernemendat ik op uwe welwillendheidop uwe overeenstemming
konde rekenen. Ik zeg u nog dank voor die belofte, ik zeg u warmen
dank voor de vervulling dier beloften. En zal ik u nu trachten te malen
wat er in dit oogenblik in mijn gemoed omgaat? Onmogelijk. AUeen zij
het vergund te zeggen dat, heb ik aanvankelijk geaarzeld om eene, op
zulk eene vereerende wijze mij van verschillende zijden aangeboden, candi-
datuur voor het lidmaatschap van den Raad aan te nemen, het voorregt niet
alleen uw voorzitter maar ook uw medelid te zijn, het voorregt daardoor
naauwer aan de Leydsche burgerij verbonden te zijndie ik heb leeren
liefhebben en van wie ik zoo vele bewijzen van sympathie ondervond die
voorregten zeg ikMM. HH.waren te groot dan dat ik weerstand konde
bieden en deden mij besluiten tnij aan eene verkiezing te onderwerpen.
MM. HH., uw nieuw medelid aanvaardt zijne betrekking met vertrouwen.
Ontbrak het hem niet aan medewerking uwerzijds als voorzitter, en hij
zegt u daarvoor warmen dank, hij rekent op uwe zamenwerking en voort
durende vriendschap en biedt u de zijne wederkeerig aan.
En nu nog een woord tot uzeer geachte medeleden van het dagelijksch be
stuur. Allereerst zeg ik u dankgeachte heer Stoffelsvoor de welwillende woor
den tot mij gesprokenik stel die op hoogen prijs daar zij gesproken werden
door een man, dien ik in zijn maatschappelijk en burgerlijk leven heb leeren
kennen als een opregt man. Zoo ik mij mag verheugen in de sympathie van mijne
medeburgersdan heb ik dat niet het allerminste aan u te danken geachte HH.
Wethouders, aan uwe krachtige ondersteuning, die mijne gewigtige taak tot
eene ligte, ja aangename taak hebt gemaakt. Dank zeg ik u allen. Het doet
mij leed, dat ik mijn geachten vriend Hubrecht, van wien ik mede zoo vele
blijken van welwillenheid en vriendschap mogt ondervinden, hier mis. Dank
zeg ik u voor die medewerking en ondersteuning, ook u door ondervinding
grijze Secretaris, die mij steeds met zooveel welwillenheid ter zijde staat
en op wiens voorlichting ik steeds zooveel prijs stel.
En nu, MM. HH., laat ons te zamen de schoone taak voortzetten, ter
bevordering van den bloei van Leydende beroemde academiestadLeyden
de nijvere handel- en fabriekstad, ter bevordering van den bloei van onze
burgerij. Veel staat ons nog te doen; doen wij het zonder uitstel, doen
wij het met vertrouwen, maar doen wij het gedachtig aan de spreuk: «-al
niet sonder Godt," MM. HH.met dankbaarheid en vertrouwen aanvaard
ik het mandaat, mij door de burgerij opgedragen.
H. Onderzoek der geloofsbrieven van de nieuwe leden van den Gemeente
raad, benoemd om met den eersten Dingsdag van September als zoodanig
op te treden.
De heeren Goudsmit, du Rieu en van Outeren worden door den Voor
zitter uitgenoodigd om zich met dat onderzoek te willen bezig houden,
wordende inmiddels de vergadering door hem geschorst.
Nadat de commissie zich ten voorschreven einde verwijderd had en na
eenigen tijd teruggekeerd was, wordt de vergadering heropend, waarop de
Voorzitter het woord verleent aan den rapporteur der commissie.
De heer Goüdsmit. Namens de commissie, door u benoemd tot het
onderzoeken der geloofsbrieven van de nieuw inkomende leden, heb ik de
eer mede te deelen, dat door hen zijn overgelegd de stukken bij art. 17
der gemeentewet voorgeschreven, en wel: 1°. de processen-verbaal van de
gehouden verkiezingen; 2°. uittreksels uit de geboorte-registers of acten van
bekendheid, waaruit tijd en plaats hunner geboorte blijken; 3°. eene ver
klaring van den Burgemeester, getuigende, dat de benoemden, gedurende
het laatste aan hunne verkiezing voorafgaande jaar, hunne woonplaats bin
nen de gemeente gehad hebben; wijders door de benoemden zeiven afge
legde verklaringenvermeldende alle openbare betrekkingen die zij beklee-
den, en eindelijk het bewijs, dat zij binnen acht dagen na de benoeming,
en dus binnen den vereischten tijd, ter voldoening aan art. 13 der gemeente
wet de benoeming hebben aangenomenweshalve de commissie de eer
heeft te concludeeren tot de toelating van al de gekozen leden.
De Voorzitter. Ik stel voor, overeenkomstig de conclusie van het
rapport der commissie te besluiten.
De vergadering zich hiermede vereenigd hebbende, worden tot leden der
vergadering achtervolgens met algemeene stemmen toegelatende heeren
Stoffels, Meerburg, Krantz, Driessen, Cock, Buys, Scheltema en van
Wensen; hebbende van de vijf eerstgenoemdenter vergadering aanwezig,
ieder gedurende de behandeling zijner toelating, de vergadering verlaten.
III. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over dè
dienst van 1866.
Bij die rekening is gevoegd het volgende schrijven van Burgemeester en
Wethouders
«-Burgemeester en Wethouders hebben de eer u bij deze over te leggen
het concept-raadsbesluit, betreffende de rekening van ontvangsten en uit
gaven der gemeente Leyden, over het dienstjaar 1866, om, nadat de
rekening van het Pesthuis, benevens die der trekvaarten en jaagpaden,
welke deze stad met andere steden in gemeenschap bezit, over datzelfde
jaar zullen zijn goedgekeurd, indien het aangeboden ontwerp uwe goedkeu
ring wegdraagt, het op den voorgedragen voet en wijze vast te stellen. Zij
leggen hierbij tevens ter uwer vaststelling over eenen suppletoiren staat van
begrooting op de dienst van 1867waarbij het batig slot der rekening van
1866, ten bedrage van f 12453.19, op de onvoorziene uitgaven van
eerstgenoemd jaar wordt overgebragt.
Zij stellen die overdragt voor