inenten zelf aan te schaffen, en dus ook in dit opzigt geen monopolie bij de gasfabriek bestaat. Ik vlei mij hiermede aan de toezegging te hebben voldaan, terwijl op voldoende wijze uit de overgelegde lijst zal blijken, dat de gasfabriek een billijk gesteld tarief toepasten de winsten op de daar- stelling geen 30 ja 50 pCt. bedragen, zoo als is aangevoerd. De heer van Heukelom. Ik begin met den heer Hubrecht te bedanken voor de gedane mededeeling en de gegeven inlichtingen. Het is waar dat ik bij mijne berekening gebruik gemaakt heb van eene rekening die ik in handen haden de prijzendaarop genoteerdheb vergeleken met die voor komende op den inventaris en daaruit bleek mij werkelijk van eene prijs- verhooging van 31 tot 54 pCt.. Maar al heb ik mij nu ook vergist, zoo heeft de vorige spreker dan toch erkend dat de winst van 9 tot 30 pCt. bedraagt, en men zal moeten toegeven dat dit dan toch zeer aan zienlijk is. Ik geloof daarenboven dat men bij den inkoop van dat mate- riëel goedkooper kon bediend worden, dan tot hiertoe. Ik moet dus blijven volhouden dat de winst, die men bij de daarstelling van den aanleg ver krijgt, te groot is. De heer Hubrecht. Ik zal gaarne bij de Commissie voor de gasfabriek in overweging gevenin hoever het belang der fabriek in deze nog eene herziening zoude vorderen. Ik heb het pligtmatig geacht, do waarheid te doen kennen en eene overdrevene voorstelling te wederleggen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergudering ge sloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 4