pogingen willen aanwenden om eene aansluiting bij liet bestaande station te verkrijgen. De heer du Eieu. Hoewel er reeds onderscheidene pogingen bij de heeren Swaan en van Heyningen zijn aangewend, die mislukt zijn, zou ik toch nog iedere poging tot aansluiting willen hebben beproefd, te meer, daar er weinig te verwachten is van de Hollandsche spoorweg-maatschappij. Het mag zijndat de brief der directie evasief ismaar als men ziet de verwijzing naar het jaarlijksch verslag van den toestanddan blijkt daaruit genoegzaam, dat zij volstrekt geen plan heeft tot die aansluiting mede te werken, maar dat zij het niet zeggen wil. Dat blijkt voldoende uit de stukken. Daarom geloof ikdat het niet kwaad is nog deze poging aan te wenden. De heer Krantz. Ik heb er natuurlijk niets tegenom alles wat moge lijk is aan te wenden tot verbetering onzer communicatie, maar zoude gaarne willen weten, waarom men nu van eene poging bij de heeren Swaan en van Heyningen aan te wenden beter gevolg verwacht, dan vroeger, toen de concessie nog niet was verleend. De eenige redenwaarom die onderneming tegen haar belang den weg niet langs Leyden legt, is naar ik gis, deze, dat 's Gravenhage eene directe verbinding met Utrecht ver langt, hetgeen reeds vroeger gebleken is, door de rivalisatie met de Hol landsche spoorweg-maatschappij, ofschoon het verschil van tijd over Ley den of Gouda slechts vier minuten bedraagt. Wanneer nu aan de heeren Swaan en van Heyningen geen equivalent wordt aangeboden voor de wijzi ging van hun plandie wij verlangen verwacht ik van onze poging geen succes. Niet dat ik tot nemen van aandeelen zoude aanraden, want het komt mij voor, dat de bijvoeging der haven te Scheveningen van ongun- stigen invloed op de exploitatie van den spoorweg worden zal. De heer Wttewaall. Mijnheer de Voorzitter, ik kan na al het ge sprokene kort zijn. Daar ik onder de voorstellers behoor, was mijn voor nemen zoo noodigdeze gewigtige zaak nader toe te lichten. Dan dit acht ik thans onnoodig, nu de zaak door den heer Hoog zoo bondig en helder is ontwikkeld en gesteund. De heer Meerburg. Ik ben er voor op nieuw eene poging bij de hee ren Swaan en van Heyningen aan te wendenofschoon ik er mij niet veel van voorstel. De heer Hoog. De heer Hubrecht heeft teregt aangemerkt, dat door mijn denkbeeld Leyden tusschen twee stations zou liggen en dat het beter ware wanneer het station kwam bij de Kijnsburgsche-poortaangesloten aan den Hollandschen spoorweg. Als men tot de conferentie over de zaak mogt komenzou aan dit bezwaar welligt kunnen worden te gemoet geko men en ik keur zoo iets ook ten volle goed; als Leyden slechts in de lijn direct wordt opgenomenvereenig ik mij ook met dusdanig plan. Wij weten dat aan de Zijl een werk is gemaakt ten behoeve van de Holland sche spoorweg-maatscbappijbestaande in den geheelen onderbouw van eene brug over dat water, voor de toen geprojecteerde lijn van die maatschappij op Woerdenterwijl de teekeningen cn projecten voor de brug in diezelfde rigting over den Kijn bij Koudekerk bij die maatschappij voorhanden zijn. Als de ondernemers Swaan en van Heyningen zich nu met de Hollandsche spoorweg-maatschappij daaromtrent konden verstaan en dit alles overnamen zou ik dusdanige rigting nog veel fraaijer vinden en geloof ik niet dat dit voor de ondernemers iets duurder zoude uitkomen. Ik wil het dan ook wenschelijk achten dat, zoo het zoover nog mogt kunnen komen dat er eene bespreking kan plaats hebbendit bij die te houden conferentie een be paald punt van overweging zal uitmaken. De Voorzitter. Wij zijn dat ook van plan. In stemming gebragt, wordt het voorstel met algemeene stemmen aan genomen. XII. Adres van het Bestuur der Koninklijke Nederlandsche Grofsme derij tot het in eigendom bekomen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders vinden vrijheid, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, te raden aan de grofsmederij in eigen dom af te staan den grond op den Vestwal tusschen de Hoogewoerds- en Zijl-poorten, bij het Kadaster bekend onder Sectie A, n°. 482, nagedane opmeting groot 1 bunder, 1 roede en 20 vierk. ellen, waarvan 56 roeden en 2 vierk. ellen onbebouwd en 45 roeden en 18 vierk. ellen bebouwd, en zulks tegen betaling van het 25voudig bedrag der gezamentlijke recognitiën door het Bestuur voor het gebruik van die gronden betaald, ad 196.45, uitmakende alzoo eene koopsom van 4912, en wijders onder de door de Commissie van Fabricage aangegeven voorwaardennamelijkdat de bestaande rasterwerken van afscheiding der belendende gronden behoorlijk worden onderhouden, alsmede de houten schoeijingen en wallen aan de Binnenvest gracht en aan de Singelgracht, onder toezigt van de Commissie van Fabri cage, onverminderd de verpligting tot het voortdurend voldoen der bijdrage van f 25 's jaars, volgens overeenkomst van 3 September 1859 in de kos ten van onderhoud der brug over de Binnenvestgracht. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Adres van de Heyder en C°.tot het aanplempen van een ge deelte der singelgracht langs de gronden hunner fabriek aan den vestwal. Burgemeester en Wethouders stellen voor, overeenkomstig het rapport der Commissie van Fabricageaan de adressanten in eigendom af te staan ten einde te worden aangeplempt en verheeld aan het terrein hunner stoom weverij, een gedeelte der bovenbedoelde singelgracht', ter lengte van 135, op eene gemiddelde breedte van 2 ellenbij het Kadaster der gemeente bekend onder Sectie A, n°. 444, onder de door de Commissie aangegeven voorwaarden en tegen den door haar voorgestelden koopprijs van 100. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. Wordt op gelijke wijze aangenomen. XIV. Adres van G. P. van der Hart en P. Verra, vleeschkeurderstot het bekomen van eenige vergoeding voor bewezen diensten op de bees tenmarkt. Het rapport van Burgemeester en Wethouders bevat o. a. het volgende: 1866. »Die vergoeding zou in redelijkheid kunnen bedragen 25 voor ieder; wij nemen alzoo de vrijheid daartoe te raden. Wij achten ons tevens ver- pligt er op te wijzen dat, als deze belooning wordt toegekend, dc veearts der lsle kl. W. F. Steygerwalt, die op gelijke voorwaarden op 17 October 1853 is benoemd, ook gelijke aanspraak op eene buitengewone belooning maken mag, en daar aan hem als hoofdbeambte de noodige bevelen werden opgedragen en alzoo de verantwoordelijkheid op hem in hoogere mate rustte dan op de andere keurmeesters, zoude, zonder onbillijk te zijn, aan hem eene vergoeding van 50 moeten worden toegekend, hetgeen wij de vrij heid nemen u voor te dragen." De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik ben er niet tegen om aan die menschen eenige vergoeding te gevenals zij die verdiend hebbenmaar had liever gezien dat die niet door de keurders gevraagd was. Ik vind die handelwijs niet kieschen wij zullen zoo ik vreesgedurig voor dergelijke verzoeken bloot staan. Zoo zij zoo veel meer hebben gedaan dan waartoe zij volgens hunne instructie verpligt zijndan kon eene vergoeding door Burgemeester en Wethouders zijn voorgesteld, maar er zelf om te vragen gaat niet aan. De heer Wttewaall. Met leedwezen nam ik kennis van de voordragt om aan de vleeschkeurders van der Hart en Verra, op hun verzoek, eene tegemoetkoming toe te staan voor bewezen diensten op de beestenmarkt vóór de veemarkt werd gesloten, en er ook eene toe te kennen aan den heer Steygerwaltdie er niet eens om gevraagd heeft. Ik acht het een zeer treurig verschijnsel, dat er voor iedere dienst, welke men de stad of burgerij bewijst, eene bijzondere belooning moet worden toegekend. Ben ik nu in het algemeen niet gestemd voor extra-belooningen, nog veel minder in dit geval. De veeziekte is voor het geheele land eene ontzettende ramp, waar van de gevolgen onberekenbaar zijn; nu reeds drukt zij op duizenden en doet zich gevoelen aan zeer velen onzer ingezetenenen nu zullen ook zij nog in die toelage, hoe gering ook, weder moeten bijdragen. Ik zal mijne stem tegen de voordragt uitbrengen. In stemming gebragt, wordt de voordragt met 15 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen hebben gestemd: de heeren Hartevelt, Kneppelhout van Sterken- burg, Wttewaall en ten Sande. XV. Adres van J. I. de Vinktot verhooging zijner jaarwedde als on derwijzer in het handteekenen aan de openbare lagere scholen. De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: fHet komt ons voor dat bijaldien zijne jaarwedde, te beginnen met den jare 1867, met 100 worde verhoogd, voor het vormend onderwijs aan de hulponderwijzershij geene verdere redenen heeft zich ten aanzien van zijne bezoldiging te beklagen." Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud u De Commissie van Financiën heeft overwogen het in hare handen ge steld adres van J. I. de Vink, waarbij deze, op grond dat hij gedurende meerdere uren les geeftdan welke bij de vaststelling zijner jaarwedde voor het onderwijs in het teekenen aan de lagere scholen zijn ter sprake geko men en ook uit hoofde deze bij de vormschool mede tot de hulponderwij zers zijn uitgestrektverhooging zijner jaarwedde verzoekt. De Commissie erkent gaarne alles wat voor deze verhooging wordt aan gevoerd; dan, zooals doorgaans, men voert hier alles aan wat kan leiden om het pleit ten zijnen voordeele te doen beslissen, maar men verzwijgt hetgeen de schaal wel eens ten zijnen nadeele zoude kunnen doen overhellen. De requestrant heeft wegens lessen in het teekenenbijna alle aan open bare scholen, een inkomen van ƒ1700, namelijk voor: onderwijs aan de lagere school en aan de vormschool voor kweekelingen ƒ600; onderwijs aan de hoogere burgerschool ƒ500 onderwijs aan de burgeravondschool van Mathesis Scientiarum Genitrix, waaraan de gemeentekas ƒ3000 bij draagt, ƒ600; waarlijk een goed inkomen voor het onderwijs in het teeke nen, hetgeen zoo hoog niet zoude behoeven te zijn, wanneer voor dat alles ééne oproeping van bevoegden in eens werd uitgeschreven. Maar er is meermen heeftom den requestrant in de gelegenheid te stellen de beide eerste betrekkingen gelijktijdig te kunnen waarnemen de roosters van werkzaamheden dezer inrigtingen zoodanig geregelddat de lessen aan beide niet op dezelfde dagen en uren invallen, waardoor hem de gelijktijdige waarneming dier lessen mogelijk wordt, eene omstandigheid echter die op den prijs zijner lessen niet zonder invloed kan zijn en waardoor zijne be zoldiging lager kan worden gesteld dan bijaldien onder twee bijzondere per sonen die werkzaamheden waren verdeeld. De requestrant is daardoor meer dan eenig ander bevoordeeld en de Commissie vermeent dat dit zelfs van dien aard is, dat er geene de minste redenen aanwezig zijnom des requestrants verzoek voor eene gunstige be schouwing vatbaar te achtenhoe gunstig zich dat ook moge voordoen wanneer men iedere opdragt van werkzaamheid afzonderlijk beschouwt. De Commissie acht zich verpligt u te raden dit verzoek voor geene gunstige beschikking vatbaar te achten." De heer van Heukelom. Wij hebben hier twee voorstellennamelijk van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. Welk rapport wordt nu eigenlijk in discussie gebragt? De Voorzitter. Ik wenschte de beide rapporten te gelijk in discussie te brengen. De heer van Heukelom. Dan moet ik zeggendat ik mij meer ver eenigen kan met het rapport van Burgemeester en Wethouders dan met dat van de Commissie van Financiën. Ik vind het eene zonderlinge rede nering, waarlangs de Commissie tot hare conclusie gekomen is, om eene verhooging van tractement van 100 aan den heer de Vink te weigeren. Men telt bij elkander de sommen die door hem genoten worden voor ver schillende werkzaamhedenvolgens vroeger gemaakte bepalingen en voor zeker aantal les-uren; men komt alzoo tot f 1700 en zegt dan: »dat is ge noeg voor een teekenmeester zonder te vragen of door hem meer werk zaamheden worden verrigt dan waartoe hij gehouden was en waarvoor hij 45

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 5