tijd gegeven magtiging; om over dit aangelegen onderwerp deskundigen
te hoorendienovereenkomstig te wijzigen.
De Voorzitter. Ik meen, dat bij de behandeling van deze zaak de
prioriteit aan het rapport der Commissie van Financiën moet worden gegeven.
De heer Rutgers. Ik wenschte wel te vragenof in de te benoemen
commissie van deskundigen niet een of meer personen zitting moesten heb
ben die met de hygiene en andere omstandigheden van Leyden volledig
bekend zijn.
De heer Hartevelt. Het komt mij voor, dat wij hier zullen gaan
stemmen over eene reeds uitgemaakte zaak. De Raad heeft immers, als
mijn geheugen mij niet bedriegt, reeds toegestaan, dat deskundigen mogten
worden geraadpleegd, en kosten daarvoor gemaakt. Er zoude dus alleen nu
maar quaestie zijn over de som van ƒ2000; maar is dit wel eene quaestie,
waarover nogmaals of nog door den Raad moet worden beslist?
De Voorzitter. Het is aan Burgemeester en Wethouders zeer twijfel
achtig voorgekomen of het hier wel eene besliste zaak wasen daarom
hebben zij dit nader voorstel gedaan, ten einde door den Raad eene be
paalde beslissing worde genomen.
De heer Hubrecht. In de zitting van 16 Augustus des vorigen jaars
is deze zaak ter sprake gebragt. Toen is namens de Commissie van Fa
bricage verzocht: 1°. tpn aanzien van het werk diligentverklaringen
2°. magtiging met betrekking tot de kosten om deskundigen te raadplegen.
De heer Hoog. Ik heb de stukken over deze zaak in de leeskamer ge
zien en ze met belangstelling gelezen. Ik kan niet anders dan goedkeuren
dat dergelijk plan door eene commissie van deskundigen worde onderzocht.
En daarom ben ik zeer voor het toestaan der aangevraagde f 2000.
Als ik het wel begrijp, heeft de Commissie van Financiën meer be
zwaar tegen de zamenstelling van de commissie dan tegen de zaak zelve.
Maar dat is eene zaak van latere zorg. Ik geloof dat wij nu alleen de
vraag moeten behandelen, of wij eene commissie van deskundigen zullen
benoemen. Is die vraag beslistdan kunnen wij uitmaken wie de keuze
zal doen. Ik geloof, dat Burg. en Weth. zoodanige commissie moeten be
noemen. Mijne ondervinding in andere betrekkingen leert mij dat groote
vergaderingen zich bepalen moeten tot het besluit dat er'eene commissie
zal worden benoemd, en dat de uitvoerende magt (hier Burg. en Weth.)
de benoeming moet doen van de ledenuit welke zoodanige commissie zal
zijn zamengesteld. Dit behoort niet in eene openbare vergaderiug als deze
Raad te geschieden; hier moeten geen namen worden genoemd.
De heer Hubrecht. Ik acht het van het uiterste gewigt in zoo eene
belangrijke zaak als het hier geldt, dat men zich door deskundigen doe
voorlichtep. De gemeente-architect heeft mef den meesten ijver aan dit ge-
heple plan gekerkt; maai; ik reken het toch van zeer groot belang, het
plan aan het oordeel van deskundigen te onderwerpen. En dan komt het
vooral ook aan op personendie het technische van de zaak kunnen beoor-
deelen.
De heer Tollens. Het komt mij voor, dat het verkrijgen van licht in
deze zaak met ¥ene 80m van f 2000 niet te duur betaald is. Intusscben
is het van gewigt, dat de commissie van deskundigen goed worde zamen
gesteld. Ik mag het niet ontveinzendat het welligt beter ware andere
personen dan de aangewezen tot eene commissie daarvoor te benoemenen
zou het meer wenschelijk achtendat die commissie werd zamengesteld
uit deskundigen dezer gemeente, die althans dit voor hebben dat zij begin
nen met de localiteiten te kennen, die voor deskundigen van elders nog
een geheim zijn. Ook meen ik dat het beter zijn zou, dat men dit plan
partieel ten uitvoer poogde te leggen, en niet aanving met eene onderne
ming, die 6 a 7 ton zal kosten, in eens op het touw te zetten.
De heer van der Hoeven. In het rapport van de Commissie van Fi
nanciën is nog gewag gemaakt van een vroeger te dezer zake ingekomen
stuk van den heer Beijerinck. Ik heb daarvan niets verder gehoord. Dat
stuk wordt als het ware geheel ter zijde geschoven. Dat is het eerste punt,
dat ik in herinnering wensch te brengen. En wat nu het tweede punt be
treft, acht ik het wel tot de competentie van den Raad te behooren om
invloed uit te oefenen op de benoeming van die commissie van deskundi
gen. Als het plan reeds was opgemaakt en door den Raad beoordeeld en
goedgekeurd, dan zou ontegenzeggelijk tie uitvoering tot de competentie van
Burgemeester en Wethouders behooren; maar nu dit het geval nog niet
is, acht ik het wel wenschelijk, dat de Raad over de benoeming der com
missie worde gehoord.
Dq heei Scheltema. Ook ik ben voor het toestaan der gevraagde som
van f 2000, maar wil niet geacht worden daarmede de voorgestelde keuze
van deskundigen goed te keuren. Ik acht die keuze niet goed, met het
oog op het doel van de verversching of verbetering van het waterdat doel
is de bevordering van den gezondheids-toestand der bevolking. Ik vrees
dat wij van eene commissie, bestaande uit twee bouwkundigen of architec
ten en een ingenieur, zoo als zij nu voorgesteld wordt, niet meer krijgen
zullen dan een advies over een bepaald plan, tot demping van grachten en
het ipaken van riolendat haar zal worden voorgelegden door een archi
tect is ontworpen; terwijl ik aan eene commissie van deskundigen eene
ruimer taak zou willen opdragen en haar de vraag in het algemeen voorleg
gen, wat er gedaan kan en moet worden tot verbetering van het water,
in het belang van den gezondheids-toestand.
De heer Cock. Ik beschouw het voorstel eenvoudig als strekkende tot
regeling van de financiële comptabiliteit. In de vergadering van 16 Aug.
jl. werd aan den Raad het verzoek gerigt: 1°. tot diligent-verklaring der
commissie, om ten deze een voorstel te doen, en 2°. tot magtiging, met
het oog op. de kosten, om deskundigen te raadplegen. Het eerste werd
met algemeene stemmen toegestaanhet tweede met aJgemeene stemmen op
vier na. Maar nu hebben Burgemeester en Wethouders geoordeeld, dat
zij van eene zoo onbepaalde magtiging geen gebruik moesten makenom
dat die magtigingdaar zij de hoegrootheid der som niet bepaaldete uit
gebreid wasen daarom hebben zij nu een bepaald voorstel gedaanom
hun tot dat einde eene som van f 2000 toe te kennen. In Augustus jl.
heb ik tegen het voorstel gestemd, maar daar de Raad het toen heeft aan
genomen, moet ik mij daaraan onderwerpen en zal ik nu voor het voor
stel stemmen. Intusschen wil ik door dit votum niet geacht worden goed
te keuren,' noch het geheele plan noch de keuze der personen. Noch het
een noch het ander kan ik goed beoordeelen. Vooral wat de keuze der
deskundigen betreft, zoude men naauwkeuriger bekend moeten zijn met de
strekking en de uitgebreidheid van het onderzoek hun opgedragen. Naar
mijne overtuiging behoort, in het gegeven geval, ons de keuze niet; maar
hoe dit ook zij ik wil niet geacht worden die goed te keuren.
De heer van Outeren. Ik ben het volkomen eens met den heer Cock,
dat het beginsel vroeger reeds is uitgemaakt, dat er een deskundig onder
zoek zou plaats vindenen dat eene commissie tot dat einde zou worden
benoemd. Mij komt het voor dat de Commissie van Financiën van dezelfde
meening ismaar alleen op het beschikbaar stellen van fondsen tot goedma
king der kosten van dat onderzoek afwijzend heeft geadviseerd, op grond
van bestaand verschil omtrent de keuze der personenaan wie het onderzoek
zou worden opgedragen. Zoo de Raad de commissie zelve wilde benoemen,
ik heb er niets tegen. Welligt ware het in dat geval verkieslijk daartoe in
eene beslotene vergadering over te gaanwant het wikken en wegen van
personen in eene openbare vergadering heeftdunkt mij, eene niet gewenschte
keerzijde.
De heer van Wensen. Ik ben ook voor het voorstel, maar acht het
toch wenschelijk, dat, als men drie deskundigen van buiten de stad neemt,
men de commissie dan nog met een lid vermeerdere, die dan uit Leyden
kan worden aangewezen, ten einde ook iemand in de commissie zitting hebbe
die meer bepaald met de Leydsche belangen bekend is.
De heer Meerburg. Ook ik zou de voorkeur geven aan de benoeming
van deskundigen uit de stad. Ik ben het met de Commissie van Financiën
in vele opzigten geheel eens. Ik vermeen, dat, als de gemeente zich eenige
opofferingen wil getroosten, zij binnen korten tijd heerlijk duinwater zou
kunnen verkrijgen, en dan zijn wij in dit opzigt in eens in een beteren toe
stand gebragt, ja zelfs gered. Ik maak mij sterk, naar hetgeen ik verno
men heb, dat wij binnen een jaar goed duinwater zouden kunnen verkrij
gen zoodat wij tot de uitvoering van zulke groote en kostbare plannen niet
zouden behoeven over te gaan.
De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft vooral het oog
gehad op het zeer uitgebreid rapport van den heer Beijerinck, dat voor
drie jaren is ingeleverd, en de gemeente 600 heeft gekosfc, als ik mij
wel herinner, maar waarvan wij tot hiertoe nog weinig nut hebben getrok
ken. Bij haar is de vraag ontstaan, of dit nog niet zou kunnen geschie
den. De Commissie van Financiën heeft ook het oog geslagen op het uit
gebreide plandat volgens de Commissie van Fabricage wel zeven ton zou
kosten, maar dat wij vermeenen dat wel nooit tot stand zal komen, hoewel
zij haar openlijk hulde brengt voor de vele zorg en moeiten aan dat plan be
steed hetwelk het bewijs oplevert dat men ook hier wat kan ontwerpen op het ge
bied van waterverversching. En eindelijk ontstond de vraagof er in Leyden
zelf niet eenige deskundigen konden worden gevondendie in staat zouden
zijn ons ten deze in te lichten. De Commissie was van oordeel dat het
wélligt beter zijn zou dat de deskundigen immers ten deele genomen wer
den uit Leyden, aldaar wonende en met de plaatselijke belangen bekend.
Dit zijn de grondslagen van het advies der Commissie van Financiën.
De Voorzitter. Het is uit de discussie gebleken dat de vergadering niet
ongenegen is de som van f 2000 toe te staanen ik geloof dus dat dit
het eerste punt isdat moet worden behandeld en uitgemaakt.
De heer Hubrecht. Door den heer Meerburg is gezegd, dat het mo
gelijk zijn zou om binnen korten tijd de stad van duinwater, en alzoo van
goed drinkwater, te voorzien. Hos wenschelijk dit ook zij, moet ik toeh
zeggendat wij hier te doen hebben met een voorstel omtrent de water
verversching en verbetering van het riolenstelseldat niet in verband staat
met het voorstel tot verbetering van het drinkwater.
De heer Meerburg. Burgemeester en Wethouders hebben toch ten voor-
deele van het voorstel aangevoerd, dat het wenschelijk ware beter drinkwater
in de stad te verkrijgen.
De Voorzitter. Ik stel alsnu voor, om eene som van ƒ2000 toe te
staan tot voorziening in de kosten die het onderzoek door deskundigen zal
veroorzaken.
Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De heer de Moen. Dit is nu een crediet om zoo noodig er gebruik van
te maken.
De Voorzitter. Dit is juist de bedoeling. Ik zal thans het tweede punt
in behandeling brengen, of de Raad de deskundigen wil benoemen.
De heer Cock. Ik acht de beslissing van die vraag onnoodig, daar in
de zitting van 16 Augustus 1866 reeds is besloten dat het dagelijksch be
stuur of de Commissie van Fabricage de deskundigen zou benoemen of
aanwijzen.
De Voorzitter. Ik geloof dat het ook strekte voor de deskundigendie
voorloopige werkzaamheden te vervullen hadden.
De heer Hubrecht. Hetgeen de heer Cock zegt is volkomen juist. In
de reeds genoemde vergadering is magtiging gevraagd om met het oog op
de kosten deskundigen te raadplegenmaar zijn geene namen genoemd.
Daar echter in die vergadering geene bepaalde som was aangevraagd
achte het dagelijksch bestuur het voorzigtig nu een bepaald cijfer aan
te vragen.
De Voorzitter. Ik acht het dan toch wenschelijk dat de Raad de
quaestie uitmake, want het is uit de heden gehouden discussie gebleken
dat er verschil van gevoelen over deze zaak bestaat.
De heer Cock. Ik geloof dat de Raad te dezen aanzien een besluit ge
nomen heeft. Wil men nu daarop terugkomen, het is mij wel, maar in
den regel acht ik zoo iets niet wenschelijk. Ook uit het verslag onzer
handelingen blijkt, dat er door ons een besluit is genomen.
De heer de Moen. Ik zou wel willen voorstellendat Burgemeester en
Wethouders en de Commissie van Fabricage werden uitgenoodigd eene voor-
dragt van personen aan den Raad te doenwaarbij dan in het oog kon
worden gehouden de wensch, in deze discussie geuit, om niet uitsluitend
personen buiten de stad te kiezen.
De Voorzitter. Dat voorstel kan moeijelijk in aanmerking komen
want het is nog niet uitgemaakt of de Raad de benoeming doen wil.