De heer Hübrecht. Ik wil gaarne den gegeven wenk overnemen. De post wordt hierop goedgekeurd: Nos. 106107 worden aldus goedgekeurd Drukwerk, schrijfbehoeften en andere uitgaven voor de policie f 360Toelage aan den plaatselijken adju dant 100. Hoofdstuk VI. Kosten der plaatselijke gezondheidspolicie. Nos. 108110 worden aldus goedgekeurd: Kosten der gezondheidscom missie. MemorieKosten van toezigt en onderzoek der openbare huizen enz. f 50; Kosten voor het vaccineren van behoeftigen f 250. Hoofdstuk VII. Kosten voor het onderwijs en ter bevordering van KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. No. 111. Kosten voor het gymnasium en de hoogere burgerschool 28810. Het rapport van de Commissie van Financiën bevat daaromtrent het vol gende: »Op de nommers 111116 heeft de Commissie geene bedenkingen; du uitgaven daarbij vermeld zijn aldus bij benoemingen meerendeels be paald ook berusten zij hetzij op wettelijke voorschriftenhetzij op plaatse lijke verordeningen." De post wordt goedgekeurd. De heer Scheltema verlaat dc vergadering. No. 112. Jaarwedden der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen mitsgaders toelage ten behoeve van kweekelingen 48000. De heer de Fremery. Moet hier ook het adres, dat ingekomen is, in aanmerking komen? De Voorzitter. Ik zal dat adres, dat gisteren ingekomen is, laten voorlezen. Het adres is van den volgenden inhoud: Aan den Kaad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen J. P. LancelJ. A. van Dijk, A. van der Harst, J. D. van Wijk en G. Japikse, hoofdonderwijzers van de openbare lagere scholen alhier; Dat zij de som van twee honderd gulden hun ingevolge art. 19 alin. 2 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad n#. 103) als vergoeding voor het gemis van vrije woning toegestaan, niet langer voldoende achten; Dat zij in het begin van het jaar 1865 tegelijk met hunne bedenkin gen op de toen vigeerende gemeente verordeningen op het openbaar lager onderwijs, hun gevoelen omtrent dit punt aan Burgemeester en Wethou ders hebben medegedeeldmet verzoek dat het Burgemeester en Wethouders behagen mochteen voorstel tot verhooging van genoemde vergoeding aan den Gemeenteraad te doen Dat zijbij toeval vernomen hebbende dat Burgemeester en Wethouders daartoe niet gezind warenzich den 8«ie» Februari dezes jaars wederom tot Burgemeester en Wethouders gewend hebbenmet verzoek hunne opmer king aan het oordeel van den Gemeenteraad te onderwerpen Dat zij op dien brief geen antwoord hebben ontvangen Dat zij, nu de behandeling der begrooting voor 1867 aan de orde komt, zicli thans rechtstreeks tot den Gemeenteraad wenden met eerbiedig verzoekde bedoelde vergoeding tot zulk een bedrag te verhoogendat zij worde, wat de wet bepaalt dat zij wezen moet: eene billijke vergoeding voor het gemis van vrije woning. Hetwelk doende J. P. Lancel. J. A. van Dijk. Leiden, 18 October 1866. A. van der Harst. J. D. van Wijk. G. Japikse." De Voorzitter. In Februarij is werkelijk dergelijke brief ingekomen en hebben Burgemeester en Wethouders het verzoek voor geen gunstige beschikking vatbaar geachtdaar zij meendendat de tractementen der onderwijzers reeds voldoende waren te achten. Eergisteren is een van die heeren bij mij geweest, om daarover zijne bezwaren kenbaar te makenik heb hem toen geantwoorddat hij zich tot den llaad had te wenden. De heer Hübrecht. Zou deze discussie niet beter te pas komen bij n°. 116? De heer de Fremery. Ik beken, dat ik bij vergissing do zaak hierbij heb herinnerd. Dè Voorzitter. Ik geloof toch, dat, nu eenmaal de zaak is ter sprake gebragt, wij haar wel geregeld konden afdoen. De heer Stoffels. Dan moet ik de reden zeggen waarom wij er niet op geattendeerd hebben. Bij de nu aangenomene regeling van tractemen tenhadden Burgemeester en Wethouders het oog op latere pensionering, en bragten daarom de verhouding tusschen tractementen en vergoeding voor huishuur zoodanig, in het belang der onderwijzers, dat de eerste wat hooger en de laatste wat minder zoude zijn, waardoor dat dan te genie ten pensioen immers hooger wordt. Voor verhooging van tractement meen den zij geene vrijheid te hebben zulks voor te stellen. De heer van Heukelom. Ik bekendat het mij leed doetdat de zaak zulk een loop heeft genomen en dat de onderwijzers buiten kennis zijn ge bleven van de opinie van Burgemeester en Wethouders. Nu zegt men, dat 200 voldoende zijn voor huishuur. Ik ben dat niet eens, en dat de trac tementen hoog genoeg zouden wezen om daaruit bij te passen wat er aan de vergoeding voor vrije woning ontbreekt, om die te doen zijn wat ze be hoort te wezen billijk en voldoendeontken ik. Eene som van 1200 is niet zoo belangrijkdat men kan eischen dat de onderwijzers het tekort op de huishuren daaruit zouden moeten en kunnen vinden. Ik voor mij zou wenschen, dat de som met ƒ100 kon worden verhoogd, om in billijke evenredigheid te zijn met den standwaarin die menschen moeten verkeeren. De heer df, Fremery. Ik heb als lid van het dagelijksch bestuur ook bezwaar gemaakt een voorstel te doen tot verhooging, daar ik meende, dat het welligt bij den Baad geen bijval zou vinden. Maar als een ge acht lid het bepaald voordraagt, kan ik er mij wel bij neerleggen. Het is iets anders een voorstel te doenof een voorstel te ondersteunennu vereenig ik mij gaarne met het gevoelen van den heer van Heukelom. De Voorzitter. Ik wil mij daarmede wel vereenigen; maar tot regt- vaardiging van liet dagelijksch bestuur, waarvan ik toen geen lid was, moet ik zeggendat men de vraag getoetst heeft aan den prijs die besteed werd. Er waren toen onderwijzers, die 160 huishuur betaalden; en dat is de reden, waarom men meende, dat er geene termen tot verhooging bestonden. De heer van Heukelom. Ik heb geenszins een verwijt willen doen aan het vorig bestuur. De heer Hübrecht. Na de toelichting van den heer van Heukelom kan ik mij met het voorstel wel vereenigen. De heer Tieleman. Ik meendat de tractementen primitief f 200 hoo ger waren gesteld zonder het genot van vrije woning. Maar aangezien de wet spreekt van die woning, heeft men het bedragdaarvoor berekend van het tractement afgetrokken. Men had dit even goed op ƒ300 of/400 kunnen bepalen; dan was de voor huishuur toegestane som genoegzaam, maar het tractement ook zooveel lager. De Voorzitter. Dit is in het belang der onderwijzers geschied. Door slechts ƒ200 af te trekken bleef het tractement hooger en alzoo ook het pensioen. De heer Tieleman. Dit bevestigt te meer, dat de bepaling van 200 voor huishuur slechts eene formaliteit is geweest en het vragen van verhoo ging niet te pas komt. De heer Stoffels. Bij de nieuwe reorganisatie waren de tractementen verhoogdbuiten en behalve het genot van vrije woning. Vroeger was het tractement 1000, nu f 1200, en de woning; dus de tractementen zijn werkelijk reeds verhoogd. De Voorzitter. Het voorstel van den heer van Heukelom is voldoende ondersteund, om in stemming te kunnen worden gebragt. De heer Krantz. Er zijn zes hoofdonderwijzers. Is onder de adres santen ook de heer van Wijk? De heer de Moen. De heeren Japikse en van Wijk zijn, meen ik, ook onder de adressanten. Ik neem de vrijheid hierbij op te merkendat wij naar mijn gevoelenons op een gevaarlijk pad begevenals wij tot meerdere verhooging overgaan. De som dier tractementen bedraagt reeds 48000. Ik geloof, dat de kosten voor het onderwijs reeds op zoodanige hoogte zijn gebragt, dat zij meer als voldoende zijn te beschouwen. De heer van der Hoeven. Kan men ook opgevenwat de procenten zijn? De Voorzitter. Die zijn in de memorie van toelichting opgegeven. De heer van Wensen. Onder letter d komt ook voor een tractement van ƒ1700 voor den hoofdonderwijzer, dat een zeer groot inkomen mag genoemd worden. De heer van Heukelom. Het is waar die traetementen zijn zeer ver schillend doch zij berusten op de onderstelling van verschil in bezigheden en eischen omtrent kennis. Het tractement echter heeft niets te maken met de vergoeding voor vrije woning. Die twee zaken zijn ten eenenmale van el kander onafhankelijk. Het eerste is de belooning voor de verpligtingen die op den onderwijzer rusten. De laatste wordt hun door de wet stellig ge waarborgd en is daarbij tevens bepaald dat zij billijk moet zijn. De heer de Moen. Het zijn dezelfde adressantendie op die voor waarden hunne betrekking hebben aanvaard. De heer van Heukelom. Jamaar sinds wanneer. Ik geloof wel twaalf jaren geleden. De heer de Moen. Neen, sedert de wet van 1856. De heer van Heulelom. Het is toch niet tegsn te spreken, dat de huishuren sedert aanmerkelijk verhoogd zijn. De heer de Moen. Het is ook geen betalingmaar eene tegemoetkoming. Het adresalsnu in hoofdelijke stemming gebragt zijndewordt het daar in vervatte verzoek toegestaan met 9 tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren van OuterenHartevelt, Stoffels, van Wensen, Meer burg de MoenTieleman en Lezwyn. De Voorzitter. Nu is er één, die zich niet geadresseerd heeft; dat is mejufvrouw Jesse. Ik zou voorstellen haar nu ook onder de verhooging te begrijpen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Driessen. Ik heb gezien, dat de Commissie van Financiën heeft voorgesteld eene verhooging van de schoolgelden. Moeten nu de 5 pCt.die door de hoofdonderwijzers genoten worden, niet in dezelfde ver houding worden verhoogd? De heer de Moen. Ik begrijp u niet juist. De heer Driessen. Burgemeester en Wethouders hebben voor de school gelden uitgetrokken f 17000, terwijl de Commissie van Financiën eene verhooging van 1000 voorstelt; nu meen ik dat ook over die 1000 de 5 pCt. voor de hoofdonderwijzers zullen moeten uitgetrokken worden. De heer de Moen. Ja, dat zal ook nog eene kleine wijziging moeten ondergaan. De heer Driessen. Ik sta er niet op. Het is maar eene opmerking, die ik maak om het eene cijfer met het andere in verband te brengeu. De Voorzitter. Ik geloof, dat het best is die som in eens met 60 te verhoogen. De heer Driessen. Ik stel dan voor, voor die 5 pCt. den post met 60 te verhoogen. De Voorzitter. Ik moet hier nog opmerken dat het later gebleken is dat de tractementen voor het onderwijs in de handwerken, op de scholen voor on- en minvermogenden, te laag zijn gesteld; dit zal moeten zijn voor 2 hulponderwijzeressen, elk a ƒ150, is f 300; 2 ad ƒ100, is 200, en 2 helpsters elk tegen 50, is 100; zoodat alles bij elkander genomen, 60 en 150, eene verhooging geeft van f 210. De heer Stoffels. Er was uitgetrokken 450, hetgeen nu zou moeten zijn 600. De heer Voorzitter. Ik zal thans het gewijzigd art. 112 in stemming brengen. De heer Driessen. Voor welk cijfer zullen nu die 5 pet. worden uit getrokken De Voorzitter. De post zal daarvoor met 60 verhoogd worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 14