alle personen, die kamers bewonen oi bij anderen tegen betaling of ver goeding inwonen, zonder onderscheid belasting zullen betalen. Het bezwaar zou uit den weg worden geruimd, wanneer bij het besluit van den Raad aan hendie geen eigen inkomen hebbengelegenheid wierd gegeven hier van te doen blijken. Voorts had het de aandacht des Ministers getrokken dat bij art. 3 bepaald wordt dat van het inkomen, berekend naar art. 2, ten hoogste 3 pet. zal worden geheventerwijl in art. 3 van het raadsbe sluit van 12 Februarij en 14 Maart jl. van 4 pet. wordt gesproken. In art 2 was blijkbaar eene schrijffout ingeslopen. Er stond nu dat de hoofd som van ƒ20 tot en met 40 vermenigvuldigd zal worden met 22; dit zal moeten zijn de hoofdsom van 21 tot en met ƒ40, daar blijkens hetgeen voorafgaat de hoofdsom van ƒ20 met 20 zal worden vermenigvuldigd. Deze opmerking gold ook voor al de volgende cijfers, welke in de eerste kolom steeds één te laag waren gezet. Burgemeester en Wethouders concluderen in hun rapport, wat het eerste punt aangaat, bezwaar te moeten maken aan des Ministers verlangen toe te gevenwat het tweede betreft de vereischte inlichtingen mede te deelen en ten opzigte van het derde die wijzigingen te brengen in beide besluiten. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. Wordt, zonder discussie, met algemeene stemmen aangenomen. III. Voordragt tot den aanleg eener schietbaan. Die voordragt bevat o. a. het volgende: »De scherpschutters vereenigingen wachten met hunne oefeningen op den aanleg eener zoodanige baan en de wet op de schutterijen die bij de ka mers aanhangig is, legt de verpligting aan de gemeenten op om eene schietbaan aan te leggen. De prijs die nu wordt aangegeven zal slechts bedragen ƒ1500, waarop de eerste aanleg mede door ons was berekend. Deze behoeft slechts 250 passen te zijn. Het is dus niet noodig haar aan het achtereinde van het Raamland aan te leggen, zij kan nu meer naar voren komenwanneer ook nog 20 elfen voor vrije en onbelemmerde pas sage overblijven en geene ramen behoeven verzet te worden. Ook volgens onze beschouwing, te meer daar volgens het plan geen vervoer van zand noodig is, kan de baan voor de aangegeven som wpyden aangelegd; dan het plan eischt een vlak terrein, dit is het niet. Dat vlak maken eischt eenige meerdere uitgaven, welligt zijn er eenige onvoorziene onkosten, en het is daarom dat wij de vrijheid nemen voor die aanleg eener schietbaan op het Raamland buiten de Mare-poort eene som van 2000 aan te vragen. De Commissie van Financiën raadt dienovereenkomstig te besluitenen legt tot dat einde den noodigen staat yan af- en overschrijving op de be grooting ter vaststelling over." De Voorzitter. In eene vorige vergadering heb ik medegedeelddat Burgemeester en Wethouders nog geen antwoord hadden ontvangen omtrent een door hen ingediend voorstel aan de hooge, regering, of van rijkswege geen schietbaan konde worde aangelegd en onderhouden, wanneer dezerzijds eene ruime subsidie werd verstrekt. Thans ben ik echter in de gelegenheid u het antwoord mede te deelen. Met het oog op de aanstaande wet tot rege ling van de schutterijen, is de regering van oordeel, dat zij geene onder steuning te dezer zake kon verleenen. De heer van Kaathoven. Het is bekend dat de Raamlanden behooren tot de bezittingen van de gasthuizen en dat die door gecommitteerden aan fabriekanten worden verhuurd. Het gemeentebestuur kan daarover, als ge meente-eigendom, beschikken; maar het komt mij voor, dat het geene over tollige beleefdheid zou geweest zijn, gecommitteerden bekend te maken met het voornemen om daarop eene schietbaan aan te leggenal ware het alleen om de verzekering te geven, dat daardoor, voor degenen die werkzaam z'jn in de Raamlanden, geen gevaar zal ontstaan. De Voorzitter. Volgens het nieuw plan zullen de ramen geheel buiten het terrein van de schietbaan blijven. De heer van Kaathoven. Maar zal dit geheel zonder gevaar zijn? De Voorzitter. Er zalvolgens deskundigengeen gevaar bestaan. De heer Hartevelt. Er wordt thans eene som van ƒ2000 tot aanleg eener schietbaan gevraagd. Zoo dit voldoende is, is het mij wel; maar ik moet herinneren dat op de begrooting tot hetzelfde einde 2500. was uit getrokken. Nu zou het welligt mogelijk zijn dat men later met de 2000 niet kon volstaan. Dan zal men met eene suppletoire begrooting voor den dag komen, en dat zou ik min doelmatig achten. Daarom geef ik in overweging, of het niet wenschelijk ware, de oorspronkelijk bepaalde som van ƒ2500 voor dit doel te bestemmen, waartoe ik bij deze gaarne het voorstel doe. De heer Hoog. Met genoegen heb ik deze voordragt van Burgemeester en Wethouders gehoord en gelezenmaar ik moet toch dezelfde aanmerking als de heer Hartevelt maken. De plannen die thans ontworpen zijn kun nen tegenvallen, en daarom zou ook ik het beter keuren dat men zich aan de oorspronkelijke som van ƒ2500 hield. Ik geloof dat wij dan ge vrijwaard zouden zijn voor misrekening, en dat wij ons dan zouden kunnen overtuigd houden, dat de aanleg op doelmatige wijze zou geschieden, en in de bestaande behoefte voorzien werd. Ik appuyeer dus het voorstelom een crediet van 2500 aan Burgemeester en Wethouders te openenge lijkstaande met het eerst op de gemeente-begrooting te dezer zake voorgedra gen cijfer. Ik ben overtuigd dat daarvan niet meer zal worden verbruikt dan noodig zal bevonden worden. De heer Hubrecht. Ook ik verheug mij zeer dat door het gedane voorstel aan eene behoefte, die in deze stad bestaat, zal voldaan worden. Ten gevolge van het nieuwe ontwerp zal geen van de ramen behoeven ver zet te wordenwaardoor eene bezuiniging zal worden verkregen. En tevens zal er nog een pad van ruim 20 ellen overblijven. Maar de door het rijk verstrekte en keurig bewerkte teekening geeft een juist denkbeeld van den aanleg. Het terrein alhier zal eerst vlak moeten gemaakt worden, en ligt zal nog in geringe behoeften moeten worden voorzienvooraf niet te bere kenen. Ik kan mij dus met het gedane voorstel zeer goed vereenigen, dat het bedrag op 2500 gesteld worde. De heer Tollen*. Ook ik ben zeer verheugd dat wij door dit voorstel eerlang in het bezit an eene schietbaan zullen gesteld worden, en zou mij daarom ook wel voor het bedrag van 2500 kunnen verklaren, voor het geval dat de aanleg meer mogt bedragen dan de geraamde som. De heer van Heukelom. Mijne denkbeelden over deze zaak zijn sedert vroeger niet veranderd. Ik zal die nu niet herhalenmaar eenvoudig ver klaren, dat ik uit dien hoofde niet voor het voorstel stemmen zal. De heer van Outeren. Ik vereenig mij met het voorstel, maar meen dat eene som van ƒ2000 als voldoende te achten is. Wanneer ik naga dat ƒ1500 voor den aanleg eener schietbaan, volgens eene zeer gedetail leerde berekening, bij de stukken overgelegd, toereikende worden geacht en er dan nog ƒ500 overblijven voor het gelijkmaken van het terrein, dan houd ik het er voor dat op den laatsten post nog genoeg zal overschieten om daaruit in andere kleine behoeften te voorzien. Ik ben dus tegen eene verhooging van het aangevraagde cijfer. De heer Meerburg. Ik meen dat men ƒ500 minder heeft aangevraagd, juist omdat de ramen niet zullen worden verplaatst. Maar daaruit blijkt dat men gelijke som aanvraagt als vroeger. Ook ik ben dus tegen elke verhooging. De heer de Mokn. Ik geloof dat het niet kwaad zijn zou aan het gouvernement te vragen, of het zou willen de schietbaan volgens het opge maakte plan te doen maken. Het heeft toch krijgslieden of deskundigen, die meer aan dat werk gewoon zijn. En dan zijn wij ook verzekerd dat de schietbaan ons niet meer zal kosten. Overigens bevreemdt het mij dat het gouvernement b. y. de helft van de kosten niet zqu willen betalen. Wij zijn toch niet verpligt, om voor de militairen die hier in garnizoen zijn eene schietbaan aan te leggen. De Voorzitter. lp antwoord op hetgeen de vorige spreker gezegd heeft,- moet ik opmerken dat, wat het eerste punt aangaat, het duidelijk is geblekendat het gouvernement zich onttrekt aan de ondersteuning tot den aanleg eener schietbaanwaarmede wijnaar ik geloofnu kunnen vol staan. En wat het tweede punt aangaat, is de aanleg van eene schietbaan voor deze stad van groot belang, ook daar wij ons in een talrijk garnizoen mogen verheugen. Ik zou vreezen, dat het gemis van eene schietbaan op den duur nadeelig voor het behoud van zulk een garnizoen zou kunnen werken. De heer de Moen. Dit neemt toch niet weg, dat het departement van oorlog, dat het plan ontworpen heeft, de zaak het best zou kunnen uit voeren, daar het militaire deskundigen heeft, die met dat werk gewoon zijn, Overigens heeft dat departement vroeger gebouwen en andere pan den vap de stad overgenomenhetgeen wel ten bewijze kan strekkendat wij ons door geen ïjdele vrees voor het behoud van het garnizoen moeten laten leiden. De heer Hubrecht. Ik ben het eens met den Voorzitter, dat het dui delijk is, dat het gouvernement bezwaar maakt de schiethaan zelf te doen aanleggen. Dit neemt echter niet weg, dat men zoude kunnen verzoe ken, dat in de uitvoering militairen behulpzaam mogten zijn. Toen dit on derwerp vroeger in dezen Raad werd besprokenwas reeds de toezegging dat militairen voor het werk konden beschikbaar worden gesteld, en tevens daarbij de soldij geregeld. Van eene geachte zijde ben ik geïnformeerd, dat, indien nu evenzeer een aanvraag geschiedde, ook daartegen welligt geen bezwaar zoude bestaan; alleen zoude ik vreezen dat door de maatregelen te gen de veeziekteen daardoor inkrimping van het garnizoenop niet veel manschappen zoude kunnen gerekend worden, en daardoor de schietbaan niet met den zoo zeer gewenschten spoed zoude kunnen worden aangelegd. De Voorzitter. Het is bij onderzoek geblekendat het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om eene som van 2000 te verleenen, vol doende te achten is; maar dit neemt niet weg, dat er een amendement is voorgedragen, zoodat ik de vraag, of men de som op 2500 wil stellen, het eerst zal in stemming brengen. De heer van Outeren. Ik meen dat de stemming over het voorstel zal moeten voorafgaan aan dje over het amendement; want ik ben voor de op- rigting der baan, maar moet mij tegen de som van ƒ2500 verklaren, waar toe geen noodzakelijkheid bestaat. De heer de Moen. Wij moeten eerst uitmaken, immers naar het mij voorkomt, of er van gemeentewege eene schietbaan zal worden aangelegd. De Voorzitter. Ik geloofdat daaromtrent weinig verschil van gevoelen meer bestaat; maar ter voldoening aan dat verlangen breng ik in omvraag, of er van gemeentewege eene schietbaan zal worden aangelegd. Dat voorstel wordt met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen: de heeren Scheltema en van Heukelom. De Voorzitter. Thans breng ik in omvraag het amendement van den heer Hartevelt, om het bedrag, daarvoor aan te wijzen, op 2500 te stellen. Dat amendement wordt verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Voor: de heeren van Kaathoven, Buys, Hartevelt, de Fremery, Hoog, Hubrecht, Tollens en Stoffels. Dientengevolge wordt het aan te wijzen bedrag volgens het gedane voor stel van Burgemeester en Wethouders op ƒ2000 gesteld. De heer van Kaathoven verlaat de vergadering. IV. Voordragt omtrent de waterverversching. Die voordragt bevat het volgende: "Hoezeer uwe magtigingom met deskundigen in overleg te treden onbepaald is gegevengelooven wij dat het regelmatiger isom het finan ciële gedeelte, dat dit eenigzins worde beperkt en wij nemen daartoe de vrijheid u voor te stellen op dit stuk te besluiten: 1°. de bij het rapport der Commissie van Fabricage genoemde deskun digen uit te noodigen deze plannen te onderzoeken en daaromtrent wel te willen dienen van berigt en raad; 2°. tot bestrijding der onkosten van dit onderzoek en, de verdere reeds gedane en nog te doene uitgaven ter zake van dit belangrijk onderwerp beschikbaar te stellen eene som van ƒ2000, waartoe de noodige voordragt hiernevens is gevoegd." De Commissie van Financiën verlangt dat worden gehoord personen met de localiteit alhier geheel bekenden deskundigen op het gebied van hy giene. Bij dit verschil van gevoelen moet zij bezwaar maken tot het dezer zake beschikbaar stellen van ƒ2000, en, indien het haar geoorloofd is dienaangaande haar gevoelen uit te drukken, de vergadering in ernstige overweging geven om, naar aanleiding van het bovenstaande, de in der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 2