deren van den kleinen burgerstand en van de meest gegoede handwerkslie
den zich ook wel nimmer geheel uit eigen middelen zullen kunnen staande
houden, zijn derhalve voortdurend op den weg der vermindering geweest.
De opbrengst van f 6300waarop de schoolgelden dier twee scholen voor
1866 werden geraamd, is zeker eene belangrijke tegemoetkoming in de
kosten die de gemeente zich oplegt in het belang der verstandelijke ont
wikkeling van den stand der handwerkslieden en kleine burgerij.
Behalve de scholen lett. B.de zoogenaamde centen-scholendie buiten
het voorstel vallenis derhalve onder de tegenwoordige regeling van het
schoolgeld de finantiële uitkomst voor de stad steeds verbeterd en op den
weg van vooruitgang gebleven.
Deze belangrijke vooruitgang is te meer beteekenend, omdat de uitgaven
van de onderscheiden scholen lett. C. en D. naar de eerste oprichting be
trekkelijk weinig zijn verhoogd. De gezamenlijke tractementen voor de°jon
gensschool lett. D.voor 1864 reeds f 3390 beloopende, werden voor
1866 geraamd en bepaald op 4190. Tegen deze vermeerdering van
uitgaaf van f 800 staat de belangrijke vermeerdering van schoolgelden ten
beloope van ongeveer f 1900 over, terwijl de schoolgelden van die school
over 1864 het cijfer f 3450, en over 1866 het cijfer van f 5350 belie
pen, naar globale berekening volgens het getal der leerlingen.
Betreffende de school letter D voor meisjes, kan eene dergelijke bereke
ning bezwaarlijk worden gemaakt, wegens de onzekerheid waarin deze school
langen tijd verkeerd heeft, voordat eindelijk werd overgegaan tot de nieuwe
regeling bij verordening van 30 Juni 1866 n°. 15. Deze nieuwe regeling
is nog niet volledig ingevoerd. Op grond van ondervinding kan dus°daai°
omtrent niet worden gehandeldin hoever de verhooging voor tractementen
van het belangrijk uitgebreid onderwijzend personeel, voor 1867 begroot op
/'7510, door vermeerdering der schoolgelden zal worden opgewogen. Met
het oog daarop is het schoolgeld voor de 4 hoogste klassen op 80 gebracht.
Of deze verhooging met f 20 door de ondervinding der vroegere jaren
genoegzaam gewettigd was, behoeft hier niet te worden beslist. Men mag
echter betwijfelenof deze verandering bij amendement en als eene soort van
transactie in de verordening gebracht, en misschien niet genoeg doordacht,
wel het gevolg zal hebben, dat men zich voorstelde, om de opbrengst der
schoolgelden te vermeerderen. De opmerkingalgemeen gemaakt voor heffing
van accijnsen, dat daarbij 2x2 geen vier is, geldt ook hier. Bij de ver
hooging schijnt er daarenboven niet op te zijn gelet, dat dit meer uitge
breide onderwijs op de school van meisjes letter C niet bestaat en dat toch
ook voor de kinderen uit den burgerstand de toegang daartoe niet te moei
lijk moest gemaakt worden.
Dat het cijfer van het schoolgeld een belangrijken invloed op het getal
der leerlingen oefent, blijkt ook uit de twee laagste klassen der scholen let
ter D, die in vergelijking met de overige klassen zeer schraal bezet zijn.
Dat het schoolgeld van f 60 voor het eerste onderwijs, aldaar grootendeels
door een kweekeling gegeven, betrekkelijk zeer hoog is, valt niet te ont
kennen. Sommige ouders besluiten er toe, om hunne kinderen op 6-jarigen
leeftijd reeds naar eene dier scholen te laten gaanten einde hen terstond
reeds te plaatsen onder hetzelfde toezicht, waaronder zij later in de hoogere
klassen meer aan den prijs geëvenredigd onderwijs ontvangen; maar zeer
vele laten hunne kinderen wegens het hooge schoolgeld eerst eenige jaren
op goedkooper scholen voor jonge kinderen onderwijs ontvangen.
Wij achten het twijfelachtig of deze schijnbaar zoo kleine verhooging van
f 20waarvan men destijds misschien het gewicht niet genoeg beseft heeft
niet een hinderpaal zal zijn, om deze school volledig aan hare bestemming
tot meer verstandelijke ontwikkeling der vrouw in den beschaafden burger
stand te doen beantwoordenen of de opbrengst ten gevolge der verhooging
niet zal blijven beneden het cijfer, dat de schoolgelden anders zouden be
reikt hebben. Zeker heeft de maatregel het gevolgom deze school meer
voor den burgerstand af te sluiten, wat stellig niet in de bedoeling van
den Raad kan hebben gelegen.
Het evenwicht werd door die bepaling ook verbroken met den prijs voor
het schoolgeld van jongens, die op hun 12" jaar tegen f 60, wel is waar
zonder de schoolbehoeftenmaar daarentegen ook een veel vollediger onder
wijs vinden op de hoogere burgerschool.
Vooral in vergelijking met andere plaatsen mag het schoolgeld in deze
stad werkelijk hoog genoemd worden. Tegenover het éénige voorbeeld van
Amsterdam, dat, wat de regeling en het gehalte van het onderwijs in 't
algemeen betreft, bezwaarlijk als toonbeeld zal kunnen gelden, staan bijna
alle andere steden van ongeveer gelijken rang als deze stad. Zelfs in het
betrekkelijk zeer rijke Rotterdam heeft men voor den burgerstand scholen
van meer uitgebreid lager onderwijs, waar niet meer dan f 15 betaald
wordt. Daarenboven heeft men er scholen van f 4060 en f 80. Te
Haarlem is het schoolgeld voor meer uitgebreid lager onderwijs f 7,50 op
de eene, f 30 a, f 40 op de hoogere soort. Te Delft is dit voor de laag
ste klassen nog lager gesteld, op f 7,50 en f 30, welk cijfer in de hoo
gere klassen op de eerstgemelde scholen stijgt tot f 10, op de tweede tot
f 35. Te Arnhem is het schoolgeld op de eerstgemelde scholen f 12 en
met avondschool 18, terwijl op de scholen der 2" soort f 30 wordt be
taald, met toevoeging in de hoogere klassen voor Duitsch en Engelsch van
f 15 voor elk der beide talen. Eene gelijksoortige regeling bestaat te
Zutphen, waar het schoolgeld van de scholen der tweede soort is bepaald
op/20, met bijvoeging van Fransch op f 32 en met bijvoeging van En
gelsch en Duitsch op f 40 voor jongens en f 43 voor meisjes. Te Dord
recht bestaat eene openbare school voor uitgebreid lager onderwijs voor
meisjes, waar het schoolgeld f 24 bedraagt, en daarnaast nog eene school,
alleen hoogere klassen voor meisjes bevattende, waar f 54 betaald wordt,
en de meisjes niet vóór elfjarigen leeftijd worden toegetalen.
Mocht het voorbeeld van steden, die bovenaanstaan in voortreffelijkheid
en billijken prijs, zooals Deventer, dat zich daarvoor zeer groote opofferin
gen getroost en den prijs van het onderwijs op de meest voortreffelijke scho
len voor meer uitgebreid lager onderwijs heeft bepaald op ƒ12 of f30 met
reductie van voor meer kinderen uit een gezin voor alsnog voor Lei
den niet bereikbaar zijn, het ware zeker zeer betreurenswaardig, indien
Leiden zich op het punt van onderwijs niet alleen door andere betrekkelijk
kleine steden ver liet voorbijstreven, maar ook een tegengestelden weg ging
bewandelen. Voor deze stad heeft dit een bijzonder gewicht. Indien zij
wat prijs en gehalte harer scholen betreft, niet achterblijft bij andere ste
den, zal zij altijd wegens de Academie en de Rijksinstelling van Onderwijs
in Indische taal-, land- en volkenkunde vele inwoners trekken, die deze stad
tot woonplaats kiezen wegens de veelvuldige gelegenheid tot onderwijs. Be
halve het indirecte nadeel voor de stad, zou 3e som, die door verhuizing
of mindere overkomst van dergelijke familiën ten gevolge van verhooging
der schoolgelden, aan de stedelijke belasting werd onttrokkenwellicht op
verre na niet opwegen tegen eene kleine verhooging van schoolgelden al
mocht men daardoor eenige kleine verhooging van opbrengst verkrijgen
hetgeen wij bestrijden.
Dit alles zijn echter alleen de bloot materiëele voordeelen. Het groote
en overwegende belang bij het openbaar onderwijs ligt in de indirecte voor
deelendie het publiek daarvan trekt; hoewel dit belang maar al te dikwijls
wordt voorbijgezien. Onder cijfers is het ook niet te brengenzoodat er
altijd zullen blijven, die de groote waarde en voortreffelijkheid van het on
derwijs nog niet bewezen zullen achten. Maar hier geldt ook bijzonder de
opmerking van den fijnen Franschen staathuishoudkundige, dat hetgeen men
gewoonlijk niet ziet dikwijls veel grooter waarde heeft, dan hetgeen het
meerendeel wel ziet, dat is, hetgeen tastbaar, zigtbaar en onder cijfers te
brengen is.
Voor den gewonen burger, van welke velen in hunne jeugd ook zelf niet
dan gebrekkig onderricht ontvingen, is het zeer vergeeflijk dat hij voorbij
ziet welk e^en krachtige heftboom er in hoogere verstandelijke en zede
lijke ontwikkeling door goed onderwijs verkregen wordt; en dat hij soms
zal aarzelenom betrekkelijk groote opofferingen te doenten einde een
verhoogd schoolgeld voor beter onderwijs voor zijne kinderen te betalen.
Maar juist daarom is de verplichting van de Regeering des te sterkerom
goed onderwijs voor allen zooveel mogelijk toegankelijk te maken. Dat is
een publiek belang van het hoogste gewicht. Richt men het oog op eene
fabriekplaats en stelt men zich voor, dat het onderwijs achteruit gaat, dan
zal het gevolg zijn, dat de opkomende industriëelendie aan het hoofd der
inrichtingen van industrie geplaatst zijn, minder in staat zijn uit eigen
oogen te zienminder in staat het technische na te gaanen vooral minder
in staat te beoordeelenof zij zich kunnen wagen aan de hervormingendie
hun voortdurend worden aangeprezen hervormingen, die, zoo zij roeke
loos worden ingevoerdgroote verliezen kunnen berokkenenmaar waarvan
ook de verwerping den ondergang van een geheelen tak der industrie ten
gevolge kan hebben. Te gelijk zal het aan hen ondergeschikt personeel
der onderdirecteuren en opzieners verflauwenzelfs de werkliedenmet min
der verstandelijke vermogens gewapend, zullen, zooals de ondervinding leert,
meer ongeschikt wordende, trager en slechter werken. Natuurlijk zal men
het groot stoffelijk nadéel en algemeen verval bij zulk een toestand aan
andere oorzakenverlegging van handelin onbruik raken van sommige
fabrikaten, enz. toeschrijven. Dat gebrekkige opleiding de groote oorzaak
isdat is hetgeen men niet ziet. Dit voorbij te zienis echter nog wel
het grootste kwaad. Anders zou men licht nog de energie vindenom het te
herstellen. Indien men nagaatwat één man op gebied van industriemet
energie en kennis gewapenddoor openen van nieuwe bronnen van bestaan
of door in oude takken van industrie verbetering aan te brengenkan uit
voeren waar hij wordt ter zijde gestaan door verlichte technici en opzich
ters, die zijne plannen kunnen helpen volvoeren, en door bekwame arbei
ders, die hun handwerk ook naar veranderde behoeften kunnen wijzigen
en indien men dan nagaat, wat één goed ingerichte school niet een schat
voor de toekomst kan opleverendan is het betrekkelijk weinige gelddoor
de Regeering daaraan besteedslechts eene kleine besparingdie later hon
derdvoudig door verhooging der algemeene welvaart wordt opgewogen.
Bij het groote streven onder de volken van Europeesche beschaving naar
heerschappij van den geest over de stof, is het voor het opkomend geslacht
geene lichte taak, om, bij de tallooze nieuwe uitvindingen op schier elk
gebied van industrie, voor zooveel ieders vak betreft, behoorlijk op de
hoogte te blijven. De opvoeding en het onderwijs moet daaraan geëvenre
digd zijn. Ons Nederlandersdie zulke groote voorrechten door de krachts
inspanning onzer voorouders hebben geerfd, toch voegt het zeker niet,
achter te blijven in den algemeenen wedstrijd der Natiën. Niettemin waren
reeds andere naburige volkeninzonderheid Pruisenons vooruitgegaan in
voortreffelijkheid en algemeene toegankelijkheid van het volksonderwijs. Dit
heeft eindelijk ook onze Natie weder gebracht tot het besef der verplichting
van Nederlanddat eenmaal gestaan heeft aan de spits der beschaving.
Door de wet van 13 Aug. 1857 (Stbl. n°. 103) op het lager onderwijs,
waarop de kroon werd gezet door de wet op het middelbaar onderwijs van
2 Mei 1863 (Stbl. n°. 50), deed onze wetgever een krachtige greep tot
verbetering. Dat de wet van 1857 een grooten stoot tot vooruitgang van het
lager onderwijs heeft gegeven, zal, gelooven wij, geen zaakkundige ontken
nen. Hoewel bijzondere scholen die nadat vele meer gebrekkige waren op
geruimd verbeterd en veredeld uit den strijd der concurrentie zijn opgetre
den daarin een aanmerkelijk aandeel hebbenvalt het niet te ontkennen
dat de groote stoot tot verbetering van staatswege werd gegeven. Zonder
dat waren wij zeker nog zeer achterlijk gebleven.
Tegenover de Memorie van Toelichting zij het ons vergund er op te
wijzendat de Regeering hierdoor eene der eerste en hoogste regeerings-
plichten vervulde. Het is door de meeste publicisten erkenden bij de
meest verlichte volken in praktijk gebracht, dat de Regeering moet zorgen,
niet alleen dat de stoffelijke beletselen voor nationale en individuëele ontwik
keling worden weggenomen door ondersteuning tot opwerping van dijken en
bevordering der middelen van gemeenschap; maar dat zij ook door doel
treffende inrichtingen van onderwijs het individu moet bijstaan in het over
winnen der veel grootere beletselen der onkundedie de vrije ontwikkeling
van den geest op stoffelijk en zedelijk gebied nog veel meer bevangen hou
den dan b. v. afzondering bij gebreke van middelen van gemeenschap*.
Mocht een enkele onzer staathuishoudkundigen zich aanvankelijk eenigzins
hebben laten verleiden door het voorbeeld der naburige Engelsche econo
misten, die tot de dwaling waren gebracht, dat de regel van het laissez
aller, de groote grondwet voor de houding van den staat tegenover alle
takken van industrieook kon worden toegepast op onderwijszeker is er
thans weinig reden, om de Engelschen daarin te volgen. Zij waren er toe
gekomendoordat zij in hun eigen land den staat zich minder met het
onderwijs zagen bemoeien, dan in andere landen het geval was; terwijl de
deugdelijkheid van het Engelsche volk aan dit staatsverzuim meer te ge-