Men ma? dit niet doen. Maar wel kan men met gerustheid verzekeren, dat, terwijl de school onder ongunstige omstandigheden door het waarlijk goede, dat haar kenmerkt, reeds bloeit, eene aanmerkelijke uitbreiding van het aantal leerlingen te verwachten is, zoodra door uitvoering van de twee opgenoemde plannen, deze inrichting tot een der uitmuntendstezoo niet de" best ingerichte van alle meisjesscholen in ons vaderland geworden is. Als men dit bedenkt, dan wordt de verregaande onredelijkheid van het voorstel, voor zoover deze scholen betreft, duidelijk. Want de opbrengst der schoolgelden is nu reeds 10,200, dus slechts ƒ7625 minder dan het geheele bedrag der uitgaven volgens de hoogste raming. Als het aantal leerlingen op elk der twee scholen met 60 klimt boven het cijfer der be grooting, staan uitgaven en inkomsten gelijk, en veel minder, zal de aanwas niet bedragen, wanneer de raadsbesluiten omtrent de verbeteringen met de gevolgen van dien eenmaal zullen uitgevoerd zijn. Doch dit behoeft niet. De wet op het lager onderwijs zegt in art. 33»Ter tegemoetkoming in de kosten van het onderwijs kan eene bijdrage voor ieder schoolgaand kind worden geheven." De wetgever heeft dus niet gewild dat uitgaven en ont vangsten voor deze scholen tegen elkaar zouden opwegen. Ook de heer S. verlangt dit niet. Hij wil slechts van de kosten gedekt zien. Dus als het schoolgeld ƒ1 L,482 opbrengt, d. i. 1282 meer dan het thans volgens de begrooting doet, is hij tevreden. Zoo nu beide scholen samen 21 leer lingen0 meer tellen, dan waarop bij de begrooting is gerekend, zal de som gevonden zijn. Er zijn reeds 7 meer, waardoor het tekort reeds tot ƒ855 is gedaald. Nog 14 leerlingen, en de stoutste verwachtingen van den heer S. zijn verwezenlijkt. Laten wij nu eens resumeeren. Van het totaalcijfer der kosten van het la°-er onderwijs wordt bijna de helft besteed voor het onderwijs aan on- en mfnvermogenden. Van de rest is de eene helft noodig voor de scholen der tweede klasse, bijna driemaal zooveel als het schoolgeld bedraagt. De an dere helft is bestemd voor de scholen der eerste klassewaarvan de school gelden het 2/3 gedeelte dekken. Wat doet nu de voorsteller? Hij telt al de onkosten bijeen en stelt daar de opbrengst der schoolgelden tegenover. Hij vindt het verschil te groot en wil dit door verhooging der schoolgelden verminderen. Maar wie moeten dat meerdere schoolgeld betalen? Volgens zijn plan zullen de leerlingen der scholen 2» klasse 1840 meer kunnen opbrengen. En die der scholen 1» klasse zullen ongeveer ƒ2400 meer kun nen bijdragenals men rekenen mag dat bij de verhooging der schoolgelden het aantal leerlingen, dat tegenwoordig die scholen bezoekt, zal behouden blijven. Op zijn allergunstigst genomen zal dus het gevolg van eene aan neming van het voorstel zijn, dat er ƒ4200 meer aan schoolgeld geheven wordt. Maar heefl de maatregel het gevolg, dat het aantal leerlingen op de scholen voor uitgebreid lager onderwijs afneemt, dan zal de bate van deze geheele verhooging zeer spoedig op nul gereduceerd zijn. Het voordeel is dus èn gering èn twijfelachtig. Maar de groote nadeehge gevolgen zijn met zekerheid te berekenen. De som van ƒ1840, die bij eene begrooting van bijkans ƒ500.000 zeer onbeduidend mag genoemd wor den, zal aan den burgerman, die zijne kinderen gaarne goed wil opvoeden, menigen zucht kosten, en misschien hem nopen ze korter op school te la ten, dan zijn plan nu is, 'tgeen tevens weer ten gevolge zal hebben, dat de opbrengst der schoolgelden daalt. En wat zal het waarschijnlijk gevolg zijn van eene verhooging der schoolgelden van ƒ2400 op de scholen der eerste klasse? Leiden heeft met recht den naam van uitmuntend, hoewel niet goedkoop, onderwijs te verstrekken. Reeds meer dan één gezindat eene woonplaats zocht, geschikt voor de opvoeding der kinderen, heeft zich hier om die reden gevestigd, vooral zulke, waar zoons zijn, bestemd voor hoogeschool, fabriek of Indischen dienst. Eene verhooging van schoolgelden zal maken dat men bedenkt dat in andere steden het onderwijs veel goedkooper is. Want het schoolgeld voor de scholen 1" klasse is nu reeds veel hooger dan dat voor gelijksoortige scholen in verscheidene andere stedenb. v. in Delft, waar het hoogste schoolgeld (als ik goed ingelicht ben) slechts ƒ35 bedraagt. Waarom zouden de ouders, die zoons voor Indischen dienst op te voeden hebben, zich daar niet liever vestigen, daar men in die stad toch ook eene school ter opleiding van ambtenaren heeft? Ik behoef nauwelijks te doen opmerken hoe dit niet alleen in vele opzichten schade lijk voor de gemeente zou zijn, maar ook op het aantal leerlingen en dus op de opbrengst der schoolgelden zeer noodlottig zou werken. Want inder daad, zooals er tusschen vele dingen wederkeerige invloed bestaat, zoo is dit ook hier het geval. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken. Het locaal van de meisjesschool 1° klasse laat in vele opzichten te wenschen overig. Reeds lang is er besloten dit te verbeteren of wel, daar dit niet uitvoer baar schijnt te zijn, een nieuw gebouw te stichten. Wat zal men doen als nu het aantal leerlingen ten gevolge van het voorstel niet toe-, maar af neemt? Men zal uitstellen, en daardoor de werking van de verbeterde verordening onmogelijk maken. Daardoor zal de school niet kunnen wor denwat men wenscht dat zij zal zijn. Orde en regelmaat zijn onder die omstandigheden moeilijk te handhaven. Men zal de school spoedig minder goed gaan vindenen dan is van goedkoop en uitmuntend onderwijs ook de tweede5 factor in de schatting van het publiek verdwenen, en wederom zul len menschen, die plan hadden zich hier te vestigen, liever elders hunne kinderen laten opvoeden. jij Neen, stadgenootenlaat ons niet bezorgd zijn. De gemeenteraad zal de belangen onzer stad beter behartigen en zich niet door kortzichtige en be krompen berekeningen laten medeslepen. Als men voor de scholen van uitgebreid lager onderwijs der 1® klasse doet wat noodzakelijk iszal bin nen weinig tijd het aantal leerlingen aanzienlijk geklommen zijn en de op brengst der schoolgelden het cijfer der onkosten bijkans geheel dekken. Yan dien kant is er dus geen reden tot bezorgdheid. En men misleidt u, als men u zegtdat de burgerman zooveel moet opbrengen voor het on derwijs van de kinderen der gegoeden. De scholen der 2e klasse zullen steeds aan de stad veel meer moeten kosten dan zij opbrengen. Daar is niets aan te veranderen. De gemeente moet ten behoeve dezer inrichtingen aan het schoolgeld ƒ10,000 toevoegen. Maar daarvoor ontvangen ruim 460 leerlingen uit den nijveren burgerstand een allervoortreffelijkst onder wijs, waarvan de vruchten voor het ware welzijn der gemeente onbeieken- baar' zijn. En eindelijk de scholen voor on- en minvermogenden kosten de gemeente bijna ƒ25,000. Doch dit is eene uitgave, die zelfs door den 1867. ontwerper van dit voorstel wordt goedgekeurd. Waar is nu dc onbillijkheid van de uitgaven voor het onderwijs in deze gemeente? De gegoeden beta len het onderwijs hunner kinderen voor 2/3 gedeelten. Als elk der beide scholen dezer klasse 150 leerlingen telt (en dit cijfer zal zonder twijfel be reikt wordenals men niet de vrucht wil plukken voordat zij rijp heeft kunnen worden), bedraagt het totaal der schoolgelden bijna zooveel als al de onkosten ten behoeve dezer scholen gemaakt. Voor den nijveren bur- o-erstand wordt voor een groot gedeelte, en voor den werkmansstand bijna het geheel der onkosten door de gemeente verstrekt. En wie betalen daar voor de meeste belasting? Ik heb hier nog een enkel woord aan toe te voegen. De heer s. is naar mijne overtuiging" alleen tot zijn voorstel geleid door de zucht om het cijfer der belasting, die bij hoofdelijken omslag moet worden opgebracht, te verminderen. Maar er zijn menschen, die den tegenwoordigen toestand, waarin voor ieder goedkoop en goed onderwijs te verkrijgen is, waaronder het peil van beschaving en zedelijkheid der natie stijgt, met een oog vol haat en afkeer beschouwen, en elke gelegenheid te baat nemen om dien afbreuk te doen. Laat u niet door hen verschalken, als zij met een veel- beteekenend schouderophalen klagen over de roekeloosheid, waarmede met het zuurverdiende geld van den burgerman wordt omgesprongen. Wat de burgerman voor het lager onderwijs betaalt, betaalt hij voor zijne eigene kinderen of voor die van hen die armer zijn dan hij. Daarentegen worden de kosten voor de opvoeding zijner kinderen voor een groot gedeelte door de °-egoede inwoners gedragen, die tevens ver het meeste bijdragen voor de opleiding van de kinderen der arbeidersklasse. Er is geen reden tot on tevredenheid. Er wordt in zake onderwijs geen enkele uitgaaf gedaan dan in het waarachtig belang dezer gemeente, en, terwijl door den toenemenden bloei der stad vooral de nijvere burgerklasse gebaat wordt, draagt de ge goede stand ver het grootste gedeelte van de noodzakelijke kosten van het onderwijs. Is het dus eerlijk, dat men de eerstgenoemden diets maakt, dat zij moeten betalen voor de kinderen der rijken? Laat er toch geen geest van bekrompenheid en kortzichtigheid in onze woede en verlichte stad gaan regeeren. Al die gesprekken over de duurte van het onderwijs, die zoo onredelijk en ongegrond zijn, maken de handen der regeering slap en doen haar aarzelen om dat ten uitvoer te brengenwat in het belang der scholen wenschelijk is en ook in beginsel als zoodanig door den gemeenteraad is erkend. Al9 men van eene onderneming zeker is, dat de uitgaven niet renteloos zullen blijvendan is dit het geval met die welke wij thans bespreken. Hoe beter men het onderwijs maakt, hoe meer gebruik er van zal gemaakt worden en hoe hooger ook het cijfer der directe geldelijke vrucht zal stijgen. Het voorstel van den heer S. schijnt eene vermindering van uitgaven te zullen veroorzaken. Maar om een dubbeltje op te rapenlaat men een goudstuk vallen. De geschiedenis van Arnemuiden zij ons ten waarschuwend voorbeeld. Men wilde door die gemeente den straatweg leiden. De ge meenteraad bedacht dat men, als dat gebeurde, aan het nadeel van inkwar tiering blootgesteld was, en verzocht derhalve dat men het plan zou wijzigen. De straatweg heeft eene andere richting verkregenArnemuiden ligt buiten alle communicatie en de bloei der gemeente is zoo dat men soms spottend zegt, dat men geld toekrijgt, als men daar een huis huurt. Moge de gemeenteraad van Leiden toonen dat zij oneindig boven zulk een standpunt verheven isEn mocht het onverhoopt geschiedendat het. voorstel noch ingetrokken, noch verworpen wordt, dat dan allen die hunne stad liefhebben als een éénig man te kennen geven, dat het besluit van dat lichaam niet de uitdrukking is van de overtuiging der bevolking. M. J. de Goeje, Schoolopziener in het 3® district van Zuid-Holland. Vernomen hebbende, dat er bij uwe vergadering een voorstel aanhangig is tot aanzienlijke verhooging van het schoolgelddoor de leerlingen van het wymnasium voortaan te betalen, acht de academische senaat, na ge houden beraadslaging, zich verplicht, Ued. achtb. opmerkzaam te maken op de hoogst bedenkelijke gevolgen, die van de ook zelfs gedeeltelijke aan neming van zulk een voorstel te vreezen zijn. Het valt namelijk in het oog, dat daardoor vele ouders uit den burger stand, alhier woonachtig of van elders herwaarts gekomen, die verlangen gebruik te maken van het voorrecht, door de academiestad hun aangebo den, grootelijks zullen bezwaard worden. De wetenschappelijke opleiding hunner" zonen zal hun welhaast onmogelijk en, ten gevolge daarvan, het gymnasium zelf bijkans overtollig geworden zijn. Met de mogelijkheid neemt ook de lust tot de studie noodwendig af, en men zal een aantal jongeliedendie door de beoefening der wetenschap sieraden van het vader land konden wordenin allerlei ondergeschikte betrekkingen zien wegkwijnen voor altijd verstoken van de hoogere ontwikkeling, waarvoor zij vatbaar zijn. Er heeft zich dan ook, zooveel ons bekend is, nog nergens het voorbeeld opgedaan van zulk een schoolgeld, als hier thans is voorgesteld. Het tegenwoordige, met dat van vroeger dagen vergeleken, wordt geacht reeds hoog genoeg te zijn opgevoerd. Wij vertrouwen, dat de gemeenteraad van 's lands eerste academiestad zich niet zal schuldig maken aan zóó grove misken ning der wetenschap, alsof zij eene zaak ware van bijzonder helangenkel eene liefhebberij van bijzondere personen, die daarom dan ook zeiven al de on kosten, aan hare beoefening verbonden, dragen moeten. De instelling onzer academiën op 's lands kosten getuigt er vandat de wetenschap veeleer beschouwd moet worden, gelijk zij dan ook waarlijk is, als eene zaak van algemeen belang, de onmisbare steun des vaderlands, de waarborg en kracht van alle hoogere ontwikkeling en beschavingen daardoor het groote middel tot handhaving van het standpunt, waarop wij, Nederlanders, te midden der Europesche volken geplaatst zijn. Met deze eenig ware opvatting der wetenschap is het aanhangig ontwerp lijnrecht in strijd. Het is vooral op grond hiervan, dat wij ons verblijden zullen, wanneer het door uwe verga-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 17