HA8QELIN6EH TAB DER BEHEEBTEBAA1 TAN IEYDEN. 28. Zitting van Donderdag 3 7 December 1§GG, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren du Kieu, Kneppelhout van Sterkcnburg, de Moenvan HeukelomKrantz, Stoffels, van Outeren, Harlevelt, Tollens, de Fremery, Hubrecht, ten Sande, Wttewaall, Meerburg, van Wensen, CockScheltemavan der HoevenGoudsmit eu Hoog. De lieer Tieleman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zittingen van Zaturdag 15 en Maandag 17 December 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede 1°. Eene missive van den Commissaris des Konings in deze provincie, van den 21»11 dezer maand, B, n°. 7904/2 (3e afd.), houdende bedenkin gen tegen de begrooting voor 1867. De bij deze missive gevoegde nota van aanmerkingen op de begrooting is van den volgenden inhoud "Volgnommer 4 en 5 worden als posten van raming toegelaten in afwach ting van de Koninklijke magtiging tot heffing, wordende de nadere voor dragten te dezer zake alsnog te gemoet gezien. Volgn. 24 en 33. Nadat door Gedeputeerde Staten bij herhaling de op merking is gemaakt dat, krachtens de artt. 204 en 205 der gemeentewet, de ontvangsten en uitgaven der bank van leening, waar die gemeente instelling isen van de gasfabriek op de gemeentebegrooting moeten worden uitgetrokkenis daaraan ook nu door den Kaad niet voldaanonder de aangehaalde volgnommers; toch komen alleen voor de zuivere revenuen van de bank, onder de omschrijving pacht of opbrengst en de overwinst der gasfabriek. Een en ander is in strijd met het gevoelen van Gedeputeerde Statendoch aangezien het hier geldt een belangrijk beginsel van compta biliteit, waaromtrent verschillend wordt geoordeeld, hebben Gedeputeerde Staten besloten, nu het dienstjaar, waarover de onderhavige begrooting moet dienenzeer na op handen isvoor ditmaal deze posten toe te latenzich voorbehoudende omtrent dit vraagstuk het gevoelen van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken in te winnen, zullende, zoodra een antwoord van Zijne Excellentie is ontvangendit aan den Kaad worden medegedeeldten einde zich daarnaar voor het vervolg te kunnen regelen. Verder wordt omtrent de bank van leening nog medegedeeld dat het in strijd is met den geest van het Kon. besluit van 31 October 1826 n°. 132, dat de gemeente winst van die bank trekt, wordende Burgemeester en Wethouders, in verband daarmede, opmerkzaam gemaakt op het wenschelijke dat die som worde aangewend tot verdere aflossing van schulden of wel tot vermindering van de rente-tax, tegenover de pandhouders. Volgn. 143. De bij dit artikel ter af- en overschrijving aangewezen arti kelen, betreffen de onderwerpen, waarover inde begrooting niets is uitgetrok ken zoodat die niet kunnen worden toegelaten. De artt. 12 van hoofdstuk II en 8 a 10 van hoofdstuk III behooren mitsdien alhier te worden ge royeerd en dat royement goedgekeurd." Overeenkomstig de voordragt wordt besloten aan deze opmerking gevolg te geven, daar, door de wijziging in de begrooting gebragt ten opzigte van de bank van leening en van de gasfabriekde Overschrijving op deze nom- mers (zoo noodig) is komen te vervallen. 2°. Eene missive van den hulponderwijzer H. J. Cornetwaarbij deze voor de op hem uitgebragte benoeming tot hulponderwijzer aan eene der openbare lagere scholen bedankt. Deze missive is van den volgenden inhoud fTwello, 22 December 1866. Wei-Edel Achtbare Heer! Tengevolge eener benoeming als hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school te Diepenveen gevoel ik mij verplicht UEd. Achtb. daarvan ten spoedigste kennis te geven. Met dankzegging voor de welwillendheid te mijwaarts, moet ik dienten gevolge bedanken voor de betrekking als hulponderwijzer aan eene der openbare scholen in uwe gemeente. Met verschuldigde hoogachting heb ik de eer mij te noemen Wei-Edel Achtb. Heer! Aan den Edel-Achtb. Heer Uw Ed. Achtb. Dw. Dienaar, Burgemeester te Leiden. H. J. Cornet." Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adressen van den Academischen Senaat, dd. 15 December jl.en van den Kaad van bestuur der Kijks-instelling voor onderwijs in de Indische taal-, land- en volkenkunde, van den 19en December dezes jaars, vertoogen bevattende tegen de verhooging van het schoolgeld bij het gymnasium en de hoogere burgerschool. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Verzoek van Vre J. Mogge Pous, weduwe van Dongen, c. s.tot het des nachts afsluiten van de Vleerensteeg. Wordt, overeenkomstig de voordragt, besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethoudersten fine van berigt en raad. 3°. Verzoek van Dr. H. van Hall, om afschrijving van plaatselijke directe belasting. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van 1866. Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 4°. Adres van J. van Loghem waarbij hij verzoekt, hem definitief aan te stellen voor de betrekking van onderwijzer in het boekhouden aan de inrigtingen voor liooger en middelbaar onderwijs. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres aan te houden tot de behandeling van het sub II aan de orde gestelde onderwerp. De Voorzitter. Ik moet nog mededeelen dat door de Typografische Vereeniging als gewoonlijk het kosteloos gebruik is verzocht van de Stads- Gehoorzaal op Koppermaandag den 7den Januarij e. k. Ik stel voor dit, even als bij vorige gelegenhedenin te willigen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De werkzaamheden worden hierop voortgezet in eene gesloten vergadering. De deuren heropend zijnde, deelt de Voorzitter nog mede, dat ingeko men is eene krachtens raadsbesluit nu gewijzigde rekening van de armbak- kerijen stelt hij voor die te rer.voyeren naar de commissie ad hoe. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is: I. Verzoek van Mr. H. P. J. Tollens om ontslag als Curator van het Gymnasium. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit ontslag eervol te verleenen onder dankbetuiging voor de in deze belangeloos bewezene gewigtige diensten. De heer van der Hoeven. Ik moet er alleen bijvoegen, dat Curatoren zonder onbescheidenheid geen naderen aandrang bij den heer Tollens heb ben gemeend te mogen doen, nadat hun wensch, om hem op zijn besluit te doen terugkomen, gebleken was vruchteloos te zijn. Maar ik mag na mens Curatoren zeggendat ons het besluit van den heer Tollens heeft leed gedaan en dat wij hem ongaarne uit ons midden zien heengaan. De Voorzitter. Ook mij doet het veel leeddat de heer Tollens tot dat besluit is gekomenen dat onze pogingen niet hebben mogen gelukken om hem tot andere gedachten te brengen. Wordt besloten overeenkomstig de conclusie van het rapport. II. Voordragt tot het nog voor een jaar bestendigen van de tijdelijke voorziening in het onderwijs in het regtlijnig teekenen en de handelsweten schappen aan de hoogere burgerschool. De Voorzitter. Daaromtrent is nog ingekomen een adres van den heer van Loghemdat ik den Secretaris verzoek voor te lezen. Dat adres is van den volgenden inhoud: Uit de Leydsche Courant is mij gebleken dat een der onderwerpen ter behandeling in de zitting van den Gemeenteraad van heden is het voorstel tot continueering voor een jaar van den leeraar in het boekhouden aan de inrichtingen van hooger en middelbaar onderwijs alhier in zijne functie. Daar ik tijdelijk met dat onderwijs belast ben, neem ik de vrijheid onder uwe aandacht te brengendat ikofschoon het radicaalvereischt volgens art. 75 der wet op het middelbaar onderwijs, missende, echter volgens art. 83 van diezelfde wet meen de bevoegdheid te bezitten tot het geven van onderwijs in dat leervak aan de scholen voor hooger en middelbaar onder wijs, daar ik, vóór de invoering dier wet, aan jongelingen, zooals heden de lessen op de hoogere burgerscholen bezoeken, les in het boekhouden gaf; en ook dat onderwijs aan de inrichting voor middelbaar onderwijs van Dr. J. J. de Gelder aan mij was opgedragen, zooals ik er tot heden door UEd. Achtb. aan het gymnasium en de hoogere burgerschool alhier mede belast ben, weshalve ik de vrijheid neem UEd. Achtbaren te verzoeken mij defini tief voor die betrekking aan te stellen. Met verschuldigden eerbied noem ik mij UEd. Achtb. Dv. Dienaar, Leyden, 27 December 1866. J. van Loghem." Het voorstel van Burgemeester en Wethouders deswege luidt als volgt: "Naar aanleiding van nevensgevoegde missive van de plaatselijke Com missie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs, hebben wij de eer u voor te stellen de tijdelijke voorziening in het onderwijs in het regt lijnig teekenen en de handelswetenschappendaar in de daartoe geleid heb bende omstandigheden geene verandering is gekomenhoogstens nog voor een jaar te bestendigen." De Voorzitter. Ik geef in overweging dat voorstel niet van toepassing te verklaren op den heer van Loghem. Ik zou wenschen dat het alleen betrekking had op de heeren Luzac en Hooiberg; en ik stel daarom voor het adres van den heer van Loghem te verzenden aan de Commissie van toe zigt op de hoogere burgerschool, ten einde daarop te dienen van berigt en raad. De heer Cock. Ik ben voor de verzending aan de commissie. De heer du Kieu. In het rapport zijn, meen ik, die beide andere heeren toch niet opgenoemd of mijn geheugen schiet daaromtrent te kort. Ik wist dus niet, wat de bestendiging van de tegenwoordige regeling be duidde. In de stukken heb ik niet kunnen zien, wie bestendigd zijn. De Voorzitter. Dat is waar, maar de vakken zijn er toch in vermeld. De heer Stoffels. Geldt het dan hier het voorstel om die beide heeren op nieuw te benoemenen het adres van den heer van Loghem te renvoyeren naar de Commissie? De Voorzitter. Ja. Het eerste voorstel is om de heeren Hooiberg en Luzac te continueren. Heeft de vergadering daar geen bezwaar tegen? Mag ik het er dan voor houden, dat dit voorstel is aangenomen? Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Het tweede voorstel strekt om het adres van den heer 49

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 1