De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft voorgesteld deze
som op 2000 te brengen.
De Voorzitter. Ik erkendat de opbrengst dit jaar bijzonder goed is
geweest; maar niets waarborgt ons, dat dit in het volgend jaar eveneens
het geval zal zijn.
De heer de Moen. De opbrengst heeft nu gedurende een half jaar
ƒ1 100 bedragen zoodaWoor een geheel jaar de som op 22(J0 zou kunnen
worden gesteld. Wij mogen van de goede trouw der houders en de sur
veillance van hem die zal worden benoemd verwachten, dat de belasting ge
trouw betaald wordt.
De Voorzitter. Ik zou toch huiverig zijn, de raming voor het vol
gend jaar op het dubbel te stellen. Is de opbrengst het volgend jaar ge
ringer dan zal men dat aan mindere surveillance toeschrijvenen dit zou
mij spijten. Ik zou den heer de Moen daarom in overweging geven, liever
den post met ƒ400 te verhoogen.
De heer de Moen. Voor mindere ontvangst behoeft ge niet te vreezen
mijnheer de Burgemeester. Er bestaat geen reden waarom de controle in
het volgend jaar minder gestreng zou zijn dan zij reeds in dit jaar is geweest,
Het voorstel van de Commissie van Financiënin stemming gebragt
zijndewordt aangenomen met 11 tegen 6 stemmenen deze post alzoo op
ƒ2000 gebragt.
Tegen.: de heeren van Outeren, van Heukelom, Goudsmit, Stoffels,
Driessen en Wttewaall.
Hoofdstuk III. Baten en opkomsten, spruitende uit gemeente-eigen
dommen EN BEZITTINGEN.
No. 17. Huur van huizen en andere gebouwen ƒ2800.
De heer de Moen. Moeten hier niet nog een paar kleine sommetjes
worden bijgevoegd? Is het niet billijk dat de arrondissementsijker van
zijne zijde iets als huur bijdraagt? Wij zijn wel geen ondernemers van
huizen; maar het kantoor, dat de arrondissements-ijker bekomen zal met
1 Januarij, bestaat nu eenmaal. Mij dunkt, eene som van ƒ50 zou billijk
zijn; het kantoor kost aan de gemeente lasten en reparatiën.
De heer Hubrecht. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat er wel eenige
huur zou zijn te bedingen geweestals het een goed gebouw was. Maar
na het besluit in de laatste vergadering genomenwaarvan het gevolg is
dat de ijker in een ongeschikt lokaal zal blijven wonenvrees ik dat geen
huur zal zijn te bedingen. Als de lokalen beter worden ingerigt, is het
wat anders.
De heer de Fremery. Ik heb bezwaar om een onbestemd cijfer in de
begrooting op te nemen, te meer omdat er huizen zijn waarvan de huur
eindigt met Mei, zooals b. v. het gebouw in huur afgestaan aan de socië
teit Amicitia.
De heer de Moen. Wat in het oog van den ijker slecht is, is dat
in mijn oog niet. Zijne vroeger ijkplaats in de Schoolsteeg was veel slechter.
Bovendien zijn wij niet verpligt aan landsambtenaren onze lokalen gratis
af te staan.
De heer Hubrecht. Laat ik u daarop dit antwoorden dat het gebouw
in de Schoolsteeg veel doelmatiger was, en dat dit speciaal door de stad
voor den ijker was ingerigt.
He Voorzitter. Ik stel voor, Burgemeester en Wethouders uit tenoo-
digen te trachten een volgend jaar eene vergoeding te verkrijgen. Op
dit oogenblik valt daaraan ec-hter niets te doenen ik zou der vergadering
in overweging geven hierbij niet langer stil te staan.
De heer de Moen. Ik kan daarin berusten, zoo slechts het beginsel is
erkend dat er huur moet worden betaald.
De post wordt hierop goedgekeurd.
Nos 18 en 19 worden aldus goedgekeurd: Huur of pacht van landen en
landerijen 132-4Opbrengst van den houthak ƒ100.
N°. 20. Kenten van kapitalen 17271.17.
De heer de Fremery. Nadat onze begrooting is opgemaakt, is nog
een som van 26000 op het giootboek ingeschreven, zoodat het rentecijfcr
met 1172.50 moet worden verhoogd, en dus op ƒ18443.67 gebragt.
De post wordt aldus goedgekeurd.
Nos 21 en 22 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van grasverpach
tingen ƒ429; Pacht van jagt en visscherij ƒ523.15.
No. 2325. Ontvangsten van dc bank van leening ƒ15000; Ontvang
sten van de stedelijke gasfabriek ƒ125,000; Reservefonds van de stedelijke
gasfabriek 1355.
De heer Hubrecht. Volgens het besluit, in de vorige vergadering ge
nomen moeten deze drie posten wegvallen.
De Voorzitter, Uwe opmerking is juist; deze posten komen te ver
vallen.
Hoofdstuk IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toeval
lige BATEN.
No. 26 wordt aldus goedgekeurd: Tienden, cijnsen en erfpachten 1500.
No. 27. Pacht of opbrengst der bank van leening f
De Voorzitter. Ik stel nu voor dezen post, even als in het vorige
jaar, weder in te vullen met 5000.
De post wordt aldus goedgekeurd.
Nos. 28—80 worden aldus goedgekeurd: Pacht of opbrengst van den
haardasch, vuilnis, bagger en dergelijke mestspeciën 5722; Boeten van
policienationale militie enz. 400Boeten wegens overtredingen in zake
van plaatselijke belastingen. Memorie.
No. 81. Vergoeding voor perceptie-kosten wegens de invordering van den
rijks accijns op het geslagt.
De memorie van toelichting zegt dat dit art. is vervallen, ten gevolge
dat deze pereeptie aan het rijk is overgegaan.
Nos. 32—35 worden aldus goedgekeurd: Teruggave van het rijk wegens
bij voorschot verstrekte reisgelden aan vertrekkende of opkomende militie-
pligtigen of verlofgangers 10; Teruggave van verpleging en transportkos
ten van krankzinnigen en kinderen van gevangenen 25; Teruggave van
onderstand aan armlastigenelders domicilie van onderstand hebbende
ƒ100; Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende 500.
No. 36. Overwinst der gasfabriek over 1865 f....
De Voorzitter. Ik stel voor, dezen post weder op 25000 te brengen.
De heer Scheltema. Het is met aarzeling dat ik weder een voorstel
doemaar ik wil het toch niet terughouden. De rekening var: de gas
fabriek komt met de stadsrekening in aanraking ten opzigte van drie
punten: 1°. ten aanzien van de straatverlichting; die verlichting over
1867 komt in de rekening over dat jaar; 2°. ten aanzien van de
rente; die wordt ook gebragt in de rekening van het jaar waarover zij
verschuldigd is; 3°. ten aanzien der winst; hiermede is het anders; de winst
over 1867 komt in de rekening van het volgend jaar. En nu wilde ik
vragenof er bezwaar bestaat om ten aanzien van deze inkomst te handelen
eveneens als ten aanzien van andere inkomstenen deze te brengen tot
het jaar waarin zij behoort. Welk bezwaar kan er bestaan om op 1867 te
brengen wat de gasfabriek tn 1867 oplevert? Het zou eene aanzienlijke
vermindering van den hoofdelijken omslag ten gevolge hebben en het is
niet in strijd met eene goed geregelde administratie, dat elke inkomst ge
bragt wordt op het jaar waarin zij werkelijk inkomst is. Wat door de gas
fabriek in 1867 gewonnen wordt behoort tot de inkomst van dat jaar,
niet van een volgend. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om
de rekening van de gasfabriek te brengen in de begrooting, waarmede de
Commissie van Financiën zich heeft vereenigd, lag hetzelfde opgesloten.
Ook volgens dat voorstel zou de winst van 1867 gekomen zijn op dat
jaar. Ik wensch dus voor te stellen om de winst over 1867 in deze be
grooting te brengen.
De heer de Fremery. Ik moet al wederom doen opmerken dat in de
vorige vergadering eene beslissing is gevallen. Ook mijn wensch was het
dat de rekening van 1867 in de begrooting van 1867 werd opgenomen.
Maar die wensch heeft geen bijval gevonden. Er is rijpelijk over gespro
ken, maar het voorstel van Burgemeester en Wethouders is afgestemd. En
nu kunnen wij het toch niet andermaal in overweging nemenslechts drie
dagen nadat de beslissing is gevallen.
De heer Scheltema. Ik geloof niet dat het is een terugkomen op een
vorig besluit. Het is een nieuw voorstel. Het voorstel van Burgemeester
en Wethouders was geheel iets anders, en strekte om al de ontvangsten en
uitgaven te brengen in de begrooting. Daaruit volgde wel dat de winst
van 1867 op dat zelfde jaar gebragt werd; maar de bedoeling betrof alleen
de wijze van administratie, niet het beschikken over de winst.
De heer de Fremery. In de memorie van toelichting werd het met
zooveel woorden gezegd dat dit ons voorstel wasen dat voorstel is afgestemd.
De heer Hubrecht. In de vorige vergadering is besloten dat dc bank
van leening en de gasfabriek op dezelfde wijze in de begrooting zouden
worden opgenomen, en daardoor is bepaald dat de rekening op gelijke wijze
als tot hiertoe zal blijven ingerigt.
De Voorzitter. Ook ik ben van oordeel dat de vergadering aan hare
vorige beslissing is gebondenen dat zij daarop niet kan terugkomen.
Eene geheel andere zaak is het den wenk van den heer Scheltema voor
het vervolg in overweging te nemen.
De heer du Eieu. Ik geloof dat het beste is de zaak te houden zoo
als zij tot dusverre is geweest. Wij brengen op de begrooting de vermoe
delijke overwinst van de gasfabrieken als de rekening is afgeslotenbren
gen wij daarop later het batig saldo. Als het wenschelijk is de winst van
het loopend jaar van administratie te brengen op de dienst van hetzelfde
jaar en niet in de rekening van het volgend jaar, dan moet aan de com
missie voor de gasfabriek dit aangegeven wordenof bij het doen der reke
ning of vroeger.
De heer Goudsmit. Ik geloof dat de heer du Bieu dwaalt. Niets belet
de dubbele winst op de begrooting voor het volgend jaar te brengen. Als
dit geschiedtdan is het een gevolg van de verkeerde wijze van boeken
die tot dusver is gevolgd. Komen wij eenmaal op het zuiver terrein, dan
vervalt het bezwaar. Ik voor mij wil gaarne erkennen het rationeel
te achten dat de uitgaven en de inkomstende lasten en de lusten van
hetzelfde jaar tegen elkander overstaan. Door het voorstel van den heer
Scheltema zal men alleen voor één jaar in een ecnigzins vreemden toestand
gerakenmaar alleen om weldra weer op een effen terrein te komen.
De heer de Fremery. De heer Goudsmit is niet tegenwoordig geweest
bij de uitgebreide discussie die over deze zaak heeft plaats gehaden kan
dus welligt niet met volkomen juistheid de zaak overzienwelke men
thans weder in beraadslaging schijnt te willen brengen. De Baad heeft
bepaald dat de winst van 1867 niet op de begrooting van dat zelfde jaar
zoude voorkomen. Dit besluit is Vrijdag met overgroote meerderheid genomen.
De Voorzitter. Ik geloof dat de voorzigtiglieid gebiedt, op het besluit
in de vorige vergadering genomen niet terug te komen. Met de heeren
Scheltema en Goudsmit erken ik, dat er veel te zeggen is voor hun denk
beeld. De fout zit in de late inzending der rekening. Die fout kan ge
makkelijk worden hersteld, en dan is men over een jaar in een normalen
toestand. Thans behoort de vergadering op haar besluit echter niet terug
te komen.
De heer Scheltema. Ik wil gaarne aan uw verlangen voldoenmijnheer
de Burgemeester, maar ik kan niet toegeven dat dit een terugkomen is op
een vroeger besluit. In de vorige vergadering is alleen besloten de rekening
der gasfabriek niet in de begrooting van het volgend jaar te brengen.
De heer de Moen. Ik wil daarbij nog dit voegen dat, zal die admini
stratieve verbetering spoedig kunnen worden verkregende commissie voor
de gasfabriek reeds in de eerste drie a vier maanden van het jaar hare re
kening zal moeten inzenden, en reeds dit jaar de maand December er bij
nemenomdat zij tot dusver gewoon was met December te sluiten.
De heer Hubrecht. Ik wil alleen doen opmerken dat de commissie voor
de gasfabriek aan hare verordening gebonden is, en dus de Baad dan die
verordening zal moeten wijzigen. De Voorzitter heeft te kennen gegeven
dat er verandering in het volgend jaar zou kunnen plaats grijpen. Ik neem
dit aan als zijn personeel gevoelen; ik voor mij althans zoudemet mijne me
decommissarissen deze zaak nog eens meer opzettelijk willen onderzoeken.