HAIDILIB6EB TA» Dl» DHH1NTERAAD VA» LSYOEH
14.
Killing van Donderdag 3? Jfunij 1867,
gcopencl des namiddags te 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
tegenwoordig de heeren Krantz, van Wensen, Meerburg, du Rieu, Tol
lens, DriessenCock, van Kaathoven, van der Hoeven, Hubrecht, Hoog,
de hremery, Stoffels, van Heukelom, van Outeren en Rutgers.
De heeren lielemanHartevelt en de Moen gaven kennis verhinderd te
zijn de vergadering bij te wonen.
He aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Dingsdag
11 Junij 11. worden gelezen.
De heer van der Hoeven. Ik was afwezig, mijnheer de Voorzitter,
tegen het einde der vergadering, en ik was dus niet in de gelegenheid te
sprekentoen door u het voorstel was gedaan om de commissiedie in
zake het Ziekenhuis is werkzaam geweest, te ontbinden en tevens te bedan
ken voor de moeitedie zij heeft besteed. Ware ik op dat oogenblik
tegenwoordig geweest, ik zou niet in gebreke zijn gebleven om ook mij
nerzijds een woord van dank te zeggen aan de commissie en tevens mijne
blijdschap aan den dag te leggendat hare bemoeijingen eenen goeden uit-
slag gehad hebbenwaardoor het uitzigt geopend is om de zaak tot een
goed einde gebragt te zien en den wensch uit te spreken dat zij tot nut
zal strekken van onze hoogeschool.
De notulen worden hierop goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Provinciaalblad van Zuidholland, n°. 85, inhoudende bepaling van
den termijn voor de inzending der gemeenterekeningen over 1866.
2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland,
van 12 Junij 1867, B. n°. 2977 (3de afd.), G. S. n°. 43, houdende
goedkeuring van het raadsbesluit van den lsten dier maand, tot wijziging
der begrooting, dienst 1866, zoo in ontvang als in uitgaaf.
3°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten dezer provincievan den
18de» dezer maand, B. n°. 3134 (3de afd.), G. S. n°. 5, geleidende een
afschrift van het Koninklijk besluit van den 9de» bevorens, n°. 6, waarbij
HD. beslissing op het voorstel van den Raad dezer gemeente, tot heffing
eener plaatselijke directe belasting van meerderjarige personen die bij ande
ren tegen betaling of vergoeding inwonen, wordt verdaagd tot 15 Aug. e. k.
4°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidhollandgedagtee-
kend 18 Junij jl.B. n°. 3091 (1ste afd.) G. S. n°. 1daarbij inzendende
afschrift van bet Koninklijk besluit van den 5en dier maandn" 54waarbij
aan deze gemeente en het Hoogheemraadschap van Rijnlandvoor den tijd
van drie jaren, concessie wordt verleend tot heffing van bruggeld aan de
Spanjaardsbrug, volgens het daarbij gevoegd tarief.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Adres van D. A. Schretlen en C°. alhier, houdende verzoek om in
eigendom te mogen ontvangen een stukje gemeentegronds aan den vestwal
tusschen hunne fabriek en de begraafplaats aan de voormalige Heerenpoort.
2°. Adres van L. F. Meyeraanwaarbij hij verzoekt een gedeelte ge
meentegronds in het Raamlandbuiten de voormalige Mare-poort, ten
einde aldaar eene bergplaats voor petroleum op te rigten.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan
ciën ten fine van berigt en raad.
De Voorzitter. De heeren hebben kennis genomen van de door onzen
architect vervaardigde kaart, aanwijzende de verspreiding der cholera en
het aantal sterfgevallen aan die ziekte in elke buurt der gemeente. Deze
kaart heeft ter visie gelegen in de leeskamer. Ik geef in overweging die
te laten lithographiërenals wanneer aan de leden een exemplaar zal wor
den uitgereikt, en haar voorts voor het publiek verkrijgbaar te stellen.
De heer van der Hoeven. Ik zou willen vragen, of niet, zonder
eenigzins de kosten te vergrootendaarbij kon worden gevoegd eene gra-
phische voorstellingwaaruit met een oogopslag de gang der jongste epi
demie zou kunnen worden opgenomen alsmede het cijfer der gestorvenen
over verschillende dagen. Tot model daarvan kan ik hier een blaadje aan
bieden waar, op deze wijze, de loop der cholera-epidemie van 1866 in
Halle is voorgesteld. Men zal daaruit zien, dat zulk eene voorstelling zeer
eenvoudig is, en reeds lang werd er gebruik van gemaakt om den gang van
barometer- en thermometer-stand met een oogopslag te doen overzien.
De heer Hubrecht. Ik ondersteun gaarne hetgeen door den heer van
der Hoeven is voorgesteld; hoe vollediger deze kaart kan worden uitgege
ven hoe wenschelijker.
De heer du Rieu. Ik kan mij daar niet zeer mede vereenigen. Ik
verbeeld mijdat het nog al kosten zal veroorzakenen ik zie er dat
groote nut niet in.
De heer Tollens. Ik zal mij integendeel er hartelijk in verheugen
wanneer deze kaart met de daarbij behoorende tabelwaarvoor ik de Com
missie van Fabricage en den vervaardiger dank zeg, wordt gesteendrukt en
algemeen verkrijgbaar gesteld. De zaak behoort tot de geschiedenis onzer
gemeente en ik kan de uitgave daaraan besteed niet als noodeloos gedaan
beschouwen.
De Voorzitter. Ik ben het eens, en ik acht de zaak ook allezins
wenschelijk bij het plan eener nieuwe riolering. Het is o. a. opmerkelijk
dat juist aan die grachten, die ons in de eerste plaats wenschelijk schenen
gedempt te worden de meeste personen door de cholera zijn aangetast.
Ik geloof derhalve, dat, om een behoorlijk overzigt te verkrijgen, de zaak
ook van blijvend belang is.
1867.
De heer van der Hoeven. Zou niet een gedeelte van de kosten al
dadelijk gedekt kunnen worden, als de kaart voor een matigen prijs ver
krijgbaar wierd gesteld? Misschien zouden vele personen buiten den Raad
er belang in stellen om haar te hebben.
De Voorzitter. Waarschijnlijk is dit uwe aandacht ontsnapt, maar ik
had juist ook het laatste reeds voorgesteld.
De heer van Kaathoven. Ik kan de kaart niet genoeg om tegen het
drukken te stemmen. Wat betreft de kosten van het bijvoegsel, die kun
nen niet zoo groot zijn om daartegen bezwaar te vinden. Die graphische
voorstelling van klimming en daling is niet nieuw, en zoo ik mij niet be
drieg ook reeds bij het dagelijksch bestuur bekend. Wanneer van die wijze
van voorstelling wordt gebruik gemaakt, dan zal, om daarvan de waarheid
te doen kennennaauwkeurige opgave moeten gedaan zijnhet geldt hier
het getal van aangetasten, terwijl in de kaart de verspreiding wordt aange
wezen. Ik twijfel, of bij de aangiften altijd dezelfde regel gevolgd is.
De heer Hubrecht. Op de ingediende kaart is alles duidelijk aangewe
zen en de daarbij behoorende tabel geeft al dadelijk een juist overzigt.
De heer van Kaathoven. Is dat wel zoo naauwkeurig geschied
De Voorzitter. Ik meen dat zij den loop der ziekte naauwkeurig
aangeeft.
De heer van Kaathoven. Het een is eene aanteekening van de ver
spreiding maar het ander van het getal in verhouding tot den tijd.
De heer Hubrecht. De aanteekeningen zijn gehouden naar de opgaven
aan den burgerlijken stand. En indien nu nog eene tabel wordt opgemaakt,
even als de heer van der Hoeven van Halle heeft, dan zal men ook met
een oogopslag de toeneming of vermindering der ziekte kunnen zien.
De heer van Kaathoven. Ik heb er niet tegen, als het maar geschiedt
door iemand, die er kennis van heeft.
Met de aanvullingdoor den heer van der Hoeven voorgesteldwordt
het voorstel van den Voorzitter in hoofdelijke omvrage gebragt en aangeno
men met 15 stemmen tegen 1 (die van den heer du Rieu).
Aan de orde is:
I. Benoeming van een Commissaris voor de stads-bank van leening.
De heeren KrantzMeerburg en Rutgers worden door den Voorzitter
aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Door Commissarissen van de stads bank van leening wordt het volgende
dubheltal voorgedragen: de heeren M" J. van Outeren en H. P. J. Tol
lens. Bij dit dubbeltal is door Burgemeester en Wethouders het navolgende
gevoegd de heeren Mc C. Cock en A. Tieleman.
De uitslag der stemming is, dat met 11 stemmen van de 16 aanwezige
leden benoemd is de heer Mr. J. van Outeren; zijnde verder uitgebragt
op de heeren Cock en Tieleman elk l stem, terwijl 3 briefjes in blanco
waren gelaten.
II. Benoeming van een lid voor de Commissie van Fabricage.
De heer Cock. Mijnheer de Voorzitter, ik vraag over deze benoeming
een oogenblik het woord. Ik wenschte het dagelijksch bestuur te vragen
welke overwegende redenen er kunnen bestaan om zoo spoedig tot eene be
noeming over te gaan. Ik wil niet ontveinzendat ik liever gezien had
dat men niet eerder tot die benoeming ware overgegaandan nadat de
vacature, in den Raad ontstaan door het overlijden van den heer ten Sande,
vervuld was. Ik ga zelfs verder en had het beter gevondendat men met
de geheele zaak gewacht had tot na afloop van de nieuwe verkiezingen in
de plaats van de ledendie met den eersten Dingsdag van September moe
ten aftreden. Het valt toch niet te ontkennen, dat, gaan wij heden tot
eene benoeming over, wij kiezen zullen uit een Raad, die door het treurig
overlijden van den heer ten Sande niet voltallig is en dat dien ten gevolge
onze keuzeal is het dan ook maar in geringe matebeperkt is. Maar er
is meer. Binnen weinige dagen hebben wij de verkiezingen ter vervulling
van de vacaturendie ontstaan zullen door het aftreden in het begin van
September van een derde der leden van dezen Raad. Ten gevolge daarvan
kunnen er ligt nieuwe elementen in deze vergadering gebragt worden en
daaronder zoude het ligt mogelijk zijn, dat aangetroffen werd deze of gene
specialiteit in het vak van fabricage. Er zoude bij voorbeeld iemand kun
nen gekozen worden, die en door zijne speciale bekwaamheden èn door de
kiezers als het ware aangewezen was om de betrekking van lid der Commis
sie van Fabricage te vervullen. Zullen wij nu niet, door thans tot eene
benoeming over te gaan, de vrijheid, om in September eene geheel vrije
keus te doen, beperken en daarop praejudiciëren? Ik weet wel, dat met
September alle vaste commissiën en dus ook die van fabricage aftreden
maar men weet bij ondervinding, hoe het daarmede gaat. Als iemand
eenmaal lid is eener commissieis het niet de gewoonte hem niet te her
kiezen. Het regt daartoe heeft men zonder twijfel, maar facto gebeurt dit
niet. Dit is nu eenmaal gewoonte geworden.
De Voorzitter. Wat de vraag aangaat, welke reden er bestaat om nu
tot de benoeming over te gaan, zij is deze, dat de begrooting op handen
is en het wenschelijk isdat de Commissie uit meer dan twee leden bestaat.
De leden der Commissie zelve stelden er grooten prijs op dat die benoeming
thans geschiedde.
De heer Cock. Ik dank u voor de gegevene inlichting, mijnheer de
Voorzitter. Ik moet echter zeggen, dat zij mij niet geheel voldoet. De
steun tochdie de bestaande leden der commissie bij het opmaken van het
budget zullen vinden in een liddat geheel nieuw in hun midden optreedt
en naauwelijks een maand beeft om zich bekend te maken met eene zoo
omvangrijke administratie als die van fabricage, zal meer in schijn dan in
derdaad bestaan. Ik kan niet ontveinzendat ik het meer liberaal zou
hebben gevondenwanneer men deze benoeming aan onze opvolgers van
September had overgelaten. En wanneer ik hier van opvolgers spreekheb
28