gebruiken. Ik beschouw dus de tegenwoordige voordragt slechts als een ge
heel voorloopig voorstel om ons te dekken en de voorschriftendie gegeven
zijn, op te volgen.
De heer Hoog. Na al hetgeen ik gehoord heb, wensch ik nog ééne
vraag te doen. Datgeen wat als concept-besluit ter visie heeft gelegen
spreekt namelijk bepaald van eene afschrijving ter grootte van f 18000
en met het doel om die som voor het werk te gebruiken. Daaromtrent
wensen te ik dan nog wel nadere explicatie te mogen ontvangen naar aanlei-
ding van hetgeen zoo even door den heer de Fremery is in het midden
gebragt. Wanneer wij die voordragt aannemen, zoo als zij ligt, wordt dat
een bepaald besluit. Maar als nu nader blijktdat de zaak ook op eene
andere wijze kan worden gevonden, hebben wij daaromtrent dan niet eerst
nog een nader voorstel te wachtende strekking hebbende om op het tegen
woordig besluit terug te komen?
De Voorzitter. Wij doen niet anders dan uitvoering geven aan de
voorschriften der wet. Men mag geene buitengewone uitgave doen dan met
aanwijzing der middelen. Maar als nader blijkt, dat er nog andere midde
len voorhanden zijnb. v. door het batig slot van de vorige dienst als an
derzins, dan is aan de vergadering de faculteit verbleven om die afschrijving
niet te doen effectueren.
De heer Hoog. Daaruit volgt alzoo, mijnheer de Voorzitter, dat de
beslissing niet aan Burgemeester en Wethouders is gelaten, maar dat eene
nieuwe aanwijzing van middelen bij nader raadsbesluit zal geschieden. Wan
neer dus de voordragt meer bepaaldelijk strekt om op dit oogenblik en règle
te zijn, dan kan ik er mij wel mede vereenigen.
In hoofdelijke omvrage gebragt, wordt de voordragt aangenomen met
16 tegen 3 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren Cock, Scheltema en Wttewaall.
IV. Voordragt tot den openbaren verkoop van het uurwerk en van de
klok der voormalige Wittepoort.
De Commissie van Financiën raadt tot den voorgedragen openbaren ver
koop te besluiten.
De heer Hoog. Ik wenschte wederom eenige inlichting te ontvangen.
Ik zie namelijk, dat in de voordragt eene bevoegdheid aan Burgemeester
en Wethouders wordt voorgesteld om al of niet tot dien verkoop over te
gaan, daar de tijd daartoe op dit oogenblik zoo ongeschikt is, en het
beter is er mede te wachten, tot men den hoogsten prijs kan verkrijgen.
Maar ik vind die latitude eene contradictie met de voordragt zelve. Want
waarom dan niet liever gewacht met de voordragt zelve, tot die betere tijd
daar was? Immers om nu te besluiten tot den verkoop en evenwel met
den verkoop te wachten, tot Burgemeester en Wethouders den tijd daartoe
geschikter achtendat komt mij voor eene contradictie te zijn. Alleen zou
ik er voor kunnen zijn, indien Burgemeester en Wethouders of de Com
missie van Fabricage het voorstel deden op grond van urgentie, b. v. om
dat er geene geschikte plaats ware tot berging als anderzins; maar als dat
niet het geval isdan had ik maar liever met de geheele zaak gewacht.
De heer Hubrecht. Ik kan den heer Hoog antwoordendat ik nog
dezen morgen omtrent de zaak onderzoek heb gedaan, en dat dit metaal
eene courante waarde heeft van f 75 de 100 pond. De klok weegt 1952
pond en dit tegen f 75 geeft f 1464.
De heer Scheltema verlaat de vergadering.
De heer van der Hoeven. Ik ben niet tegen de voordragt. Ik geloof,
dat, in deze oorlogzuchtige tijden, het metaal van de klok mogelijk nog
wat meer dan anders kan opbrengen.
De heer de Moen. Ik meen, dat de voorgestelde latitude eigenlijk meer
in dien zin moet worden opgevatdat aan Burgemeester en Wethouders de
bevoegdheid wordt gegeven om den koop slechts eenige dagen later te gun
nen, wanneer het mogt blijken, dat er te weinig geboden was, om dan
nog een hooger bod af te wachten.
De voordragt wordt hierop aangenomen met 17 stemmen tegen 1 die
van den heer Hoog.
V. Adres van de wed. ds. C. R. Bentfort van Valkenburg, ter beko
ming van gemeentegrond.
Burgemeester en Wethouders, de Commissie van Fabricage en de Com
missie van Financiën raden het verzoek, zooals het is liggende, te wijzen
van de hand.
De heer Tollens. De Commissie van Fabricage heeft zeer teregt opge
merkt, dat het geen zaak was om dien grond weg te geven of te verkoo-
pen, tenzij men een waarborg verkreeg, dat hij niet gebruikt wierd tot
ontsiering. Maar als nu de adressante een waarborg geeft, dat zij haren
tuin wil vergrooten en alzoo werkelijk bijdragen tot versiering, zou er dan
nog bezwaar bestaan? Zoo ja, dan heeft de bedenking van de Commissie
van Fabricage geene beteekenis.
De heer Meerburg. Ik deel geheel het gevoelen van den heer Tollens.
Ik zie niet in, als men den verlangden waarborg heeft, waarom er dan
nog zwarigheid zou bestaan om den grond af te staan.
De heer van der Hoeven. Ik begrijp niet regtwat men van dien
grond wil maken, tenzij de Commissie van Fabricage daaromtrent eenig
plan mogt hebben. Ik zou wel wenschen dat hij voor de publieke wande
ling kon bestemd zijnmet eene aansluiting aan den singel. Maar als men
dat niet wil en den grond slechts wil afsluitenwat heeft men er dan aan
Ik zou hem dan liever willen hebben uitgegeven onder de conditie om er
b. v. geen wanstaltig koepeltje op te plaatsenmaar hem in te rigten tot
uitbreiding van het bijliggend terrein der requestrante. Ik wil echter gaarne
hooren wat de Commissie van Fabricage daaromtrent misschien zou kunnen
mededeelen.
De heer Hubrecht. De Commissie van Fabricage meende, dat dit ver
zoek waar alleen sprake is van vergrooting van den tuingeen genoegzamen
waarborg gaf, dat hier eene verbetering of verfraaijing zoude worden ver
kregen. Yan ter zijde had ik ook vernomendat het voornemen bestond
dezen grond tot het bouwen van villa's aan te vragen, en indien dan uit
de over te leggen teekeningen mogt blijken, dat hier iets konde verkregen
wordenwat tot verfraaijing van dezen nu zoo ruimen toegang tot de stad
kon strekkenzoude ik hieraan de voorkeur geven.
11e heer van Outeren. Het verzoek Van mevrouw Bentfort heeft de
strekking om haren tuin te kunnen vergrooten, maar daarbij is volstrekt
geen sprake van eeuigen waarborgdat die vergrooting niet later tot ontsie-
nng zou leiden. De adressantc heeft alleen voorgesteld nader de voorwaar
den te regelen die in verband staan met de verkrijging van den grondals
van prijsbepaling enz. En al wilde men zoogenaamde waarborgen tegen
ontsiering vaststellen, dan is het zoo raoeijelijk, als eenmaal de grond in
andere handen is overgegaan, dergelijke bepalingen te doen handhaven en
er tegen te wakendat niet allerlei gebouwenmisschien wel eene fabriek
daarop worden gesteld, die bij het binnenkomen der stad een misstand
konden geven.
De heer Tollens. De heer van Outeren merkte zoo even op dat de
adressante geene waarborgen gegeven heeftmaar deze schijnen haar ook
met gevraagd te zijn. Ik doe hulde aan het verlangen van de Commissie
van Fabricage, om, zonder waarborg tegen ontsiering van dien grondgeen
stuk er van af te staan; maar waarom heeft zij dan nu, alvorens afwijzend
óp dit verzoek te praeadvisèrenzich niet overtuigd dat mevrouw Bentfort
zou willen voldoen aan de haar gestelde voorwaarde?
De heef du Rieu. De Opgaande boómen, die hu op dén grond staan,
zijn allezins tot sieraad van de stad; en ik zou het jammer vinden, wan
neer zij geveld wierden. Door het afstaan Vari den grond Zou dus te ge
lijkertijd een groot sieraad aan die zijde van de stad worden weggenomen.
De heer Krantz. Ik vind het niet onverschillig voor de gemeente dat
gedeelte te behouden. Daarvan kan tot verschillende einden gebruik ge
maakt worden, ook ten behoeve der schepen, bij het laden en lossen. De
andere zijde is in gebruik bij de Kweekschool, én is het alZöo het eenige
vrije terrein aan dié zijdè van het Galgewater, tot aan de Boschtiüizer
brug. Ik onderstel overigens dat de afsluiting zal wordén weggenomen en
er eenige verfraaijing zal aangebragt worden.
De heer Meerburg. Ik hoor van den heer Hubrécht, dat er welligt
eene villa zal komen. Maar dan zullen toch ook dé boomen wegvallen.
Nu hoor ik van mijn geachten confrère Krantz spreken van lossing; maar
ik moet opmerkendat dit toch niet kan. Er liggen alleen vaste bruggen.
De heer Stoffels. Door de Oude Vest kan men er wel komen.
De heer Hubrecht. Bij de Commissie bestond reeds het voornemen
om dit terrein eenigzins tot plantsoen aan te leggen. Wij oordeelden dit
verre te verkiezen boven eene uitgifte van dien grondzonder eenige ze
kerheid, wat daar komen zoude.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het ook tot veraangenaming zou bij -
diagen om er zooveel mogelijk boomen te laten, hetgeen tegelijk op die
plaats een sieraad is. Kon de Commissie van Fabricage het geschikt vin
den, daar eenige banken te doen plaatsen dan meen ik dat daarmede aan
het publiek geen ondienst zou gedaan worden.
De heer Hubrecht. Wij willen gaarne dien wenk overnemen, wanneer
wij dat terrein behouden.
De heer Wttewaall. Meermalen heb ik mijne stem doen hooren tegen
het afstaan van gemeentegrond. Verschillende redenen bestaan er om vooral
dezen grond, welke toegang geeft tot dit belangrijk gedeelte van den Rijn,
aan wien ook niet af te staanmaar ten nutte van de ingezetenen te behouden.
In stemming gebragtwordt de conclusie van het rapport tot afwijzing
van het verzoek aangenomen met 15 tegen 3 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren: Tollens, Meerburg en van der Hoeven.
VI. De rekening van Vrouwen Kraammoeders over 1865.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
die rekening goed te keuren en vast te stellen de ontvangsten ad /'260Ü.67J,
de uitgaven ad f 1570.19 mitsdien opleverende een batig saldo van /"1030.48| j
van welke som in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren
te worden gedaan.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Hiermede de aan de orde gestelde punten afgeloopen zijnde, wordt ach
tervolgens door de heeren de Moen en Meerburg verzocht eenige oogenblik-
ken het woord te erlangen, waarop de Voorzitter in de eerste plaats het
woord verleent aan den heer de Moen.
De heer de Moen. Het is uit naam van verschillende ingezetenen in
deze stad, waaronder fabrikanten en vellenblootersvoornamelijk in mijne
buurt, dat ik een oogenblik uwe aandacht wil vestigen op de schier alge-
meene klagten, die er opgaan over den allerellendigsten toestand van het
water in de stadsgrachten. Niet alleen dat dat water over het algemeen
zoo stinkend is, dat het niet is te gebruiken, maar zelfs de fabrikanten
hebben er het bedoelde nut niet van. De heeren Zaalberg en Zoon en van
Wijk en C°. hebben op verren afstand kostbare duikers doen leggen naar den
Nieuwen Rijn en de Heerengracht, wel voornaamste grachten, en toch,
men pompt niet dan stinkend en drassig water, terwijl de vellenblooters in
den regel in modderig water wasschen. Zulk een toestand is niet houdbaar.
Vooral in dezen tijd, met het oog op de heerschende cholera, heb ik als
lid der commissie het dienstig geacht den staat van zaken nader op te ne
men; en daarbij is het mij gebleken, dat het er vooral in de achtergrach
ten allertreurigst uitziet. Ik zou deze aangelegenheid dus wel onder de attentie
van het dagelijksch bestuur willen brengen. Ik doe het nu vooral, daar
wij in ons midden hebben ons geacht lid Hoog, dijkgraaf van Rijnland,
aan wien ik ook zou willen gevraagd hebbenof er geen kans zou bestaan
door met het bestuur van andere waterschappen in correspondentie te tre
dentot het erlangen dadelijk van versch water. Hoewel ik weet dat dit is
geschied ook door Burgemeester en Wethouders, bedoel ik nu eene krach
tige uitnoodiging.
De Voorzitter. Deze zaak heeft ook onze aandacht getrokken. In den
laatsten tijd hebben de schadelijke uitdampingen bij Burgemeester en Wet
houders ernstige bekommernis gegeven. Van daar dan ook, dat wij de
vraag besproken hebben, of er niet een tijdelijke maatregel ware te nemen,
ten einde in het kwaad te voorzien. Maar wij hebben de onmogelijkheid
om op eene gewone wijze aan de ongelegenheid te gemoet te komen maar