de opheffing van eene bestaande huurovereenkomst. Meer concludent komt
mij voor art. 137 dat vervreemding van eigendom toestaat, en derhalve ook
opheffing van verbindtenissen.
In stemming gebragt, wordt de conclusie van het rapport met algemeene
stemmen aangenomen.
IV. Adres van commissarissen der Leydsche broodfabriek tot aanplem
ping en beschoeijing van en het leggen van een duiker bij het terrein aan
de Mare-poort.
Burgemeester en Wethouderszich vereenigende met het advies van de
Commissie van Fabricage, raden de inwilliging van het verzoek, en den
door aanplemping te verkrijgen grond in eigendom af te staan voor eene
som van f 100, waarmede de Commissie van Financiën zich vereenigt.
De heer Hoog. Ik heb het stuk gelezenen het spijt mijdat ik er
mij niet mede kan vereenigenen wei op verschillende gronden. In de
eerste plaats, wat de betaling betreft, dat men nu zou vorderen tot een
bedrag van 100. Het is nog te versch in het geheugen, wat hier in deze
vergadering heeft plaats gehadomtrent de geheele overdragt van het be
doeld terrein aan de directie van de op te rigten broodfabriek, en dat men
toen ten slotte gekomen is tot eene ronde somzonder berekening van
roede- of ellemaat. Als nu de adressanten daarenboven eene zekere ellemaat
willen aanplempenvind ik hetom het zoo te noemeneene kleingeestigheid
om van diezelfde administratie daarvoor nu nog weder 100 meer te vragen.
Mij dunkt, de grond moest over de geheele massa gerekend worden afge
staan te zijn. Ik kan mij dus met het voorstel niet vereenigen. Ik zou
wenschendat van wege de stad geen meerder geld van de adressanten ge
vraagd wierd. Ten tweede, wat het aanplempen nu zelf betreft, betreur ik het, dat
de directie zich zelve de vrijheid veroorloofd heeft met dat werk reeds een
aanvang te maken. Ik zou in eene andere betrekking deswege eiken dag
haar hebben kunnen doen actioneren. Ik wil dat niet doen; maar ik had
gewenscht, dat vooraf autorisatie was gevraagd. De stad mogt er zelve niet
eens toe overgaan zonder verlof. Wat nu de aanplemping zelve betreft,
geloof ik, dat er bij de stad wel geen bezwaar bestaat om het verzoek toe
te staan. Hetzelfde is het geval met de schoeijing. Ook daarvoor moest
de autorisatie gevraagd zijndan daarmede was men nog niet begonnen.
Wat eigenlijk het leggen van den duiker betreft, ik heb daartegen geen
bezwaar. Mijne slotsom is dus, dat ten aanzien van het eerstgemelde punt
men vooraf de vergunning had moeten vragen, dat er echter van de zijde
van de stad geen reden bestaat om het verlangde niet toe te staandoch dat
er voor die aanplemping geen geld moet worden gevraagd. Ik vertrouw
voorts dat de directie spoedig de noodige aanvragen bij de door mij be
oogde administratie zal indienenom ten dezen ook gedekt te zijn.
De heer Kbantz. Ik moet zeer billijken hetgeen door den heer Hoog
is gezegd. Het was mij onbekend, dat er reeds aan die aanpleraping uit
voering was gegeven. Maar men weethoe dat gaat. De architect geeft
gewoonlijk in dergelijke zaken zijne voorloopige toestemming, en de werk
lieden, niet wetende waar zij met den uitgegraven grond moeten blijven zien
er geen kwaad in. Niet te min ik keur zoo iets ten hoogste af. Wat de
schoeijing betreft, geloof ik, dat daarmede nog geen begin gemaakt is.
Althansvoor zoover mij bekend isis door commissarissen tot de plaat
sing daarvan geene magtiging verleend.
De heer van Wensen. Voor zoover mij bekend is, heeft men sleehts
een begin gemaakt met de aanplemping. Al wat men gedaan heeftbepaalt
zich tot het uitgraven van aarde voor de funderingenom daarna de schoei
jing te zettenten einde oponthoud van bouwen te voorkomen. Maar met
de schoeijing zelve is men nog niet begonnen. Ik beken na het gehoorde
dat er een verzuim heeft plaats gehad met niet vooraf de vereischte ver
gunning tot een en ander te vragen aan Hoogheemraden van Bijnland
in de meening verkeerende dat zulks op onze aanvrage door de Commissie
van Fabricage geschiedde.
De heer Meerburg. Ik zou dezelfde aanmerking gemaakt hebben als
de heer Hoog. Ik zou voor die aanplemping geen 100 eischen.
De heer de Moen. Ik kan alleen dit zeggen, dat de Commissie van
Financiën is geleid door het rapport van de Commissie van Fabricage. Zij
heeft daarin geprezen, ten minste wat mij aangaat en zeker ook de heer
du Kieu de zorg voor de goede huishouding der gemeente door de
Commissie van Fabricage, die f 100 heeft voorgesteld. Dat zou naar de
voetmaat en gewoon tarief veel meer moeten zijn. En nu de Commissie
van Financiën, wakende voor de geldelijke belangen der gemeente, is er
niet tegen geweest om voor die aanplemping geld te vragen. Ziedaar de
reden van onze conclusie. De heer Krantz bleef buiten advies.
De heer Driessen. Ik zou mij met het idéé van den heer Hoog wel
kunnen vereenigen.
De heer Tollens. Het spijt mij dat door de verlangde aanplemping,
ook daar ter plaatse, weer een schoone bogt in het singelwater zal verlo
ren gaan en een regte waterlijn de vroegere gebogene zal vervangen die door
Hogarth de schoone genoemd werd. Ik zal nogtans niet tegen het ver
zoek zijn, vermits het gevraagde mij dienstig schijnt voor de broodfabriek.
De heer Hubrecht. De Commissie van Fabricage heeft, toen zij haar
rapport moest opmakentot maatstaf genomen hetgeen ten aanzien van
den grond van den heer Schretlen in de vorige vergadering bepaald was.
Deze heeft van water grond gemaakt en daarvoor ook zooveel betaald.
Het amendement van den heer Hoog, strekkende om dat gedeelte van
het rapport te doen vervallen, waarbij wordt voorgesteld om voor de onder-
werpelijke aanplemping 100 te vorderenwordt alsnu in hoofdelijke om-
vrage gebragt en verworpen met 13 tegen 9 stemmen.
Voor: de heeren Hoog, du Kieu, van Heukelom, Krantz, van Wensen,
Meerburg, Hartevelt, Librecht Lezwyn en Driessen.
De conclusie van het rapport, zoo als zij is voorgedragen, wordt aan
genomen met 18 tegen 4 stemmen.
Tegen: de heeren Hoog, van Wensen, Meerburg en Hartevelt.
V. Voordragt omtrent het terrein buiten de Witte-poort.
De heer Hoog. Ik heb met eenige bevreemding die voordragt gelezen.
Daarbij heb ik niet gevonden eene aanvrage van wege de directeuren der
kweekschoolmaar eenvoudig eene voordragtzoo als zij ook is getituleerd
«voordragt omtrent het terrein buiten de Witte-poort." Ik zie daarin een
verzoek om homologatie van hetgeen feitelijk geschied is. Wij staan thans
voor het fait accompli, want als zoodanig moeten wij het beschouwen.
Toen het besluit genomen was over die verandering van de Witte-poort en
die poort werd afgebrokenis er gesproken van verschillende stukjes grond
die er zouden overblijven, ook buiten de krommerasterings-lijndie be
stond aan den kant der kweekschool, dat er links een groot terrein zou
komen en ook een groot terrein tegenover den heer Taets van Amerongen.
Die terreinen nu konden wij niet kwijt raken voor het daarop bouwen van
villa's, zoo als ons dat was voorgespiegeld. Omtrent het terrein buiten
de brug heeft uwe vergadering zelf het aanleggen tot eene wandeling aan
gegeven en dit voldoet zeer goed. Maar nu dat kleine hoekje, dat zoo lief
stondregts voordat men uit de stad de brug opgingdat is bij de kweek
school genomen en de kromme rasterings-lijn tot eene regte lijn versmeed.
Thans moeten wij aan een en ander onze goedkeuring geven. Ik voor mij
ben daartoe wei gedisponeerdwant de aanleg is zeer goed en het hek
met de brug maakt een fraai geheel, waaromtrent ik hulde doe aan de
Commissie van Fabricage; maar ik merk slechts op dat er op die manier
zeer veel wordt tot stand gebragt, waarover wij niet anders kunnen zeggen
danhet is zeer goedwanneer het werk voltooid is.
De heer Hubrecht. De heer Hoog, hij moet het mij ten goede hou
den, verwart hier de raadsbesluiten van 1862 en 1864. In 1862 gelijk
zulks uit de handelingen van den Gemeenteraad n°. 8 blijkt, is reeds in
principe aangenomen waarover nu wordt gesproken. Toen toch is besloten,
om den tuingrond aan de Witte-poort te slechtenhet huis naast de poort
af te breken, het ijzeren hek tot afsluiting openbaar aan te besteden, en
aan de kweekschool voor zeevaart te vergunnen het gebruik van het nieuwe
terreintot toegang naar het gebouwen voor dat gebruik en voor dien
toegang heeft de kweekschool /"500 aangeboden, en zijn deze gelden in de
stads-kas gestort. Indien men nu opslaat de handelingen over 1864, dan
blijkt dat in de zitting van 24 December de verbetering van den toegang
der gemeente aan de zijde der Witte-poort is behandeld, en toen is ook
gesproken, wat nu met den grond, die aan de zijde der kweekschool, door
de veranderde rigting van het hekzoude bijkomenmoest gedaan worden.
Alstoen is aangegeven om dien grond tijdelijk in gebruik te geven, bij dien
reeds vroeger aan de kweekschool afgestaan. Ten einde nu die zaak te
regulariseerenen wel geheel in den geest zoo als in den Gemeenteraad was
besproken en beslotenheeft de Commissie van Fabricage deze voordragt
ingezonden.
De heer Hoog. Die bepaling van 1862 is mij niet vreemd, al had ik
toen nog niet de eer lid dezer vergadering te zijn. Ik meen te weten,
datbij den vroegeren afstand van den grondbepaald was dat deze zou
dienen als exercitieveld voor de jongelieden die daar gedrild zouden wor
den. De grond is echter naderhand eene wandelplaats geworden, ten minste
ziet er thans niet als een exercitieveld uit; maar is er toen bepaald, dat de
kromming in eene regte lijn zou worden veranderd? Als nu de heer Hubrecht
zegt, dat daaromtrent een bepaald besluit bestaat, dan wil ik mijn hoofd
daarbij wel neerleggen. Maar ik meen bepaalddat die grond er slechts
voorloopig was bijgebragtom te zien wat er nader mede zou gedaan wor
den. Intusschen was er toch gesproken van eene kleine wandeling op dat
terrein, tusschen de bestaande kromme afrastering van het in 1862 afgege
ven terrein en den opgang naar de nieuwe brug. Maar het is zekerdat dat
gedeelte nu geheel verheeld is aan het terrein van de kweekschool en er
voortdurend door de stads-werklieden zeer veel gedaan is om het terrein te
egaliseren en aan te leggen. Het is nu geworden, met het daar in het
midden geplaatste hek, de groote entree van de kweekschool. Nu wil ik
dat gaarne homologeren; maar ik geloof, dat men eenigzins gegaan is bui
ten de palen, en als het ware dat vakje, waarover wij spreken, bij het
terrein der kweekschool is ingesmokkeldtenzij daaromtrent reeds eenmaal
een bepaald besluit is genomen, hetgeen ik mij niet kan herinneren.
De heer Hubrecht. In de vergadering van 24 December 1864 is de
bestemmingdie men voornemens was aan dien grond te gevenbesproken
en toen zijn hiertegen geene bezwaren gehoord. Ik meen mij zeer goed te
herinneren, dat ons geacht medelid van Outeren toen heeft gezegd, dat
eerst het voornemen bestond, om den grond, waarvan nu sprake is, voor
het bouwen eener villa beschikbaar te houdendoch dat die grond daarvoor
te klein in omvang was, en dat de verandering nu zoude wezen, dat het
ijzeren hek, dat in eene kromme lijn was gesteld, in eene regte rigting
zoude worden verplaatst, en de grond dan tijdelijk zoude kunnen worden
gevoegd bij die, reeds aan de kweekschool ten gebruike afgestaan. De be
stemming, aan dien grond te geven, is dus toen wel bepaald.
De heer van Outeren. Ik vereenig mij geheel met hetgeen door den
heer Hubrecht is gezegd. Ik voeg er bij dat het terreinwaarover wij
sprekenaanvankelijk op de teekening was aangewezen als open grond ter
bebouwing; maar de Kaad heeft destijds gemeend, dat dit niet wenschelijk
was, en het beter ware den grond tijdelijk te trekken aan dien welke reeds
ten gebruike der kweekschool was afgestaan. Daarbij was het de bedoeling
dat over het nieuw aan te trekken gedeelte, zoowel als over den grond,
voor het gebruik van welken de kweekschool f 500 had betaaldaltijd
vrijelijk kon worden beschikt. Daarom staat in het rapport, thans in behan
deling: «zonder den grond aan de publieke dienst te onttrekken."
De heer Meerburg. Ik ben het volkomen eens met den heer Hoog,
dat die grond voor exercitieveld is bestemd geweest.
De heer Hartevelt. Voor ik in de vergadering kwamhad ik reeds
eene opinie over deze zaak, die ik had willen formuleren in denzelfden zin
en in denzelfden geest, als de heer Hoog dit gedaan heeft; ik ben het
geheel met hem eens. Er is in der tijd wel gesproken over verandering
van het hek en werd daarbij aangevoerddat die verandering niet veel geld
zoude kostenmaar nooit is er in den Kaad sprake geweest van uitbreiding
van het terrein van de kweekschool voor zeevaarten waarvoor men nunu
er eigentlijk niets meer aan de zaak te veranderen valttoestemming vraagt.
Ik wil alleen nu nog vragen, wat de clausule beduidt, dat die grond niet
wordt onttrokken aan de publieke dienst; het publiek kan er toch in der
daad geen gebruik van maken, of moet dat over het hek heen springen?