schoenmaker, de ander advocaat, dan krijgt die onbemiddelde burger
voor de opleiding van zijn kind verder niets meer, de vermogende man
heeftnadat zijn kind is opgeleid voor de academie daarvoor uit de gemeentekas
een subsidie gehad van meer dan /'2000, en daarvoor heeft die onbemid
delde burger toch ook moeten opbrengen, ja de belasting drukte hem
zwaarder dan dien vermogenden man.
Ik kom alzoo tot deze conclusie: dat de scholen, die feitelijk inrigtingen
zijn voor de mee^ bevoorregten in de maatschappij, zoo als die van den
heer Japikse en jflvr. Renssen, de hoogere burgerschool en hetgynasium,
desniettegenstaande het meest bevoorregt worden door liet geld van al
de ingezetenen en dat wij bij het beschikken over de opgebragte gelden
niet alleen zeer partijdigmaar ook zeer onbillijk zijn.
Aan die partijdigheid en onbillijkheid wensch ik langzamerhand een ein
de te maken. Als de gemeente voor de openbare lagere scholen voor de
gegoede klassen de lokalen gaf, dan zou dit reeds eene belangrijke tege-
möetkoming zijn; het overige zou althans door de belanghebbenden be
kostigd moeten worden. En wat de instellingen van middelbaar en hooger
onderwijs betreft, die zouden voor rekening van belanghebbenden of van
den slaat moeten komen. Dan zou de gemeente jaarlijks p. m. ƒ33000,
dat is voor ieder belastingschuldige de helft van zijn hoofdelijken omslag
over 1866, besparen. Daarentegen zou wat lager onderwijs betreft de ge
goede en beschaafde klassen zelve de kosten moeten dragen, ieder voor
zijn eigene kinderen, en wat middelbaar en hooger onderwijs betreft, ook
die klasse, hetzij met of zonder ondersteuning van den staat.
Ik zal nu niet in ondergeschikte punten treden, zoo als de wor iedere
school voorgestelde verhooging. Alleen dit. Aangaande het gymnasium moet
ik twee opmerkingen maken 1°. De verhooging van het minerval schijnt
zeer aanzienlijkmaar men bedenke dat 250 nog niet de helft is van
hetgeen het onderwijs per leerling kost, dat is 500 a 600terwijl men
vroeger uitmuntende opleiding voor het academisch onderwijs kon krijgen
voor 180, op het instituut van den heer de Gelder. Een student kost
den staat jaarlijks p. m. ƒ350dus nog minder dan een leerling op het gymna
sium. En 2°. Als ik nu over het gymnasium spreek, dan is het met deze
restrictie dat ik thans geene beslissing wensch over dadelijke verhooging
van minerval; zoodanige beslissing kon ik voor vijf maanden, toen ik
mijn voorstel deed, verlangen, maar zou nu ontijdig zijn. Het is toch be
kend ook uit de stellige verklaring van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, dat eene nieuwe wet op het hooger onderwijswaartoe het gymna
sium behoortin bewerking isen alzoo waarschijnlijk spoedig zal worden
aangeboden, en daar, zoo als ik vernomen heb, de latijnsche scholen daar
door staatsinstellingen zullen worden, zou het ongepast zijn thans hieiom-
trent eene beslissing te nemenen zoo doende het besluit der regering
vooruit te loopen. Ik trek dus wat het gymnasium betreft voorloopiy mijn
voorstel inen verlang alleen het beginsel te zien beslist. Wanneer ik nu
toch ook het gymnasium behandel, wensch ik het te doen met die restrictie
dat nu ten aanzien van die inrigting alleen het beginsel wordt uitgemaakt,
maar de toepassing aangehouden in afwachting van de wet op het hooger
onderwijs. Ik zou zelfs wenschen dat de Raad vooraf zijn gevoelen uitsprak
over het beginsel van mijn geheel voorstel. Indien de Raad zich
daarmede vereenigt, eerst dan kan in aanmerking komen de voor iedere
instelling of school voorgestelde verhooging. De beslissing over het be
ginsel van mijn voorstel ligt opgesloten in de beantwoording van deze
vraag: wie moet de kosten dragen 1°. van de scholen van lager onder
wijs" bestemd voor of bezocht door kinderen van de gegoede en be
schaafde klassen, en 2°. van de inrigtingen van middelbaar en hooger
onderwijs?
Ik ga nu over tot de rapporten van Burgemeester en Wethouders en
van de Commissie van Financiën, in wier handen mijn voorstel door den
Raad is gesteld.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders is zeer kort. Burgemees
ter en Wethouders vereenigen zich met de rapporten der collegiën, wier
advies door hen was ingewonnen. Ik kom straks op die stukken terug. Ik
heb nu alleen deze algemeene opmerking. Die collegiën zijn van gevoelen,
zoo als Burgemeester en Wethouders zeggen, dat mijn voorstel, «als tot
nadeel dier instellingen" (die respectievelijk onder hun toezigt staan) strek
kende mogt worden gewezen van de hand." Ik vat de kracht niet van
dat schijnbaar alles beheerschende argumentof het moet aldus te verkla
ren zijn, dat al die collegiën uitgaan van de stelling: de openbare school
is het onderwijs, zonder openbare school geen goed onderwijs. Maar zelfs
aangenomen dat dit eens zoo ware en dat het op dien grond te verdedigen
ware dat de gemeente iets levert wat zij alleen zou kunnen leveren dan
nog vraag ik: is daarmede nu tevens uitgemaakt, dat de gemeente van hen
die5 het betalen kunnen ongeveer den kostenden prijs niet mag vorderen
dat de gemeente duizenden guldens subsidie moet gevenom haar onder
wijs aan dezulken (niet aan minvermogenden), verre beneden dien prijs, te
verkoopen?
Het rapport van de Commissie van Financiën dat ik maanden lang reik
halzend te geraoet zag, en dat in deze zaak nog al belangrijk kon zijn, is
mij door het onbestemde er van zeer tegengevallen. Van die Commissie
had ik, in geval van ongunstig advies, eene wederlegging van het beginsel,
van de economische zijde van mijn voorstel verwacht; wat het nut van
onderwijs of de beschaving bij de mindere klassen betreft, dit is buiten
kijf. En toch niets dat naar eene wederlegging van het beginsel van mijn
voorstel zweemt. Geen woord over de financiële bezwaren aan de scholen
verbonden, over de aanzienlijke kosten van het onderwijs, niets daarvan.
De Commissie vindt zich zelfs verpligt aan te raden liet schoolgeld^ niet
te verhoogen; 't is als of het onderwijs hier niets kost, of wel, dat ƒ65.000
voor onze gemeentekas een bagatel is, dat niet in aanmerking komt.
De Commissie van Financiën begint met te zeggen dat verhooging van
minerval voor het gymnasium gelijk zou staan met eene opheffing van die
inrigting. Zij vermeldt, wat ik niet wist, dat die inrigting zoo achteruit
gaat, voor 50 jaren waren er 80 leerlingen, nu 22; en 'tis waar ook, voor
15 jaar bedroeg de opbrengst ongeveer de helft -van de kosten, nu slechts
1/6- zij zal dit jaar afleveren het aanzienlijke aantal van één student, al
thans op de hoogste klasse is slechts één leerling. Die inrigting gaat dus
achteruit, en moet, zoo *tschijntdoor eene subsidie van bijna ƒ10.000
uit de gemeentekas in 't leven gehouden worden. Met de Commissie van
1867.
Financiën mag ik wel eens wat materieel zijnen dan vraag ik zou de
gemeentekas er geert" voordeel bij hebbenals het gymnasiumdat toch
kwijnende en een dure zieke is, eens stierf? Men zal misschien zeggen:
dan zal er geen gelegenheid in Leyden zijn om voor de academie te wor
den opgeleid. Doch geen nood. Er is nu geene andere particuliere inrig
ting daarvoor; maar dit is zeer natuurlijk, want als de gemeente levert
voor ƒ100, wat haar 500 a 600 kost, wie kan daartegen concurreren?
Maar dat particuliere krachten, zonder eenige subsidie, veel voordeeliger dan
de stad goed gymnasiaal onderwijs kunnen leveren, daarvan ligt het bewijs
voor de hand, en wel in het reeds door mij genoemde instituut van den
heer de Gelder, en in menige andere inrigting. Of zou men geen goed
student kunnen worden zonder liet gymnasium? Hoevelen komen er aan de
academie zonder gymnasium, adres aan mijn tweeden buurman ter regter
zijde; die is er ook wel gekomen, hij heeft nu onlangs voor liet eerst het
gymnasium bezocht, maar als.... curator. Omdat nu het kwijnende gym
nasium niet zal kunnen bestaan zonder enorme subsidieis daarom die
subsidie geoorloofd? Als morgen het gymnasium stierf, uit gebrek aan
eigen levenskracht, dan ben ik overtuigd dat er dadelijk eene inrigting \oor
onderwijs in oude talen zou verrijzen, en dat men daar voor 180 a 200
even goed voorbereidend onderwijs voor de academie zou kunnen krijgen
als nu op het gymnasium. Er mogen misschien wat minder vakken gedo
ceerd worden, maar aan den anderen kant, wat er geleerd wordt, welligt
des te beter. Of was vroeger het onderwijs bij den heer de Gelder niet
goed? En nu vraag ik dit aan de Commissie van Financiën: nu betaalt de
stad ƒ600 voor iets, wat een ander vroeger voor 180 leverde, en zij ontvangt
daarvoor slechts 100. Moet de goede burgerij nu maar betalen wat er
te kort komt? Gesteld dat de inrigting van den heer de Gelder nog be
stond en dat er geen gymnasium was, dan zouden een twintigtal personen,
zoowel vreemdelingen als ingezetenen, ruim 1600 meer betalen en dan
zou de gemeente eene uitgaaf kunnen besparen van bijna 10000. En al
moest nu de gemeente die ƒ1600 betalen, dan betaalt zij nu in alle geval
8000 te veel, geheel onnoodig, alleen om den naam te hebben van een
stedelijk gymnasium te bezitten. Waarvoor wordt dan nu die 8000 uit
gegeven? Voor ouderwijs? Neen. Ik heb aangetoond dat zonder die ƒ8000
hier even goed onderwijs te krijgen zou zijn. Alzoo omdat de stad wil
leveren wat particulieren voor veel minder zouden kunnen leveren. Mag dit
Als een particulier b. v. iets voor 200 zou kunnen leveren, mag de
stad er dan 600 voor geven, het voor 100 verkoopen en, om het
tekort te dekken de ingezetenen belasten
Omtrent de hoogere burgerschool zegt de Commissie van Financiendat
die instelling nog te jong 'is (een tegenhanger van het gymnasium dat te
oud schijnt) en dat het aantal leerlingen zal toenemen. Dit is meer aan
gevoerd maar ik weet nietvan waar veel meer leerlingen komen zullen de
hoogere burgerschool moge goed zijn tot opleiding voor Delft of de Indi-
sche instelling Breda of Willemsoordmaar de ambachtsmande kleine
burgerklasse zal er tot opleiding voor ambachten neringen en bedrijven
niet veel aan hebbeneene instelling voor de gansche nijvere burgerij is zij
niet en zal zijzoo als zij nu is ingerigt ook niet worden. Na een tweejarig
bestaan kan men wel berekenenhoe groot het aantal leerlingendooreen
genomenzijn zal.
De Commissie van Financiën zegt dat de hoogere burgerschool aan <le
stad slechts 3500 kost. Doch dat cijfer is niet juist, ook al rekent de
Commissie niets voor rente van gebouwen; onderhoud is er nu nog met,
want het gebouw is nog nieuw, dit komt later. Uit de door mij overge
legde nota, opgemaakt naar de begrooting voor dit jaar blijkt dat de
hoogere burgerschool, behalve 65000 voor gebouwen, dit jaar zal kosten
p. m. 17000. De opbrengst is geraamd op 4800, dus bijna 1/4 van
de kosten; er blijft dus ongedekt ƒ12000, en daarvan betaalt het rijk 7000
en de gemeente ƒ5000, behalve de rente van kapitaal voor het gebouwdie
men op 3000 kan stellen, dus bijeen 8000.
Omtrent het lager onderwijs zegt de Commissie van Financiën niet veel.
Zij zegt dat er lager onderwijs gegeven moet worden op scholen toeganke
lijk voor allen, en dat er tegemoetkoming gevorderd kan worden. Volko
men waar. Maar die scholen, die toegankelijk zijn voor allenlaat ik in
mijn voorstel onaangeroerd. Mijn voorstel ziet alleen op de scholen die
niet toegankelijk zijn voor allenmaar alleen voor hen die betalen en be-
talen kunnen. De Commissie van Financiën zegt: er zijn geene scholen
voor bepaalde klassen; dit is de heer Schoolopziener niet met haar eens.
Zijn de scholen van den heer Japikse en van jufvrouw Renssen scholen
voor alle klassen? Komen daar werkmanskinderen?
De Commissie van Financiën geeft wel eenige cijfers op betreffende de
scholen lsle en 2d" klasse, maar die zijn, hoewel op zich zeiven zeker juist
zeer onvolledig. Zij gewaagt van het jaar 1866; maar om de juiste cijfeis
voor dit jaar te hebben is er slechts eene goede bron die iedereen kentna
melijk de begrooting voor dit jaar. De Commissie van Financiën zegt dat
de uitgaven van de'scholen C en D, builen inbegrip van het onderhoud dei-
gebouwen, bedroegen ƒ22550. Ik wil niets van dat cijfer zeggen, maar dit
i Fs zeker dat alleen de tractementen der onderwijzers aan die scholen dit
jaar meer kosten en wel ƒ25355 dus reeds 3000 meer, en dat al de uitga
ven buiten inbegrip van rente van gebouwen, bedragen p. m. 35000,
de opbrengst van schoolgelden is geraamd op ƒ17000. De Commissie van
i Financiën geeft wel eenige cijfers op, maar geen overzigt. Naar hare op-
i o-aven te oordeelen zou men denkendat de kosten van de scholen C en D
i bijna door de opbrengst der schoolgelden gedekt worden; maar 't is zoo
niet. Neemt men al de uitgaven en al de ontvangsten dan eerst blijkt de
t werkelijke staat van zaken en dan is het resultaat van die scholendie van de
heerer, Japikse en van Wijk, jufvrouwen Renssen en Jesse, die niet voor
allen toegankelijk zijnmaar voor de kinderen van de gegoede en welge-
i stelde burgerklassen aldus: kosten ƒ35000, opbrengst 17000, dus te kort
3 ƒ18000. Dat is dus alleen voor lager onderwijs voor de beschaafde klassen.
Ik geloof hiermede den zakelijken inhoud van het rapport van de Com-
r missie van Financiën te hebben behandeld en wederlegd. Zij heeft geen
s enkel afdoenden grond aangevoerd om haar ongunstig advies te staven.
.- Wat het beginsel, het doel en de strekking van mijn voorstel betreft, ook
s dat, meeri ik, voldoende te hebben toegelicht. Ik zou dus kunnen eindi-
0 "en. Maar er zijn ons een tal van adviezen en adressenalle tegen geen
n enkel voor mijn voorstel, overgelegd. Drie collegiën, HH. Curatoren van
12