hangend stel" van onderwijs; doch ik ben tegen allen dwang. Ik ben voor vrijheid in alles. Even als op godsdienstig gebiedben ik ook vooral op politiek en ander gebied tegen het «dwingt ze in te komen." De heer Goudsmit. Ik wil riog alleen releveren, dat ik zooveel moge lijk gelegenheid wensch te geven om aan het onderwijs in alle mogelijke vakken deel te nemenmaar geenszins overal waar de ouders zulks mogten goedvinden. Het argument bewijst te veel. Immers zou men met hetzelfde regt kunnen vergen, dat het Latijn onderwezen werd, of, zegt men, gij dwingt de ouders hunne kinderen naar het gymnasium te zenden. De rege ring zegt: er is gelegenheid om in alle vakken onderwijs te genieten. Van het 6de tot het 20ste jaar zal het niemand aan geestelijk voedsel ontbreken. Tot meer kan de regering niet gehouden zijn. Het non bis in idem is ook hier toepasselijk. De heer van Outeren. Ik heb het voornemen te stemmen overeenkom stig de voordragt van Burgemeester en Wethouders. Ik verzocht het woord om slechts deze enkele vraag te doen: waarom zou het zoo goed zijn aan alle ouderswier kinderen de school van den heer Jakipse bezoekende gelegenheid te ontnemen deze daar Duitsch Engelsch en wiskunde te doen leeren? Men zegt: omdat die vakken op die school niet in voldoende mate kunnen geleerd wordenmaar wanneer er nu ouders zijndie van oordeel waren, dat zij met die mate van onderwijs wel kunnen te vreden zijn, waarom ze dan gedwongen hunne kinderen naar de hoogere burgerschool te zendenP En zijn er nu ouders, die met die mate van kennis in Duitsch, Engelsch en wiskunde volstrekt niet voldaan zijn, wat belet hen dan hunne kinderen een jaar vroeger van de school van den heer Japikse af te ne men en ze te zenden naar de hoogere burgerschool. Waarlijk, zoo zullen de op dit punt verschillend denkende ouders alle bevredigd zijn. Art. 3, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 14 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren van Heukelom, Goudsmit, Tollens en Krantz. De verordening in haar geheel wordt aangenomen met 13 tegen 5 stemmen. Tegende heeren van Heukelom HarteveltGoudsmitTollens en Krantz. De heer van Outeren. Wat is nu het lot geworden van de drie woor den: «het aantal leerlingen", in den aanhef der verordening? De Voorzitter. Die zijn vervallen. Het uur te ver verstreken zijnde voor de behandeling der overige aan de orde gestelde ontwerp-verordeningen betrekkelijk het lager onderwijs, zoo wordt die verdaagd tot de volgende vergadering, waartoe bepaald wordt aanstaande Zaturdag, des namiddags ten één ure. De vergadering wordt gesloten. Zitting van Zaturdag 30 Junij 1866, geopend des namiddags te 1 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren: Stoffels, Tollens, Krantz, du Rieu, Cock, de EremeryHoogHubrechtvan der Hoeven de Moen ten Sandevan Outeren, Scheltema, van Heukelom, Goudsmit, Lezwyn en van Wensen. De heer Wttewaall gaf kennis dat hij verhinderd werd de vergadering bij te wonen. De Voorzitter zegt, dat daar deze vergadering als eene voortgezette zit ting moet worden beschouwder geen notulen worden gelezen en ook geen nieuwe presentielijst wordt opgemaakt. De Voorzitter deelt verder mede dat is ingekomen: Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van 27 Junij jl. B. n°. 4071 (3e afd.)daarbij mededeelende eene missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, houdende bedenkingen op de verorde ning regelende de heffing en de invordering der belasting op de honden. De missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken is van den vol genden inhoud: «'s Gravenhage, 23 Junij 1866. Nevens uw brief van 29 Mei jl. N°. 40/2ontving ik het hierbij terug gaande voorstel van den gemeenteraad van Leydentot heffing eener belas ting op de honden. Art. 6 van de verordening op de invordering kan niet behouden blijven. Dat bij verlies van het kenteekenbedoeld bij art. 4de belasting op nieuw zou worden betaald, is niet aannemelijk. Niet het kenteeken, maar de voldaan-teekening op het aanslagbillet is het bewijs dat de belasting betaald is. Echter kan het niet hebben van het kenteeken aan den hond als over treding der belasting, art. 271 gemeentewet, worden aangemerkt, en dit in de verordening tot invordering bepaald. In elk geval schijnt de bepa ling der te bepalen som voor een nieuw teeken niet in de verordeningmaar in het besluit tot heffing te huis te behooren. De verpligting bij art. 8, 2® lid, opgelegd aan hen die van elders met honden binnen de gemeente komen, zal tot vele bezwaren aanleiding kun nen geven. Daar die honden niet onder het bereik der belasting vallen, schijnt het twijfelachtig of dergelijke bepaling wel in deze verordening kan worden opgenomen. Zij behoort veeleer in eene policie-verordening te huis. Ik verzoek u deze bedenkingen aan genoemden gemeenteraad mede tedeelen. De Minister van Binnenlandsche Zaken, Heemskerk." De Voorzitter. Ik stel voor, deze zaak onmiddelijk te behandelenals zijnde het gebiedend noodzakelijk, dat de belasting onverwijld worde ingevoerd. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. De gemaakte bedenkingen zijn van tweeledigen aard. Ten eerste houdt art. 6 indat als het kenteekendat tot bewijs van de betaling der belasting strekt, verloren is, de belasting op nieuw moet wor den betaald. Daartegen komt men op. Intusschen is die bepaling overge nomen uit de verordening van Botterdam, die goedgekeurd is. Ik herinner mij echter, dat die bepaling, bij de behandeling, ook in dezen raad tot be denking heeft aanleiding gegevenen om nu geen tijd te verliezenstel ik voor aan de bedenking toe te geven, en het voorschrift in den door den Minister verlangden geest te veranderen. Bovendien zou, indien wij daar aan niet toegavenzulks tot lang uitstel lijdenen daardoor de heffing dei- belasting zeer worden vertraagd. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De Voorzitter. In de tweede plaats wordt opgekomen tegen alinea 2, waarin gezegd wordt dat gelijke verpligting rust op hen die van buiten af met honden in de gemeente komen. Burgemeester en Wethouders stellen voor ook aan deze bedenking toe te gevenen die bepaling dus in deze verordening weg te laten, maar haar op te nemen in de algemeene policie- verordening, die voor September aanstaande zal moeten worden herzien. Ook dit wordt goedgekeurden daarop de geheele verordening alzoo ge wijzigd op nieuw aangenomen, zullende zij aan Gedeputeerde Staten wor den verzonden. De Voorzitter legt vervolgens nog over de rekening van de stedelijke gasfabriek over 1865. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen der Commissie van Financiën. Alsnu worden voortgezet de beraadslagingen over de verordeningen op het openbaar lager onderwijs, en wel over concept N°. 2: VERORDENING bepalende den bijstandaan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen te verleenenop de openbare lagere scholen binnen de gemeente Leyden. Art. 1 en 2 worden aldus goedgekeurd: «Art. 1. Op de openbare lagere scholenbedoeld bij art. 1 der verorde ning n°. 1onder lett. en i, worden de hoofdonderwijzers elk bijgestaan door minstens zes hulponderwijzers, als: één van de 1st® klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer; een van de 2<le klasse met eene acte van hoofdonderwijzer; twee van de 3<L klasse en twee van de 41® klasse; voorts door hoogstens aeht kweekelingen. Voor het vak, bedoeld bij letter p, wordt bovendien de bevoegde hulp verleend. Art. 2. Op de openbare lagere scholen, bedoeld bij art. 1 der veror dening n°. 1lett. cwordt de hoofdonderwijzer bijgestaan door minstens acht hulponderwijzers, als: een van de 1® klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer en acten voor de Fransche taal en wiskunde; één van de 2e klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer en, bij voor keur, ook voor de wiskunde; drie van de 3® klasse, met eene acte van hulponderwijzer en voor de Fransche taal; drie van de 4e klasse, met eene acte van hulponderwijzer; voorts door hoogstens acht kweekelingen; de hoofdonderwijzeres bijgestaan door minstens zeven hulponderwijzeres sen als eene van de le klassemet eene acte van hoofdonderwijzeres en acten voor de Fransche taal en handwerken twee van de 2c klasse, met eene acte van hulponderwijzeres en aeten voor de Fransche taal en handwerken; twee van de 3® klassemet eene acte van hulponderwijzeres en acten voor de Fransche taal en handwerken twee van de 4® klasse, met eene acte van hulponderwijzeres; voorts door hoogstens acht kweekelingen." Art. 3 luidt aldus: Op de openbare lagere scholenbedoeld bij art. 1 der verordening n°. 1 lett. d, wordt de hoofdonderwijzer bijgestaan door minstens zes hulponderwijzers, als: eén van de le klasse, met eene acte van hoofdonderwijzer en acten voor de FranscheDuitsche en Engélsche talen en de wiskunde eén van de 2e klassemet eene acte van hoofdonderwijzer enbij voor keur, ook voor de wiskunde; twee van de 3e klasse, met eene acte van hulponderwijzer en voor de Fransche taal; twee van de 4e klassemet eene acte van hulponderwijzer voorts door hoogstens acht kweekelingen; de hoofdonderwijzeres bijgestaan: in de 2e afdeelingbestaande uit de 6 laagste klassendoor minstens zes hulponderwijzeressen, als: eéne van de 1® klasse, met eene acte van hoofdonderwijzeres en acten voor de Fransche en Engelsche talen en handwerken; éene van de 2e klasse, met eene acte van hulponderwijzeres en acten voor de Fransche taal en handwerken ééne van de 2e klasse, die insgelijks in de andere afdeeling werkzaam zal zijn, in Frankrijk, België of Zwitserland opgevoed, met acten voor de Fransche taal en voor een of meer van de vakken b, c, f, g en h: de overlegging dezer laatste zal niet bij de aanstelling gevorderd wordenmaar de benoemde zal verpligt zijn, die binnen één jaar te vertoonen; éene van de 3® klasse, met eene acte van hulponderwijzeres en acten voor de Fransche taal en handwerken twee van de 4® klassemet eene acte van hulponderwijzeres en voor de handwerken voorts door hoogstens vier kweekelingen; in de le afdeelingbestaande uit de 4e en hoogere klassendoor minstens twee hulponderwijzeressen en twee leeraars, als: ééne hulponderwijzeres van de Ie klasse, met eene acte van hoofdonder wijzeres en acten voor de Fransche en Hoogduitsche talen en handwerken eene van de 2e klassedie insgelijks in de andere afdeelingen werkzaam zal zijn, in Engeland opgevoed, met acten voor de Engelsche taal en voor een of meer van de vakken b, c, f, g en h: de overlegging dezer laatste zal niet bij de aanstelling gevorderd worden, maar de benoemde zal ver pligt zijn, die binnen één jaar te vertoonen; één leeraar voor de wis- en natuurkunde; één voor de geschiedenis."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 7