goeden staat verkeerenen wanneer dan voor de verschillende huisjes 400
en voor de Lakenhal ƒ300 wordt bestemd, dan geloof ik, dat eene ver
mindering van ƒ2000 niet te veel is.
De heer Hartevelt. Bij vorige begrootingen werd steeds bij de me
morie van toelichting duidelijk uiteengezet, wat er voor de verschillende
eigendommen der gemeente benoodigd was, als voor waag en markten,
beurs en fonteinen, gehoorzaal, poorten enz. Thans vinden wij eenvoudig
vermeld, dat het gewoon onderhoud wordt geraamd op 4000.het is
dus voor de leden van den Raad moeijelijk te beoordeelen. Oppervlakkig
zoude ik zeggendat deze post wel met 1000 konde worden verminderd
door het wegvallen der belastingkantorenhetgeen voor poorten minder
noodig zal zijnen zoo meer.
De heer Hubrecht. Het is moeijelijk om in Julij als de begrooting
der fabricagewerken door de Commissie van Fabricage aan het dagelijkseh
bestuur moet worden ingeleverd (en de door ons voorgedragen vermindering
rust op hetgeen in de memorie van toelichting staat, dat wij het voordee-
liger achten het onderhoud in het openbaar gedeeltelijk aan te besteden,
zoo als nu reeds met de scholen is geschied)precies op te gevenwat er
aan elk dier gebouwen moet gedaan worden.
De heer Hartevelt. Ik moet toch opmerkendat bij vroegere begróo-
tingen steeds eene mijns inziens noodige specificatie plaats haddie nu is
achterwege gebleven, wat ik niet kan goedkeuren.
De Voorzitter. Oppervlakkig komt het mij voor, dat voor onderhoud
van zooveel gebouwen de som waarlijk niet te hoog is.
De heer de Moen. Van die gebouwen blijven er toch niet vele voor
onderhoud over, in 1867, want van al de poorten zijn er maar drie over
gebleven, de Morschpoort is dit jaar in goeden staat gebragt, Zijl- en
Hoogewoerdspoorten zijn nog niet lang geleden geverwd. Nu heeft de heer
Huhrecht wel eenige gebouwen genoemd, die nog eigendom zijn van de
gemeente; maar ik geloof, dat het plan is in openbare veiling te brengen
het huis buiten de Marepoort en misschien dat buiten de Wittepoort. Dat
een en ander vereischt dus geen onderhoud. De kleine huisjes zullen mis
schien moeten geverwd wordenmaar het was beter diewelke er zoo ontrampe-
neerd uitzien als op de gedempte Marendorps-achtergrachtaf te breken. Ik
geloof daarom, dat die kosten van onderhoud veel te hoog gesierd zijn,
en dat eene vermindering van ƒ2000 niet te veel is. Wij hebben in ons
rapport die gebouwen genoemden als de nieuwe gehoorzaal mogt worden
gebouwdzal ook dat onderhoud wegvallen.
De heer Hubrecht. Onder de gebouwendoor den heer de Moen ge
noemd heb ik niet bedoeld het huis buiten de gewezen Marepoort. En
nu heb ik reeds zoo even gezegd, dat de gehoorzaal wel uitwendig verbe
terd is, maar dat inwendig de toestand te wenschen overlaat. Het is toch
bekend, dat de ventilatie van de gehoorzaal veel te wenschen overlaat, en
bij concerten of lezing ieder over de groote warmte klaagt. Wat de fon
tein betreft, geloof ik dat het wenschelijk is, dat daarvoor eene som uit
getrokken blijve; gedurig toezigt is daar noodig.
De heer van der Hoeven. Ik zou willen vragenof er ten deze niet
een middenterm ware te vindenen of het artikel alzoo niet zou kunnen
worden verminderd, zonder daarom die vermindering juist op 2000 te
brengen. De Commissie van Fabricage is toch ook zelve van oordeeldat
de post wel eenige vermindering zou kunnen ondergaan. Is echter de ver
klaring van de Commissie van Fabricage van dien aard, dat deze som
werkelijk noodig is, dan vervalt mijne vraag.
De heer Meerburg. Verleden jaar is er f 4500 voorgesteld, en nu ook.
De heer Hubrecht. De heer van der Hoeven zal in de memorie van
toelichting kunnen zien dat de post reeds verleden jaar met ƒ500 verminderd
iswant nu is er een post bijgekomen voor de verbetering van de banken der
vischmarkt.
De heer Krantz. De heer Hubrecht spreekt er van om eene betere
luchtverversching in de gehoorzaal aan te brengen. Ik heb er niets tegen,
en begrijp dat daaraan kosten verbonden zijn; maar daarvan staat niets
vermeld.
De heer Hubrecht. Over die luchtverversching is reeds verleden jaar
gesproken; maar men heeft toen tegen de groote kosten opgezien.
De Voorzitter. Ik moet zeggendat ik eenige weken geleden den
Burg heb bezocht en dien in geen zeer gunstigen toestand heb bevonden.
Er zijn enkele kamers, die voorziening vorderen. Ik geloof dus niet, dat
die som zoo buitensporig hoog is. Ik zou daarom wel in overweging
willen geven de zaak aan Burgemeester en Wethouders over te latenom
met de noodige spaarzaamheid van de som gebruik te maken. Wenscht de
Commissie van Fabricage hieromtrent nog iets in het midden te brengen?
De heer Hubrecht. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan zal ik het voorstel van de Commissie van Finan
ciën in stemming brengen.
Dat voorstel wordt verworpen met 10 tegen 8 stemmen.
Voor: de heeren Hartevelt, du Rieu, Wttewaall, Meerburg, de Moen,
Librecht LezwynScheltema en Krantz.
De post wordt hierop goedgekeurd.
No. 84. Dag- en weekgelden der werklieden en bedienden in dienst der
gemeente, mitsgaders verdere kosten der fabricage 17544.
Het rapport der Commissie van Financiën bevat daaromtrent het vol
gende: //In verhand met het medegedeelde op no. 71, acht de Commissie
de verhooging van f 240 voor de verstrating van den Apothekersdijk niet
wenschelijk. Ook mag zij niet raden tot het vermeerderd bedrag van f 260
op dit no.; de overtijd voor straatmakers, opperlieden en timmerlieden uit
getrokken tot een gezamenlijk bedrag van 1550 geeft genoegzame gele
genheid omzoo noodigdaaruit de verhooging van het weekgeld der
opperlieden te vinden. Dit no. zou dus bedragen ƒ17044."
De heer van Outeren. Na hetgeen heden morgen besloten is ten aan
zien van de bestrating van den Apothekersdijk, kan er geene sprake meer
zijn over de f 240 die de Commissie van Financiën niet wenschelijk acht
toe te staan. Volgens haar zou ook het voorgestelde meerdere weekgeld
der opperlieden wel te vinden zijn uit het bedrag voor den overtijd der
werklieden bestemd. Dit acht ik strijdig met een goed beheer. Het gevolg
daarvan zou zijn dat eene geheel andere bestemming aan gelden zou wor
den gegeven dan waarvoor deze zijn aangewezen. Het is billijk het loon
der opperlieden van ƒ4.50 op 5 's weeks te brengen; maar voor die
verhooging kunnen geene gelden dienen die, ter zake van overtijd, aan
andere werklieden zijn toegestaan.
De heer du Rieu. Welligt is de zaak in het rapport der Commissie van
Financiën niet goed uitgedrukt. Maar de bedoeling is niet geweest het
geld voor die menschen te verhoogenmaar het tractement te laten zoo
als het was. De Commissie heeft gemeend, dat de werklieden in hunnen
overtijd zooveel konden verdienendat zij genoegzaam betaald worden.
De heer van Outeren. Ik geloof niet, dat de redactie van het rapport
dit uitdrukt. Maar dan zou hetzelfde ook waar zijn met betrekking tot de
gewone werklieden; want allen hebben gelijke aanspraak op vergoeding van
overtijd, waarvoor de post van 1550, maar ook daarvoor alleen, moet
dienen.
De heer de Moen. Voor de werklieden wordt ook geen verhooging
voorgesteld. Dus raakt het alleen de opperlieden.
De heer Hubrecht. Ik moet opmerkendat eene belooning van 4.50
's weeks voor de opperlieden toch waarlijk al zeer gering is. Voor een
werkman in dienst van de stad is dat geene belooningen minstensdunkt
mijmoet aan de opperlieden 5 worden toegelegd.
De heer Meerburg. Verleden jaar heb ik al voorgesteld de belooning
van die menschen met 50 cents 's weeks te verhoogen, daarvoor een man,
die een gezin heeft te onderhouden, 4.50 's weeks waarlijk geen beloo
ning mag genoemd worden. Ik zou daarom voorstellen die belooning min
stens op 5 te stellen.
De heer de Moen. Ik heb daarop geantwoorddat ik het volkomen
eens wasals zij altijd zomerdagen werktenmaar dat er dagen zijndat
zij al zeer kort werken. Nu reeds werken zij weinig urenstraks nog
minder of in 't geheel niet. Hier geldt het vast geld, en dat is voor hen
die bij bazen werken in daggeld in den winter dus zoo veel minder. Zij
houden nog tijd genoeg over om zich met iets anders bezig te houden.
De heer Meerburg. Die menschen kunnen 's avonds niets verdienen.
Zij kunnen 's avonds niet werken.
De heer Scheltema. Ik wensch zeer te ondersteunen hetgeen door den
heer Hubrecht is in het midden gebragtzelfs een vast tractement van
5 's weeks vind ik voor een werkman nog te weinig om van te leven.
De heer Krantz. Ik ben ook voor het geven van een goed loon. Maar
de stads werklieden werken niet met activiteit. Het is mij herhaaldelijk
geblekendat daarover algemeen zoodanig wordt geoordeeld. En zoolang
dat het geval is, kan ik niet tot eene verhooging van loon medewerken.
De heer Meerburg. Als ik daarop mag antwoordendat men dan wel
met het eerste onderdeel van dezen post raag beginnen. Want als men
spreekt van geen al te grooten ijver bij het werk, dan mag men dat wel
op al de overigen en vooral op de timmerlieden toepassen.
De heer Hubrecht. Ik geloof toch, dat die klagt over min ijverige
werkzaamheid overdreven is. Het werkvolk hier ter stede wordt streng
nagegaanen dit is door het nommer op het hoofddeksel gemakkelijk.
Mogt ik van mijne geachte medeleden omtrent hen bemerkingen vernemen
het nommer is slechts op te gevenen ik geef de verzekering dat een
gestreng onderzoek zal volgen.
De heer Tieleman. Ik geloof dat men niet beter kan doen om die op
perlieden uit hunne flaauwheid in hun werk op te wekkendan te beginnen
met hun hooger daggeld te geven. Zij kunnen geen prijs stellen op hun
werk; het geringe loon maakt hen onverschillig. Voor 5 's weeks meen
ik, dat zij nog onmogelijk een gezin kunnen onderhouden. Mij dunkt dat
hun wel 6 's weeks toekwam, vooral in den tegeuwoordigen tijd; de huis
huren zijn verhoogd, de kleedingstoffen zijn duur en de levensmiddelen stij
gen. De lage loonen maken de menschen traag en onverschillig in hun
werk. Als zij behoorlijk loon ontvangen en dan hun pligt niet doen, heeft
men het regt hun congé te geven.
De heer de Moen. Ik geloof, dat wij al meer afdwalen van het ware
standpunt. De Commissie van Financiën is het evenzeer eens, dat 4.50
geen billijk loon is; maar dat loon wordt slechts in schijn betaald, want
de werklieden profiteren nog in hun overtijd. Dat is de reden, waarom de
Commissie geene verhooging wenschelijk acht. Maar denkt de Raad er an
ders over, ik zal er mij niet tegen verklaren.
De Voorzitter. Door twee leden is aanmerking gemaakt op de mindere
activiteit der werklieden. Ik geloofdat ons dat niet moet leiden om hun
die 50 cents 's weeks te onthouden. Als de heeren de bewijzen kunnen
leveren van die mindere werkzaamheidis het beter hen uit stads-dienst te
ontslaan. Maar het levert geen reden op om te onthouden wat hun billij
kerwijze toekomt.
De heer van Heukelom. Ik voor mij vind die loonen ook tamelijk
laag. Als wij knappe menschen willen hebben, is 5 's weeks geen beta
ling te noemen. En wat nu de bewering betreftdat zij in werkelijkheid
meer ontvangen, dat is in buitentijd, en daarvoor moeten zij ook betaald
worden. Ik wenschte wel te weten, hoeveel uren zij werken per dag. Het
zal wel zijn elf uren. En als zij meer werkenspreekt het wel van^ zelf
dat zij meer moeten hebben. Maar 5 vind in in ieder geval te min.
De heer Hubrecht. Hetgeen de heer van Heukelom aanvoert is volko
men juist.
De heer de Moen. Die elf uren daags worden toch in dezen tijd niet
meer gewerktzelfs in den zomer nietals er van 6 uur des morgens tot
7 uur des avonds 3 schoft- of drinkuren afgaan, zoo al niet meer.
De heer Hubrecht. De schofttijd voor de stads-werklieden is thans van
8J. tot 9 uur en van 12 tot IJ uur en des zomers van 8 tot 8) uur,
12 tot 1} uur, 3) tot 4 uur.
De Voorzitter. Het voorstel van de Commissie van Financiën strekt
om den post met ƒ260 te verminderen en het weekloon der opperlieden,
in plaats van op 5 te brengen, op f 4.50 te houden. Ik zal dat voorstel
thans in stemming brengen.