250 300 *4 300 350 a 4J 350 en daarboven 5 41 Die wijziging wordt aangenomen met 12 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren Buys, lielemanHartevelt, Scheltema en Wttewaall. Het amendementdoor den heer de Fremery overgenomenwordt mede aangenomen met 12 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren StoffelsScheltema, van Heukelom, van Outeren en Cock. Het art. in zijn geheel wordt vervolgens aangenomen met 16 stemmen tegen 1 (die van den heer Scheltema). Art. 2 luidt aldus: Ter bepaling van het belastbaar inkomen wordt naar keuze van den be lastingschuldige genomen: of de hoofdsom voor welke de hoofdbewoner in de rijks personele be lasting is aangeslagen waarbij echter wat de dienst- en werkboden be- betreft alleen die der le en 2" klassenen wat de paarden betreft alleen die der 1» klasse in aanmerking komenwelke hoofdsom naar mate van derzelver bedrag zal worden vermenigvuldigd met het cijfer in onder staande tabel aangewezen tot en met f 20 te vermenigvuldigen met 20 van f 20 c j 40 j 22 **40»»»» 60» 24 »»60»»«»80» «26 »»80##«»100» *28 100 en daarboven 30 of de huurwaarde van de kamers, welke huurwaarde naar mate van het bedrag zal worden vermenigvuldigd met het cijfer in onderstaande tabel aangewezen tot en met ƒ100 te vermenigvuldigen met 3 van 100 200 200 300 300 400 400 en daarboven 5 Ter bepaling van het belastbaar inkomen voor hen die tegen vergoe ding, kost en inwoning genieten, zonder afzonderlijke vertrekken in gebruik te hebbenwordt genomen de hoofdsom der rijks personele belasting door den hoofdbewoner verschuldigd; bij de berekening wordt de beperking, hierboven omschrevenmede in aanmerking genomenwelke hoofdsom naar mate van derzelver bedrag zal worden vermenigvuldigd met het cijfer in onderstaande tabel aangewezen tot en met ƒ50 te vermenigvuldigen met 4 van 50 75 4J- 75 en daarboven *5 Gedeelten van een gulden komen bij de vermenigvuldiging der aanslagen niet in aanmerking. Ten opzigte van dit art. heeft de Commissie van Financiën opgemerkt dat door de wijzigingen, die daarin zijn aangebragt wel eenigzins is vol daan aan de opmerkingen in de laatst gehouden vergadering, op het toen overgelegd ontwerp gemaakt; dan zij acht deze wijzigingen niet in al len deele geheel voldoende, terwijl zij gaarne eenige aanwijzigingen had overgelegd gezien om eenigzins de werking meer bepaald te kunnen be- oordeelen. De Voorzitter. Zoo als de heeren weten, is nu door den heer Harte velt een voorstel gedaan om in dit artikel de som met 50 te beginnen en den factor telkens met 50 te laten opklimmen. De heer de Fremery. De opklimming zou nu, naar mijn oordeel, zoo moeten zijn: tot en met f 100 te vermenigvuldigen met 2 van f 100 **150» 150 teut 200 200 250 De heer de Moen. Ik heb op den aanvang van dat amendement eenige bedenking. Wanneer men namelijk daaronder ook begrijpt kamers, die voor minder dan ƒ50 'sjaars worden verhuurd, om die ook al te belasten, dat kan toch niet. Dat immers zal ook niet het geval zijn voor de hoofd bewoners, aanvangende boven de /50 huurwaarde. De heer de Fremery. Ik geloof, dat er al zeer weinige kamers zullen zijndie beneden dezen huurprijs afdalendaar deze belasting alleen ver schuldigd is, wanneer de hoofdbewoner in de rijks personele belasting is aangeslagen, en, zoo als bekend is, is deze bij eene huurwaarde van 50 nog vrijgesteld van elke bijdrage. I)e heer de Moen. Als men daartoe kon komen om te lezen van f 50 tot en met 100 enz., dan zou ik er geen bezwaar tegen hebben; want dan was er bepaald, dat men niet beneden 50 zou afdalen. De heer Hartevei.t. Eene kamerhuur van ƒ50 is toch niet gelijk te stellen met eene huishuur van f 50. Ik wenschte wel degelijk getroffen te hebben de zoodanigun, aan wie eene of meerdere kamers tot ƒ50 zijn verhuurd; want dit zal toch wel niet geschieden in huizen, waarvan de geheele huur geen ƒ50 'sjaars bedraagt. De heer de Moen. Ik zou dan vreezendat onder de meestendie on der deze categorie zouden getroffen wordenzich veel non valeurs zullen voordoen. Die op eene kamer van beneden f 50 huur gaan wonen, doen dat waarlijk niet uit overdaad. De heer Buys. Er zal, dunkt mij, in elk geval een minimum moeten worden gesteld, omdat inderdaad niet weinig kamers verhuurd worden aan personen of gezinnen, te arm om in de belasting bij te dragen. Is f50 te hoog, men stelle dan bijv. ƒ40. De heer de Fremery. Ik geloof, dat er reeds een minimum bepaald is. Maar ik heb geen bezwaar het denkbeeld van den heer de Moen over te nemen. Men zou dan beginnen met /'50 tot en met ƒ100, te verme nigvuldigen met 2, en eindigen met ƒ350 en daarboven, met vijf. De heer Buys. Ik heb nog eene enkele vraag te doen betrekkelijk den tweeden grondslag der belasting. Men neemt daartoe de «huurwaarde van de kamersmaar zou het niet beter zijn te spreken van de huurwaarde 2> der gemeubeleerde kamers? Immers het is hier te doen om het inkomen van den bewoner te schatten, en dat inkomen blijkt, dunkt mij, dikwijls veel meer uit de waarde van de meubels dan uit de waarde van de kamers waar men die meubelen aantreft. De heer de Fremery. Zij worden toch ook ongemeubeleerd verhuurd. De huurwaarde wordt dan bepaald afgescheiden van het meubilair. De heer Buys. De kamers ongemeubeleerd verhuurd zijn daarom toch niet van meubels ontdaan. De huurder brengt er zijn eigen goed en ook dat goed kan geschat worden. De heer Cock. Dan zou er eene andere redactie noodig zijn. Wantneemt men de voorgestelde aandan meen ik dat daaruit zou kunnen afgeleid wor den dat bewoners van ongeraeubeleerde kamers vrij van belasting waren. De heer Stoffels. Ik zou het voorzigtiger achten om niets te bepalen van gemeubeleerd of niet gemeubeleerd. De heer van der Hoeven. Ik geloof ook, dat het beter was, dat dat amendement wegbleef; want, zoo als de heer Cock teregt gezegd heeft, zou het aanleiding kunnen geven tot verwarring. De kamer wordt geschat, en de schatter heeft er niets mede te maken, of de meubelen van den eigenaar of van den bewoner zijn. De schatter zal de kamers naar den stand en naar het aanwezig ameublement taxeren. De heer Buys. Als men de verordening dus interpreteert, heb ik er vrede meê. Ik vrees intusschen altijd, dat, als men stelt »de huurwaarde van de kamersde schatters op de waarde van het meubilair in het geheel niet zullen letten. De heer van der Hoeven. Het zal wel moeten gebeuren. Die schatting zal toch niet plaats hebben in de onderstelling, dat de kamers niet gemeu beleerd zijn. Maar ik wil de vergadering niet langer hierover ophouden. Als men meent, dat die aanvulling beter is, zal ik er in berusten. De heer de Fremery. Ik zou dan, met betrekking tot de meubelen, willen hebben bijgevoegd: «die in gebruik zijn". De Voorzitter. Dat zou niet overeenkomstig zijn met de bedoeling van den heer Buys. De heer Buys. Ik wilde eenvoudig stellen: »de huurwaarde der gemeube leerde kamers." De Voorzitter. Maar dan zou ik bang wezen, dat de ongemeubeleerde kamers waren uitgesloten. De heer de Fremery. Dan is het beter te spreken van kamers met de meubelenwelke daar in gebruik zijn. De heer Cock. De belastingschuldigen zullen wel altijd elk middel of voorwendsel zoeken aan te grijpen om de belasting te ontkomen. Zal daartoe door eene dergelijke redactie geene aanleiding worden gegeven Ik zelf zou, indien ik alleen lette op de letter der aldus geredigeerde verordening, den man gelijk moeten geven, die weigerde belasting te betalen op grond, dat hij zijne kamers niet gemeubeleerd maar ongemeubeleerd had gehuurdniettegen staande ik volkomen toegeef dat zulk een beweren geheel strijdig is met den geest der verordening. Is het dus niet beter nu vooraf dergelijke moeije- lijkheden voor te komen? De heer van der Hoeven. Het amendement van den heer de Fremery is misschien niet zoo strikt noodig, maar het heft alle zwarigheden op en ik kan er mij daarom niet tegen verklaren. De heer Buys. Indien men die bepaling in eene nieuwe alinea opnam en aldus las: «onder de huurwaarde van de kamers wordt ook begrepen de waarde van de daarin voorkomende meubelen", zou welligt aan alle be zwaar worden te gemoet gekomen. De heer Kneppelhout van Sterkenburg verlaat de vergadering. De heer Cock. Ik zou dan meer prefereren het amendement van den heer de Fremery. De Voorzitter. Het amendement van den heer de Fremery zou dan moeten luiden als volgt: b. of de huurwaarde van de kamers met de meubelen welke daar in ge bruik zijn. De heer Buys. Wanneer het amendement van den heer de Fremery dezelfde strekking heeft als het mijne, wil ik mij gaarne daarbij nederleggen. De heer Stoffels. Al wat hier wordt bijgevoegd zal, vrees ik, aanlei ding geven tot geschillen. De heer Scheltema. Ik zal niet tegen die wijziging stemmen; maar ik zal toch tegen het artikel zelf moeten stemmen, omdat ik tegen het geheele ontwerp ben. Het amendement van den heer de Fremery wordt aangenomen met 15 stemmen tegen 1 (die van den beer Stoffels). Met die wijziging wordt het artikel aangenomen met 15 stemmen tegen 1 (die van den heer Scheltema). Art. 3 luidt aldus: Van dit inkomen wordt hoogstens 3 pCt. geheven. De heer de Moen. Ik heb voor mij zelf de vraag gedaan, waarom hier 3 pCt. is gesteld, terwijl van den hoofdbewoner 3jj a 4 pCt. wordt gehe ven. Was het niet wensclielijk, dat daarin meer gelijkheid bestond? De heer Stoffels. Er is ten deze geene verhouding tusschen de bewo ners van kamers en de hoofdbewoners. Men kan wel zeggendat 3 pCt. niet te weinig is, maar 3® zou zeker te veel zijn. Er bestaat tusschen beiden geene evenredigheid. Het artikel wordt aangenomen met 15 stemmen tegen 1 (die van den heer Scheltema). Art. 4 luidt aldus: Wanneer bij het opmaken der kohieren het vereenigd belastingschuldig cijfer meerder bedraagt dan de som die geheven kan worden, moeten de aanslagen in gelijke evenredigheid worden verminderd. De heer Hartevelt. Het wordt tijd, dat ik hier opmerk, dat ik al leen stem voor de redactie der verschillende artikelen, ofschoon ik straks tegeu het ontwerp in zijn geheel stemmen zal, omdat ik den grondslagwaarop de heffing zal rustenin strijd blijf beschouwen met onze gemeentewet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1867 | | pagina 4