lARDELIRGEH TAR DER GEMEENTERAAD TAR LEYDER.
6.
Zitting van Donderdag 14 Haart ISO?
geopend des namiddags le 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeier.
Tegenwoordig de heeren: Stoffels, de MoenDriessenHubrecht, Rut
gers, Buys, Tieleman, Hartevelt, de Fremery, Kneppelhout van Sterken-
burgScheltemavan Heukelom van Outeren Cockvan der Hoeven
Hoog en Wttewaall.
De heer Tollens gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
7 Maart 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voobzitter. Alvorens tot de punten, aan de orde, over te gaan,
jnoet ik aan de vergadering mededeelen dat de heer Scheltema mij eer
gisteren het verlangen heeft te kennen gegeven, zijn voorstel tot ver
hooging der schoolgelden, dat reeds op het oproepingsbriefje vermeld was,
niet te doen behandelen. Van daar, dat de vergadering een uur later be
legd is, en dit punt niet aan de orde wordt gesteld.
De heer Scheltema. In de vorige vergadering heb ik aangedrongen op
eene spoedige behandeling van mijn voorstel betredende de schoolgelden
en nu heeft op mijn verlangen de behandeling heden niet plaats. Dit
moet vreemd schijnen, en daarom wensch ik de zaak op te helderen. Ik
heb dit niet om mijnentwil verlangd, maar om der wille van de andere
leden. -Mijn voorstel is zwaar aangevallen. Ik wensch het dus nader
toe te lichten en te verdedigenik wil dit hier in den Raad doen en tevens
wensch ik dat daaraan de meest mogelijke openbaarheid gegeven worde, en
die kan alleen verkregen worden door middel van het verslag van de Han
delingen van den Raad. Maar daar staat tegenover dat ik de leden lang
ja zeer lang, misschien wel anderhalf uur zal moeten bezig houden, en dit
zou misschien te veel van hun geduld gevergd zijn. En toch, kort kan ik
niet zijn. Mijn voorstel is reeds in het openbaar behandeld en heftig be
stredenvóór dat zelfs de leden van den Raad het kendenhet is verkeerd
voorgesteld; mij persoonlijk heeft men niet gespaard, ja om mijn voorstel
ben ik door het slijk gehaald. Ik heb tot nog toe op alles gezwegen;
alleen heb ik te kennen gegeven dat ik wenschte dat ieder zijn oordeel
zou opschorten, tot dat men mijn voorstel kende, en dat hier in den Raad
de voor mij aangewezene plaats was om het te verdedigen. Daaraan wil
ik nu voldoen, en nu vooral kan ik niet kort zijn, nu ons dezer dagen
een bundel stukken, ongevraagde professorale adviesen, rapporten van
B. en W. en de Commissie van Financiënadviesen van de verschillende
School Commissiënadressen, ja zelfs eer. stuk van den heer Schoolopziener,
door hem vroeger in de Leydsche Courant geplaatstalles tegen mijn voor
stel gerigt, zijn overgelegd. Ik wensch nu ook die stukken te wederleggen.
Ik heb den inhoud overwogen en ik ben met mijne wederlegging en de verdedi
ging van mijn voorstel gereed, maar, zooals ik gezegd heb, ik zoude heeren
een geruimen tijd moeten bezig houden. Voor eene gedrukte memorie aan de
leden van den Raad ontbrak de tijd. Immers, terwijl ik mijn voorstel nu bijna
vier maanden geleden en wel op 19 Nov. II. indiende en het toen dadelijk in
handen gesteld is van B. en W. en de Commissie van Financiën, omvingen
wij de rapporten, ja bijna al de stukken eerst voor weinige dagen en was
het dus niet mogelijk in een paar dagen eene gedrukte memorie gereed
te hebbendaar de inhoud van het rapport van de Commissie van Fi
nanciën, ja van de meeste en voornaamste stukken mij, vóór ik ze nu dezer
dagen ontving, onbekend was. Doch al had ik tijd gehad voor eene ge
drukte memorie, ik zou nu daartoe niet zijn overgegaan. Ik wensch nu
meer openbaarheid voor hetgeen ik voor mijn voorstel heb aan te voeren
ik wensch evenveel openbaarheid als aan de bestrijding van mijn voorstel
reeds gegeven is. Ik wil dat nu ook iedereen wete, op welke gronden mijn
voorstel en waarop mijne overtuiging rust. Er is over mijn voorstel veel
beweging gemaakt, maar als ik het niet gedaan had, dan zou ik het nu
nog doenal voorzag ik dat men er nog meer beweging om zou maken.
Des te meer verlang ik nu openbaarheid en een gedrukt stuk gerigt aan de
leden van den Raad is geen middel tot openbaarheid; zoo'n stuk gaat den
weg op naar de snippermand van de leden, of blijft, al wordt het verkrijg
baar gesteldverscholen in een der schuilhoeken van het stadhuis. Wie
koopt een beetje scheurpapier voor f 2.of meer? Want als het gelezen is
dan is het immers niet anders? Ik zou de opname van mijne nadere toe
lichting en verdediging in het verslag kunnen provoceeren, door ze eenvou
dig hier voor te dragendoch dit middel wilde ik niet gebruikenwant ik
wilde de leden niet zoo lang bezig houden, misschien vervelen, en toch
wensch ik ze in het verslag. Ziet daar nu de moeijelijkheid. En boven
dien, het zou kunnen zijn dat men mij, indien ik eenigen tijd gesproken
had, even uls mij vroeger is gebeurd, verzoeken zou mijne rede le laten
drukken en de behandeling uit te stellen; dan werd de zaak toch niet be
handeld en de leden waren onnoodig op een vroeger uur dan gewoonlijk
opgeroepen. Ik deelde Dingsdag mijne bezwaren aan den Voorzitter mede
en heb er in toegestemd dat om die redenen mijn voorstelop mijn verlan
gen, heden niet zal worden behandeld. Maar wat nu? Ik ben gereed en
tevens bereid om de nadere toelichting en verdediging van mijn voorstel
op schrilt over te leggen, ten einde de leden die zullen kunnen lezen. Men
moet echter niet op taal of stijl letten, want ik zal die geven zooals ik die
hier zou voordragen en zoo als zij dan in het verslag zou voorkomen. l)an be
hoefden de leden mij niet anderhalf uur of langer aan te hoorenmaar ik
bied dit aan onder uitdrukkelijk beding dat het stuk in het verslag van de
vergadering, waarin mijn voorstel wordt behandeld, zal worden opgenomen.
Is daartegen evenwel bezwaar, dan zal ik het voordragen en hebben de
1867.
leden geduld mij aan te hoorenhet is mij welja zelfs gemakkelijkeren
dan wensch ik hoe eer hoe liever. Dat alzoo mijn voorstel heden op mijn
verlangen niet wordt behandeld is niet om mijnentwil, maar om der wille
i van de leden.
I De Voorzitter. Zoo als ik de eer had u eergisteren te zeggen, moet
ik ook nu dezelfde bedenking maken. Ik geloof, dat er geen bezwaar be
staat om uwe rede te laten drukken; maar om haar, zonder te zijn uitge
sproken, iri het verslag op te nemen, daartegen zou ik nog al bedenking
hebben, te meer daar het eene wederlegging zou zijn van rapporten die
niet openbaar gemaakt zijn. Maar als de vergadering kan goedvinden die
verdediging te laten drukkenzoo zou daartegen bij mij geen bedenking
bestaan.
De heer Scheltema. Dan acht ik het maar beter, mijnheer de Voor
zitter, dat de zaak op de gewone wijze in de volgende vergadering worde
behandeld. Ik ben dan bereid mijne rede voor te dragen.
De Voorzitter. Wat ik gezegd heb, is mijn particulier gevoelen; maar
ik wil het gaarne aan het oordeel der vergadering onderwerpen.
De heer Scheltema. Ik liad natuurlijk de opname in het verslag kun
nen provocerendoor de rede al dadelijk voor te dragen. Ik was daartoe
gereed. Ik ben in het openbaar aangevallen. Ik wenschte mij daarom ook
in het openbaar te verdedigen.
De Voorzitter. Die openbare verdediging kan toch meer betrekking
hebben op de stukkendie door openbare bladen zijn bekend geworden
maar minder op stukken van commissiën. En om nu zoodanige verdedi
ging, zonder openlijk te zijn uitgesproken, in het verslag op te nemen,
daartegen blijf ik bezwaar maken. Maar ik wil daarover gaarne de leden
raadplegen.
De heer Scheltema. Ik heb het regt om die verdediging hier openlijk
voor te dragenen dan komt zij toch van zelve in het verslag. Maar ik
heb juist niet van de leden willen vergen eene zoo lange rede aan te hoo
ren. Wat de andere stukken betreft, die niet openbaar zijn gemaakt, dat
is ook juist iets, wat ik afkeur. Toen ik onlangs een voorstel gedaan heb
betreffende de winst der gasfabriek, is noch mijn voorstel noch mijne me
morie van toelichting in het verslag opgenomenmaar alleen de discussie
daarover en wat daartegen is aangevoerd. De gewoonte om rapporten niet
in het verslag op te nemen heb ook ik altijd verkeerd gevonden.
De Voorzitter. Dat is zoo, en zulks heeft ook mij wel eenigzins ver
wonderd. Maar toen ik zagwat ten behoeve van het verslag in de be
grooting is uitgetrokken, t. w. eene som van f 500, heeft mijne verwonde-
ring opgehouden. Wilde men die rapporten ook opgenomen hebbendan
zou noodwendig de som moeten worden verhoogd. En als de ondervinding
de noodzakelijkheid daarvan nader mogt aantoonen, wil ik het gaarne in
overweging nemen.
De heer Scheltema. Dan is het eene quaestie van geld. De leden hebben
in der tijd besloten de stukken betrekkelijk den hoofdelijken omslag tegen
afzonderlijke betaling in het verslag op te nemen. Wij hebben, ten einde
het bezwaar voor de gemeentekas uit den weg te ruimenvan het presentie
geld afgezien ten einde dergelijke stukken te doen drukken. Ik zie dus niet in
waarom de gemeente niet die kosten ook in het vervolg zou kunnen dragen.
De heer van der Hoeven. Ik zou willen vragen, of het niet wensche-
lijk ware, dat wij ons tot de hoofdzaak bepaalden; want de quaestie, of die
veroediging al of niet zal worden gedrukt, is van wijdere strekking. Maar
toch is het verzoek van dien aard, dat wij het mijns inziens moeijelijk kun
nen weigeren. Want gestelddat het eens unaniem afgestemd wierddan
zou de heer Scheltema nog het regt hebben het stuk geheel voor te lezen
en als dat eenmaal geschied ismoet het toch in het verslag worden ge
plaatst. Immers al wat in de vergadering verhandeld wordt, komt tegen
woordig in het verslag, dat uitgegeven wordt en bij de Leydsche Courant
gevoegd. Wij hebben dus alleen de quaestie te deciderenof de heer Schel
tema zijne verdediging zal voordragen, dan wel of wij door hare opname
in het verslag het beschouwen zullen alsof zij was voorgelezen.
De heer van Outeren. Wat den vorm betreft, ben ik er tegen, dat,
ij zonder mondelinge voordragt in deze vergadering, de nadere verdediging
j van het voorstel in het verslag worde opgenomen. Dit zou aanleiding ge
ven tot eene eenzijdige behandeling der zaak. Verschillende rapporten zijn
wel gedrukt; maar alleen ten dienste van de leden van den Raad en zijn
niet verder openbaar gemaakt. Men zou dus in het verslag krijgen eene
openbare wederlegging van stukken, die door het publiek niet worden ge
kend. Dat kan niet geschieden. Evenwel is de heer Scheliema in zijn
regt ter vergadering de zaak te bespreken en ik geloof, dat wij ons allen
er aan zullen moeten onderwerpen dat de heer Scheltema zijne rede voor-
i draagt, hoe lang dat ook duren mogt.
De heer de Moen. Ik moet vragenof de heer Scheltema ook bekend
i is met de bijlage, die gevoegd is bij het rapport der Commissie, want die
is niet gedrukt. Die bijlage is een staat betrekkelijk de onderscheidene
scholen, de opgave bevattende van de verschillende ontvangsten en uitga
ven, meer specifiek. In het rapport zijn de hoofdsommen alleen vermeld.
De Voorzitter. Dan zou die staat, zoo zulks noodig wordt geacht, ook
nog kunnen worden gedrukt.
De heer de Moen. Dat zou nog al bezwarend zijn uit het oogpunt der
kosten. Het voornemen was, dit in schrift er bij te leggen op de lees
kamer hetgeen niet is geschiedomdat het onderwerp ter behandeling is
teruggenomen.
De Voorzitter. Dan kan ieder er nu nog kennis van nemen in de
leeskamer.
De heer de Moen. Ja, maar de heer Scheltema zal er in het belang
zijner verdediging eerst kennis van moeten nemen.
9