Tot tweede lid wordt herkozen de heer van Outeren met 15 stemmen,
terwijl 1 blanco-billet in de bus wordt gevonden.
V. Benoeming van een voorzitter en twee leden voor de commissie tot
het ontwerpen van en herzien der plaatselijke verordeningen betreffende de
huishouding der gemeente.
Tot voorzitter wordt herkozen de heer Goudsmit met 15 stemmen. Er
wordt 1 stem uitgebragt op den heer van der Hoeven.
Tot eerste lid wordt herkozen de heer Lezwyn met 14 stemmen, terwijl
2 blanco-billetten in de bus worden gevonden.
Tot tweede lid wordt herkozen de heer Hartevelt met 14 stemmen, zijnde
er op de heeren Lezwyn en Cock elk eene stem uitgebragt.
VI. Benoeming van een leeraar voor de oude talen aan de gemeente
instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs.
De voordragt van hh. Curatoren van het gymnasium is van den volgen
den inhoud
"Ingevolge van de apostille van den Burgemeester dezer gemeente van
13 Augustus 1866, waarbij in onze handen zijn gesteld, ten fine van berigt
en raadde adressen van de hh. B. ten Bruggenkate Gz.litt. cand. te
LeydenL. J. Morell, litt. cand. te Leyden H. J. Polak, litt. cand. te
LeydenK. L. van Schouwenburg, litt. cand. en predikant bij de Evang.
Luth. gemeente te Wildervank en Veendam; Th. Ch. L. Wijnmalen, theol.
doet. en litt. cand. te Utrecht; allen sollicitanten naar de betrekking van
leeraar in de oude talen aan de gemeente instellingen van hooger en mid
delbaar onderwijs alhier, hebben wij de eer dienaangaande te berigten dat
naar onze meening onder bovengemelde sollicitanten slechts éénmet name
de heer H. J. Polak, litt. cand. alhier, aangetroffen wordt, die geschikt
kan geacht worden voor de bovengenoemde thans vacerende betrekking en
daarvoor verdient in aanmerking te komen.
De ondervindingdie wij omtrent bovengenoemden heer Polak gedurende
zijn tijdelijk verblijf als onderwijzer aan het gymnasium in de vacature,
ontstaan door het vertrek van den heer Cornelissenhebben verkregen
is, blijkens ook de verklaring door den rector van het gymnasium afgegeven
niet anders dan zeer gunstig geweest. Hij heeft zich toen doen kennen niet
alleen als een bekwaammaar tevens ook als een uiterst geschikt onderwij
zer, wiens lessen, zelfs in dien korten tijd, goede vruchten bleken te dra
gen, welke omstandigheden voldoende reden opleveren om den heer Polak,
bij de aanstaande keuze, bepaaldelijk aan te bevelen.
Wat nu betreft de overige sollicitanten, hoewel in geenen deele aan
hunne respectieve verdiensten willende te kort doen, is het ons echter niet
genoegzaam gebleken dat zij of eenige oefening in het geven van onder
wijs bezitten, of door zoodanige bekwaamheden in de letteren uitsteken,
dat wij in gemoede aanleiding zouden hebbenhen op eene of andere wijze
in het bijzonder aan te bevelen."
Bij stemming wordt de heer H. J. Polak tot de bedoelde betrekking be
noemd met 14 steramen. De heer Wijnmalen verkreeg 1 stem, terwijl
1 blanco-billet in de bus wordt gevonden.
VII. Adres van J. II. A. van Ravenhorst, waarbij deze het ontslag ver
zoekt als hulponderwijzer der 4de klasse aan de openbare lagere schoorn0. 1
voor on vermogenden.
Burgemeester en Wethouders radenden adressant met den len October
e. k. een eervol ontslag uit zijne tegenwoordige betrekking te verleenen.
Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming
besloten.
VIII. Benoeming van een hoofdonderwijzer voor de openbare lagere
school voor minvermogenden aan het Plantsoen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor den hoofdonderwijzer Abra
ham van der Harst, die zulks verzocht heeft en daarop naar hun oordeel
tevens aanspraak mag maken, aldaar tot hoofdonderwijzer te benoemen,
waardoor de betrekking van hoofdonderwijzer aan de school voor minver
mogenden op de Oude Vest zou komen open te vallentot welker vervul
ling de vereischte oproeping heeft plaats gehad.
De heer de Moen. Behoeft voor deze benoeming wel eene stemming te
worden gehouden De heer van der Harst is toch reeds hoofdonderwijzer
aan eene der openbare scholen, en juist voor minvermogenden, en het be
treft toch slechts eene verplaatsing van de eene school naar de andere.
Evenwel doet het mij genoegen dat Burgemeester en Wethouders in hun rap
port daartoe hem zeer genegen zijn; ik ook, en zou het tegendeel al zeer
hard voor hem vinden.
De Voorzitter. Reeds is door den Minister van Binnenlandsche Zaken
uitgemaakt, dat bij elke verplaatsing van hoofdonderwijzers, ook van het
eene schoollokaal naar het andere, eene nieuwe benoeming door den Raad
moet geschieden.
De heer Goudsmit. Ik ben voor deze benoemingmaar hieruit volgt
dan ook dat wijgelijk bij elke benoemingeene stemming moeten houden.
Het is geenszins om eene eenvoudige zaak te verwikkelen dat ik dit voorstel
doe, maar alleen om aan den regel vast te houden, dat er geene benoe
ming zonder stemming plaats vinde.
De heer van Heukelom. Eigenlijk gezegd betreft het hier slechts eene
verhuizing van de eene school naar de anderemaar ik wenschte wel te
weten op welken grond dat verzoek tot verhuizing steunt. Geschiedt dit
op het verlangen van den onderwijzer zelf? Waarom wordt die verhuizing
dan door hem verlangd? Want er moeten daartoe redenen bestaan. Men
kan toch niet aannemen, dat een hoofdonderwijzer een schoolgebouwwaarin
hij zoo vele jaren met vrucht en genoegen werkzaam was en waar hij zich
dus geheel te huis moet gevoelenuit loutere grilligheid en zonder redelijke
aanleiding zou wenschen te verlaten. Zijn er soms ook gebreken in het
lokaal, thans door hem gebruikt, die hem tot die verhuizing nopen? Ik
voor mij acht dat gebouw geenszins onberispelijkom maar iets te noe
men heeft men er veel last van de zon en is de speelplaats naar mijn
oordeel veel te klein. Indien mijne gissing waarheid is en de hoofdonderwijzer
op grond van zoodanige gebreken verplaatsing verlangt naar het nieuw ge
stichte gebouwdan zou ik meenen dat het noodzakelijk ware die ge
breken te verhelpenopdat zijn opvolger daarvan niet denzelfden last
ondervindemaar in dat schoollokaal regt naar genoegen moge werkzaam
zijn.
De Voorzitter. Ik ken de redenendie den hoofdonderwijzer tot de
verplaatsing bewegen, niet, maar als men een nieuw lokaal kan verkrijgen,
dat volgens de eisclien van den tegenwoordigen tijd is ingerigt en alle ge
makken aanbiedt, dan kan ik zeer goed begrijpen dat men dat lokaal den
voorrang geeftal ware het slechts dat men daardoor wederom eens frissche
denkbeelden krijgt. Het is mij echter niet bekenddat de ongeschiktheid
van het tegenwoordig lokaal den hoofdonderwijzer tot dit verzoek heeft
geleid.
De heer van der Hoeven. Ik meen te moeten vragen of er geen ver
zoeken van andere hoofdonderwijzers zijn ontvangenwaarbij deze dezelfde
begeerte hebben aan den dag gelegd.
De Voorzitter. Dit was vroeger wel het geval ten aanzien van een
hoofdonderwijzer, maar hij dien wij op het oog hadden, en die er eerst
zelfs om had verzocht, heeft later schriftelijk daarvoor bedankt.
Tot de stemming overgaande, is de uitslag dat de heer A. van der Harst
met 15 stemmen tot de gemelde betrekking wordt benoemdterwijl 1 blanco-
billet in de bus wordt gevonden.
IX. Regeling der jaarwedden van de beambten ten kantore van den
gemeente-ontvanger.
Burgemeester en Wethouders stellen voor aan den lsten beambte aldaar
toe te kennen eene bezoldiging van /1000, hetgeen zij, naar het vertrou
wen dat aan hem moet geschonken worden voor dezen eene billijke be
looning achtenden 2den beambte nemen zij de vrijheid voor te dragen
eene belooning van ƒ600 toe te leggen, hetgeen zij in verhouding tot die
van den eersten voldoende achten.
De heer de Moen. Ik moet verklaren dat ik noode het rapport van de
Commissie van Financiën heb geteekend. Want ik had gaarne gezien,
dat de regeling, waarvan Burgemeester en Wethouders in hun rapport spre
ken, nu ook ware voorgesteld; dan was het geheel te overzien en te be
rekenen.
De Voorzitter. Het was moeijelijk aan dat verlangen te voldoen, daar
wij vrij wenschten te blijven. Thans geldt het eene regeling der jaarwed
den, afgescheiden van die benoeming.
De heer de Moen. Er wordt nu voorgesteld om twee tractementen op
f 100 minder vast te stellen. Het is nu de vraag of twee personen, die
nu ambtenaren zijnwel bereid zullen gevonden worden om die betrekkin
gen voor f 100 minder waar te nemen. Ik ben voor het voorstel, omdat
het tot bezuiniging leidt, maar ik voeg er bij dat ik niet bereid ben om
later verdere toelage aan die beambten te verleenen.
De Voorzitter. Wij hebben in het rapport gezegd dat wij thans eene
regeling voor het vervolg voordragenmaar dat wij ons voorbehouden om
nopens de ambtenaren, die thans op het kantoor werkzaam zijnzoo noodig
later een voorstel te doen. Ik wil er nu wel bijvoegen dat wij welligt zul
len voorstellen om aan twee ambtenarendie 40 of 30 jaren dienst tellen
eene personele toelage te verstrekkenzoo die mogten benoemd wordenof
in het tegenovergestelde ge.val een pensioen te verleenen.
De heer de Moen. Uit die mededeeling blijkt dus dat mijn gevoelen
niet zoo geheel en al onjuist was, en daarom zeg ik nu reeds dat ik later
tegen het verleenen van pensioen, wachtgeld of toelage zal gestemd zijn.
De Voorzitter. Ik geloof toch dat de billijkheid medebrengtom
beambtenover wier werkzaamheden men tevreden waseene tegemoetko
ming te verleenen.
De heer de Moen. Ik verklaar mij voor de vaststelling van de twee
tractementen, zonder dat men daaruit eenige consequentie zal kunnen aflei
den, dat ik voor het verleenen van toelagen zou gestemd zijn.
De heer Goudsmit. Mij lacht het denkbeelddoor den heer de Moen
aangegeventoe. Dan worden tractementen vastgesteld zonder het oog te
vestigen op bepaalde personen. Van een verkregen regt, om altijd hetzelfde
tractement te blijven genieten, kan natuurlijk geen sprake zijn. Ook ik
wensch dus de tractementen vast te stellen onafhankelijk van latere benoe
mingen.
De heer de Fremery. In zekeren zin ben ik het eens met de beide
vorige sprekers; wij moeten de regeling vaststellen, onafhankelijk van de
personen, die thans werkzaam zijn. Voor mij zeiven zoude ik echter wel
meenen, zoo er ambtenaren benoemd werden, die vele jaren, ja welligt
meer dan 40bij de gemeente werkzaam warendeze eenige aanspraak
zouden hebben op eene personele toelage in verhouding van het tractement
dat jaren lang genoten werd. Ik zou evenwel niet wenschen daaromtrent
reeds nu eene beslissing te nemen, maar liever vrij blijven tot dat er eene
benoeming zal gedaan zijn.
De heer Hubrecht. Ook ik zal mij met het voorstel vereenigenzon
der consequentie voor hetgeen wij in het vervolg zullen besluiten.
De heer Stoffels. Tot toelichting van deze zaak meen ik te moeten
zeggen, dat nu eenvoudig wordt voorgesteld eene vaste regeling der jaar
wedden voor het vervolg. Mogt uit het bestaande personeel de keuze ge
daan wordendan zal door ons later een voorstelhunne bezoldiging betref
fende, geschieden, ook ten aanzien van hem, die uitvalt, die alsdan billijke
aanspraak op eenig pensioen heeft. Een en ander zullen dan echter zijn
personele toelagenafgescheiden van de thans te bepalen jaarweddenin
dat geval blijft echter de Raad geheel vrij in hetgeen zij dan te beslissen
heeft.
De heer Goudsmit. Ik mag niet nalaten te doen opmerkendat de werk
zaamheden geheel veranderd zijn. Immers sinds de accijnsen zijn afgeschaft,