pomp in Je Kloksteeg nan Je Pieterskerk voor alsnog uit te stellenen alzoo den post met ƒ250 te verminderen. Dat voorstel wordt aangenomen met 12 tegen 8 stemmen. Tegende heeren van OuterenHarteveltHoogStoffelsTieleman Hubrecht, de Fremery en Kneppelhout van Sterkenburg. De Voorzitter. Ik breng alsnu in omvraag bet voorstel der Commissie van Financiën, om den post mede te verminderen met ƒ1000 voor het nemen van proeven door het graven van putten tot verkrijging van goed drinkwater en het, in verband hiermede, plaatsen van een ot twee pompen. Dat voorstel wordt verworpen met 12 tegen 8 stemmen. Voor: de heeren van Heukelom, du Rieu, Wttewaall, Meerburg, de MoenLezwynScheltema en Krantz. De post wordt mitsdien, met vermindering van 250, goedgekeurd. No. 76. Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken 5900. Het rapport der Commissie van Financiën bevat daaromtrent het volgende «De Commissie is gaarne overtuigd dat de gemeente gehouden is tot het onderhoud van den rollaag aan de Hoogstraat, doch zij veroorlooft zich de vraag ot de wal aldaar wel tot die werken behoort, die ten laste der ge meente komen." De heer Hubrecht. Hier is alleen bedoeld verbetering van de bard- steenen rollaag of dekking der opgaande muren van de kelders der Hoog straat. De verbetering zoude bestaan in het verhoogen der hardsteenen dek platen, met een watergoot langs de straatzijde, even als bij het Gangetje plaats had, en verder de leuning der Jansbrug door te trekken langs de Hoogstraat. De herstelling der muren blijft geheel voor rekening der eige naars, die wij vertrouwen dat daardoor wel wat zullen, medewerken in deze verbetering. De post wordt hierop goedgekeurd. Nos. 7779 worden aldus goedgekeurd: Onderhoud van vaartuigen 1300; Idem van klokken, horologiënspeelwerken en dergelijke f 750; Kosten van aanleg en onderhoud der algemeene begraafplaats. Memorie. No. 80. Kosten van verbetering der waterverversching in stads-grach- ten. Memorie. De heer Scheltema. Mag ik zoo vrij zijn eene vraag te doen aan den Voorzitter der Commissie van Fabricage? Ik zou namelijk willen weten, hoe het nu staat met de zaak der waterverversching. Het zou mij spijten dat die op de lange baan werd geschovenomdat de behoefte daaraan in het tegenwoordige saizoen niet gevoeld wordt. De heer Hubrecht. De kaart is gereed, en Burgemeester en Wethou ders zullen nu eerlang deskundigen raadplegen. En dan is het voornemen om het plangestaafd door het oordeel van deskundigenin den Raad te brengen. De post wordt goedgekeurd. No. 81. Plan tot verbetering van den toegang der gemeente aan de Rijnbuvgsche poort. Memorie. Het rapport der Commissie van Financiën bevat daaromtrent het volgende: Het principe hiervan is aangenomen. De Commissie verkeert echter in het onzekerewanneer de plans voor dit werk zullen overgelegd worden waarvan afhankelijk is de dienst waarop het moet gebragt wordenwaarom zij voorshands in het voorgedragene berust." De heer de Fremery. Ik moet daarop antwoorden, dat, toen deze be grooting werd opgemaakt, tot den afbraak der Rijnsburgerpoort nog niet was besloten. Wij kunnen dus nu eerst voorstellen het bedrag daarvoor uit te trekken ad 11500. Het is een werk, dat behoort tot de dienst van 1867en het dagelijksch bestuur is alzoo verpligt het ook op deze be grooting te brengen. De heer de Moen. Ik moet dan vragen, of het de bedoeling is dit te doen plaats hebben in den loop van 1867 en dus daarmede de belasting voor de ingezetenen nog meer te bezwaren. De heer de Fremery. De bedoeling van het dagelijksch bestuur is om voorloopig den post te dekken door verkoop van inschrijvingen op het groot boek om later te beoordeelen of niet op andere wijze er in kan voorzien worden. In ieder geval moet de uitgaaf worden gedekt door een post van ontvang, en schijnt het niet wenschelijk met dit bedrag den hoofdelijken omslag te verhoogen. De heer Scheltema. Dat middel om die uitgaaf te dekken is toch voorloopig buiten discussie? De Voorzitter. Voorzeker. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 82. Kosten van aanleg van een schietbaan 2500. Het rapport der'Commissie van Financiën bevat daaromtrent het volgende «Het vroeger plan eener schietbaan werd destijds berekend op ƒ1500, de Commissie zou wel wenschen de redenen te kennen waarom dit thans tot ƒ2500 wordt uitgetrokken. Zou het rijk niet gedeeltelijk in dezen aanleg dragenterwijl het ontegenzeggelijk is dat de schietbanen meer in 's rijks belang worden aangelegd dan wel in dat der gemeenten." De heer Hubrecht. Ik weet niet, of eene bijdrage met gunstig gevolg van het rijk zou gevraagd worden. En nu is het aanleggen eener schiet baan zeker eene wenschelijke zaak voor onze stad ten dienste van het garni zoen en de schutterijook zouden de studenten daar gaarne gebruik van maken. Herhaaldelijk is van regeringswege hierop aangedrongen, en het is toegezegd, en men vergete niet dat de gelden door dezen Raad vroeger zijn toegestaanalleen is de aanleg door bijzondere redenen vertraagd. Er is dan ook herhaaldelijk op aangedrongen. Wat de aanmerking betreft, dat er nu meer aangevraagd wordt dan vroeger, dit is daaraan toe te schrijven dat het vroeger aangewezen terrein buiten de Wittepoort veel korter is dan het nu voorgenomen terrein. Het moet hebben eene lengte van 270 pas, terwijl dat buiten de Wittepoort slechts 220 pas had. Het terrein in het Raamland is veel geschikter, ook wat lengte aangaatmaar van daar dan ook dat meer geld hiervoor noodig is. De heer van Heukelom. Ik deel het gevoelenin het rapport der Commissie ontwikkeld. Ik acht dit eene zaak, die geheel van de begroo ting moet verdwijnen, liet is eene zaakdie ons niet aangaat. Er wordt nu"gezegd, dat het ƒ2500 zal kosten; er ligt mij iets op het gemoed, dat er wel wat meer zal noodig zijn. Maar hoe dit zijdie kosten zullen alleen gemaakt worden ten behoeve van het garnizoen, dat in s lands dienst is: zij moeten dan ook uit 's lands kas betaald worden. Wat de schutterij betreft, deze heeft nooit eene schietbaan gehadwordt zij geroepen tot active dienst, dan zal haar de gelegenheid niet ontbreken zich te oefenen; in elk geval zie ik niet in dat voor deze alleen zulke groote uitgaven moeten ge maakt worden. De heer Meerburg. Ik ben volkomen van hetzelfde gevoelen als de heer van Heukelom. De heer Hoog. Ik zou willen vragen, of men zich ook vergewist heeft van medewerking of althans van niet-tegenwerking van het gemeentebestuur van Leyderdorpdaar, zoo als ons bekendis, onze voormalige burgemeester, de heer Siegenbeekna vruchtelooze pogingen te hebben aangewend bij de gemeente Soeterwoude, zich van medewerking aldaar niet heeft kunnen ver- zekerentoen het plan bestond de schietbaan onder die gemeente buiten onze voormalige Wittepoort te brengen. Maar nu daartoe een terrein tusschen de Heerenpoort en de Mare, het Raamland, zou worden ingerigt, zou ik willen weten, of er op medewerking van Leyderdorp zou zijn te rekenen, onder welke gemeente dat stuk raamland gelegen is. De heer Hubrecht. Ik heb allezins reden om te vertrouwen dat van het hoofd van het bestuur der gemeente Leyderdorp ten deze geene tegen werking is te vreezen. De heer Scheltema. Ik kan niet geheel instemmen met den heer van Heukelom. Wat het wenschelijke der zaak betreftis zeker eene schietbaan zoowel voor het garnizoen als voor de schutterij nuttig en noodig. Maar het is eene zaak, die meer den staat aangaat dan de stad. De heer Driessen. Ik moet vragen, of 270 pas wel eene voldoende lengte is; ik meen toch dat men in den laatsten oorlog geweren heeft ge bruikt die op 800 pas schieten en die men welligt ook hier te lande zou kunnen invoeren. De heer van Heukelom. Ik hoor, dat er eene uitnondiging is uitge gaan van het hooger bestuur om de zaak te bevorderen. Maar dat is vol gens mij daarom nog geene reden om het te doen. De heer de Fremery. Ik moet opmerkendat de Raad vóór een a twee jaren besloten heeft, dat de aanleg eener schietbaan is eene noodige en nuttige zaak. De heer Tollens. Als het hooger bestuur de medewerking van het ge meentebestuur verlangt tot het daarstellen van eene schietbaandan doet het gemeentebestuur m. i. al heel wat wanneer daarvoor gratis een terrein wordt aangewezen en dan mogt de staat voor zijn aandeel wel de kosten op zich nemendie tot de daarstelling van de baan zelve worden vereischt. De heer Hubrecht. Ons was destijds wel degelijk de medewerking van het garnizoen verzekerd om de schietbaan gereed te makenen van eene zeer geachte zijde is mij medegedeelddat dit ook nu zoude toegestaan worden. Bestaat nu echter bij eenige leden bezwaar, om reden zij beter achten, dat het rijk de schietbaan zelve geheel aanlegge, en de stad de kosten drage, dan is op de zaak terug te komen. Ik blijf van meeniDg dat na de toezegging, vroeger gedaan, wij een schietbaan moeten aanleggen. De heer Stoffels. Ik geloof, dat het wel degelijk wenschelijk is den post toe te staan. Verleden jaar is in het openbaar besloten tot den aan leg eener schietbaan over te gaan. De uitvoering is door omstandigheden buiten ons toen niet kunnen geschieden. Thans is de gelegenheid goed en zijn er geene verhinderingen meer. Is het nu wenschelijk hetgeen wij eens hebben toegestaan thans te weigeren al is ook de som er voor benoodigd hooger dan de vroegere? Ik voor mij geloof dat zulks niet mag. De heer du Rieu. Ik geloof dat wij even goed kunnen besluiten den post te schrappenals wij destijds besloten hebben hem uit te trekken. Wij kunnen wel later andere inzigten hebben gekregen. De heer Wttewaall. Voor twee jaren heb ik deze zaak ondersteund. Later was ik in de gelegenheid daarvan meer te weten te komenen ofschoon ik nu nog evenzeer voor eene doelmatige schietbaan benwensch ik dat dieom verschillende redenendoor het gouvernement worde daargesteld. Het voorstel van den heer van Heukelom, om den post te doen verval len wordt voldoende ondersteund. De heer Krantz. Het heeft ook mij bevreemd dat die post met ƒ1000 is verhoogd geworden. Niettemin zoude ik het betreurendat om die reden het geheel werd afgestemd. In den tegenwoordigen tijd is het alge meene wapen het schietgeweer, en overal worden vereenigingen opgerigt om zich te oefenen. De hooge regering verleent daaraan hare hulp, ook in onderrigt door officieren en onderofficieren. Maar men kan van de rege ring niet vergendat zij zich met alles belast. Mij dunktdat voor eene zaak als deze het gemeentebestuur moeijelijk zijne medewerking kan weigeren. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Wat is nu het lot van de droogramen De heer Hubrecht. Voor een gedeelte zullen zij moeten verzet worden. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik had gedacht, dat de stad, er prijs op stellende haar garnizoen te behoudenzich wel de kosten dier schietbaan voor een gedeelte zou behooren te getroostenmaar dat de groot ste helft door het rijk zou dienen te worden betaald, vooral nu ook de droogramen verplaatst moeten wordenwaarvan de kosten, naar ik meen, niet zullen medevallen. De heer Hubrecht. Een deel der thans bestaande ramen zoude moeten verplaatst worden. Dit is onder de kosten opgenomen. De Voorzitter. Er is ook hier een corps scherpschutters opgerigt. Door heeren studenten is bereids aangevraagd om casu quo van die schietbaan gebruik te mogen maken. Eene garnizoensplaats als Leyden heeft er, ook voor hare schutterijbehoefte aan. Enmijne heerenals men dan in aanmer king neemt, wat deze stad van rijkswege al niet geniet boven andere ge meenten, wat voordeelen zij, vooral als academiestad, van het rijk erlangt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 8