dering voor goed verworpen wordt. Wij nemen de vrijheid, ofschoon on gevraagd, daartoe bepaaldelijk te adviseren. Namens den Acad. Senaat, Leiden, December 1866. J. J. Peins, Acad. Rector Ivlagn. J. C. G. Evers, Acad. Actuarius. De raad van bestuur der rijks-instelling voor onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde alhier gevestigdvernomen hebbende dat bij u een voorstel aanhangig is gemaakt tot aanzienlijke verhooging der schoolgelden bij de gemeentelijke instellingen van onderwijs en met name bij de hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, acht zich verplicht u opmerkzaam te maken op het groote bezwaar dat zoodanige maatregel zou opleveren voor den bloei der inrichting aan zijne zorgen toevertrouwd. Het middelbaar onderwijs hier ter stede ontleent een bijzonder belang niet alleen aan de omstandigheid dat Leiden als fabriekstad behoefte heeft aan de kennis, die door dat onderwijs wordt medegedeeldmaar ook daaraan dat de bepalin gen omtrent de benoembaarheid van ambtenaren bij den burgerlijken dienst in Nederlandsch Indië van de candidaten een examen vorderen dat nage noeg dezelfde vakken omvat, die op de hoogere burgerschool onderwezen worden. Ouders die hunne zonen voor den Indischen dienst wenschen op te leidenvinden thans te Leiden de gelegenheid vereenigdom hen te doen onderwijzen in alle kundigheden, gevorderd voor beide examens die zij hebben te ondergaan; deze zullen echter worden afgeschrikt om zich in Leiden te vestigenwanneer de kosten van het middelbaar onderwijs zoo hoog worden opgedreven zij zullen veeleer genoopt worden zich te bege ven naar het naburige Delft, waar zoowel eene gemeentelijke inrichting voor onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde als eene hoogere burgerschool is gevestigd en beide inrichtingen in zoo nauw verband zijn gebracht, dat aan ouders die er hunne kinderen tot den Indischen dienst willen doen opleiden, daartoe de meest gemakkelijke en voordeelige gele genheid verschaft wordt. De raad van bestuur houdt zich overtuigd dat de aanzienlijke verhooging der schoolgelden voor de hoogere burgerschool op den bloei der rijks-instelling voor onderwijs in de Indische taal-, land- en volkenkunde een zeer nadeeligen invloed zou uitoefenen, en geeft in be denking of zulk een maatregel niet zou strekken om het getal der huisge zinnendie in de belasting zouden bijdragen, te dezer stede te doen ver minderen, en of zelfs het onmiddellijke doel daarmede zou bereikt worden, daar verhooging van het schoolgeld ongetwijfeld door vermindering van het getal leerlingen zoude gevolgd worden. Namens den raad van het bestuur voornoemd Leiden, 19 December 1866. P. J. Veth, Voorzitter. M. W. Scheltema, Secretaris. 's Gravenhage27 Januarij 1867. Aan liet Gemeentebestuur van Leiden. Yan de Plaatselijke Schoolcommissie uwer gemeente is mij afschrift toe gezonden van haar verslag over het voorstel tot verhooging der schoolgel den bij het Gemeente-bestuur ingediend. Tevens is mij door den heer Districtsschoolopziener mededeeling gedaan van het stuk door hem over dat onderwerp in de Leidsche courant van 7 dezer geplaatst. Een en ander geeft mij aanleidingmet de meeste bescheidenheidmaar tevens met aandrang te wijzen op het gewicht der argumenten tegen de verhooging der schoolgelden in beide genoemde stukken aangevoerden waarmede ik mij, wat hunne strekking betreft, geheel kan vereenigen. Ten zeerste zou ik het dus betreuren als in eene gemeente, waar thans zooveel en op zulke onbekrompene wijze voor het onderwijs wordt gedaan, een maatregel werd genomen, die, mijns inziens, in alle opzigten verder felijk zou werken, zonder dat daardoor zelfs eenig materiëel voordeel van eenige beteekenis verkregen zou zijn. Men gelieve dit uitbrengen van een ongevraagd advies niet te beschou wen als eene onbescheidenheidmaar alleen als de opregte uiting mijner hartelijke belangstelling in den bloei van het onderwijs in uwe gemeente. De Inspecteur van het Lager Onderwijs in Zuidholland, Lindo. Leiden, 3 Januari 1867. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekendenouders en voogden van kinderen, die de openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs bezoeken, geven U met ver- schuldigden eerbied te kennendat zij met leedwezen hebben vernomendat bij U een voorstel is ingediend tot verhooging der schoolgelden. Zij zijn overtuigd, dat zulk een maatregel hoogst nadeelig zal werken op den bloei dier scholen. De verhooging van het schoolgeld heeft noodzake lijk ten gevolge eene vermindering van het aantal leerlingen, dat dan wellicht aanleiding zou kunnen geven tot vermindering van het inderdaad benoodigd hulppersoneel. En dat het onderwijs, dat zij nu, om zijn voortreffelijk heid, degelijkheid en doelmatigheid zoo zeer op prijs stellen, dan veel van zijne waarde zou verliezen, behoeft geen betoog. Ook raeenen wij het niet ondienstig U onder de aandacht te brengen, dat die scholen, vooral de scholen der 1* klasse, druk bezocht worden door kinderen of pupillen van Oost-Indische ambtenarenofficieren enz'. Velen hunner, voornemens zijnde hunne kinderen of pupillen voor de Academie of Indische School te doen opleidenhebben zich nu reeds in deze gemeente met der woon gevestigdalléén om het degelijke en niet te dure lager on derwijs. Het besluit, vroeger door U genomen, om het onderwijs tegen dien prijs te bepalen en op dien voet in te richten, is dus in menig op zicht bevorderlijk geweest aan den bloei der gemeente en het welzijn onzer kinderen. Dat ookwel geziendoor een dergelijken maatregel de gemeente-finan- ciën volstrekt niet zouden worden verbeterd, vermits het aantal leerlingen daardoor zoude afnemen en toch nagenoeg de kosten dezelfde zouden blij ven, wil men althans de gehalte van het onderwijs niet tot een lager peil doen afdalen. Met bescheidenheid wenden wij ons daarom tot uwe vergadering met het dringend verzoekhet bewuste voorstel niet aan te nemenmaar uw vroeger besluit te handhaven. 't Welk doende (hier volgen de kandteekeningen). Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 18