HiRDELIHGlN VAN DIN 6INMTMAD VAN LETDEN. 13. BIJVOEGSEL behoorende bij het Verslag der zitting van den Gemeenteraad van Donderdag 24 Mei 1866 (Handelingen N°. 11 Door ongesteldheid werd de heer Hartevelt verhinderd het door hem in die zitting gesprokene te revideren. Wij laten het hier thans volgen. Bladz. 1 kol. 2 (tusschen de hh. Goudsmit en de Fremery)leze men als volgt: De heer Haetevelt. Ik meen dat deze beambte nog kort geleden eene extra-belooning van 100 heeft genoten, voor buitengewone diensten. Zijn tractement ten kantore van den gemeente-ontvanger ging door, toen hij be last werd met de werkzaamheden van wijlen den ambtenaar Capteynhij volbragt zijnen pligt, en eene extra-belooning werd toegestaan? Moeten er nu nog meerder extra-belooningen volgenom zoodoende het volle tracte ment, wat Capteyn genootaan hem te verstrekken Dan had inen daartoe korteren weg kunnen inslaan. Bladz. 5, kol. 2 (tusschen de hh. de Fremery en Scheltema), leze men als volgt De heer Haetevelt. Ik moet beginnen met te zeggendat het mij zeer spijt dat de heer de Fremery het thans door hem voorgedragen stuk niet vooraf ter visie in de leeskamer heeft gelegdieder lid van den Baad had zeker met meer kennis van zaken kunnen oordeelen, en er was nu tijd gespaard. De heer de Fremery wil het doen voorkomen, alsof wij met ons voorstel beoogen dat wij de betrekking van gemeente-ontvanger aan den minstbiedende willen gunnenwaar staat dit te lezenen hoe is het met mogelijkheid uit het voorstel te halen? Wat willen de voorstellers? Een gemeente-ontvanger op een tractement van f 3000 en f 1000 voor bureaukosten. Uit deze f 1000 zal de ontvanger zijn" onderhebbend perso neel bezoldigen, hij zal benoemen en ontslaan, zóó, dat hij ontvanger geheel en alleen de verantwoordelijke persoon wordt; niet meer benoeming van beambten door Burgemeester en Wethouders op voordragt van den ontvan ger, waardoor in de eerste plaats een gedeelte der verantwoording op Bur gemeester en Wethouders wordt gebragt, en waardoor in de tweede plaats zoude worden bestendigd, wat wij voorstellers nu juist willen voorkomen: te groot en te duur personeel, inmenging in zaken niet van onze compe tentie. Wat doet het Kijk? Moet niet iedere rijks-ontvanger uit eigen mid delen zijn onderhebbend personeel bezoldigen Op dit oogenblik ongesteld zijnde, en niet goed hoorende, heb ik niet juist verstaan al wat door den heer de Fremery is voorgelezenook dat niet wat betrekking had op een zoo kostbaar ingerigt ontvangers-kantoor. Ik meen zeker te weten, dat het gouvernement bij het benoemen zijner ontvangers der in- en uitgaande reg- ten en accijnsen er op uit is, om daar, waar vroeger boekhouders ten koste van het rijk werkzaam warendie te doen vervallenopdat ook hier alle verantwoording op de ontvangers kome. In het rapport van Burge meester en Wethouders komt o. a. ook voor, dat de gemeente-ontvanger niet alleen moet ontvangenmaar ook uitgevendat dit laatste door de voorstellers schijnt voorbij gezien te zijn, en dat bij de rijks-ontvangers van betalingen geen schijn of schaduw bestaat. Die opmerking of aanmer king is niet juist; Burgemeester en Wethouders zullen toch niet willen aannemendat de voorstellers niet weten dat de gemeente-ontvanger ook te betalen heeft; als dit het geval ware, dan was er op dat kantoor schier niets te doen. De rijks-ontvangers hebben wel degelijk betalingen te doen, en om te doen zien, dat er wel schijn of schaduw van bestaat, heb ik hier voor mij een staat van maandelijksche en drieraaandelijksche betalingen ten kantore van den rijks-ontvanger der directe belastingen, die nog al iets beteekent; bovendien betaalt hij nog een groot aantal andere postenniet op dezen staat voorkomendewaartoe hij niet verpligt isen toch heeft hij mij persoonlijk verzekerddat ook daarvoor altijd nog ge makkelijk tijd te vinden was, en het hem genoegen deed daardoor den geregelden gang van zaken te bevorderen. Het is mijne heilige overtui ging, dat, wanneer het ontvangers-kantoor wordt geregeld op de wijze door ons voorgesteld, zich niet de minstbiedenden zullen aanmelden, maar inte gendeel de meestgeschiktenèn om de goede bezoldiging, èn omdat zij zeiven zullen moeten werken. Bladz. 7kol. 1 (tusschen de hh. Goudsmit en Hoog)leze men als volgt De heer Haetevelt. De vorige geachte spreker doet vooral de wensche- lijkheid uitkomennu vóór alles het kantoor voor goed te regelendit beoogen wij juist met ons voorstel. Door het overlijden van den ontvanger Gerike en door afschaffing der gemeente-accijnsen is het de juiste tijd van regeling, mijns inziens nu of nooit. Wij willen den nieuw te benoemen ontvanger zijne 3000 tractement ten volle laten genieten, door hem/1000 extra toe te leggenwaaruit hij zijne beambten kan betalen. Hij moge hiervan niet overhoudenmaar voldoende achten wij die som bepaald. Er is gevraagd, wat er dan van die kundige en bekwame beambten moest wor den, die reeds zoo vele jaren op het kantoor zijn werkzaam geweest (de meesten op het kantoor der accijnsen, die afgeschaft zijn); ik antwoord, dat dit is eene zaak van latere zorg. Ook mij gaat het lot dier heeren zeer ter harte, maar ik verklaar opregt de meening te zijn toegedaan, dat ik die heeren liever levenslang hun volle tractement als wachtgeld zoude willen geven dan weder in dezelfde fout te vervallenvan beambten te benoemen ten kantore van den ontvanger, hetgeen voor Leyden eene duurzame dure ge schiedenis wordt. De heer Scheltema spreekt van enorm vele werkzaamhe den aan dat kantoor; maar weet hij dan wel, hoe dit kantoor vroeger door den heerHenkes werd waargenomen, en wel in een tijd toen de werk zaamheden niet minder waren Men gelieve slechts te denken aan het brand spuit-en klapper- en lantaarngeld, met al wat daaruit voortsproot, door één persoon. Later toen de hoofdelijke omslag werd ingevoerd en men dacht dat dit meerder werk zoude geren, werd een tweede persoon toegevoegd, 1866 en gaf de stad aan ieder 600 'sjaars, wat eerst door den heer Henkes zeiven was bekostigd. Die bezoldiging van stadswege was toen eene fout; de beweegredenendie daartoe hebben geleidlaat ik geheel in het middenik vraag alleenof destijds het ontvangers-kantoor niet uitmuntend goed is waargenomenen waar nu die vermeerdering in werkzaamheden toch te vin den is. Laat men de proef nemen en zien, wie op 3000 tractement, met f 1000 voor beambten (de kosten van alle drukwerk voor rekening van de stad), zich voor de betrekking van stadsontvanger aanmelden; ik voor mij geloof' dat het nu bekende getal sollicitanten niet verminderen zal. Bladz. 8, kol. 2 (tusschen de hh. Stoffels en de Fremery), leze men als volgt De heer Haetevelt. Het behoort niet bij den ontvanger, heeft men beweerd. Maar het is dan wel vreemddat het gouvernement zoo dom is van dat niet te begrijpen, want bij het rijk worden al de kohieren door de ontvangers opgemaakt, en door de controleurs geverifieerd. En wil men weten wie eigenlijk de kohieren voor den gemeente ontvanger opmaakt, het is een bediende van het kantoor van den rijks ontvanger, met de beambten ter rekenkamer, die daarvoor van stadswege extra wordt beloond. Zitting van Donderdag 7 Junij 1866, geopend des namiddags te 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren: Krantz, ten Sande, Stoffels, de MoenWtte- waallvan Outerendu BieuHoogDriessen de FremeryHubrecht Tollens, Lezwyn, Meerburg, van Wensen, Cock, Scheltema, van der Hoeven en van Heukelom. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 31 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd. Alvorens tot de verdere werkzaamheden over te gaan wordt de vergadering voor eenige oogenblikken met gesloten deuren voortgezet. De deuren heropend zijnde, deelt de Voorzitter mede: 1®. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollandvan den 29 Mei dezes jaars, B. n°. 3307 (3eafd.), G. S. n°. 42, waarbij het kohier der plaatselijke directe belasting, voor 1866 wordt goedgekeurd. 2°. Gelijke dispositie, van dezelfde dagteekening, B. n°. 3461 (3e afd.), G. S. n°. 34houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot opheffing van het beurtveer tusschen Botterdam en Leyden. Deze worden aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van J. H. Olivier en 20 anderen, houdende het verzoek dat, tijdens de vernieuwing van de Blaauwpoortsbrugaldaar eene noodbrug voor voetgangers worde gelegd. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 2°. Adres van A. S. van Creveldvleeschhouwer te 's Hagehoudende verzoek om bij de bestaande vacature van keurmeester van vee en vleesch, voor die betrekking in aanmerking te komen. Overeenkomstig de voordragt wordt, aangezien er geene vacature bestaat, besloten hierop over te gaan tot de orde van den dag. De Vooezittee. Ik heb de eer nog mede te deelen dat, volgens den rooster, bij de aanstaande verkiezing van twee leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaalop Dingsdag 12 Junij, in het stembureau als leden moeten zitting nemen de heeren van Outeren en van Heukelom; terwijl, ingevolge raadsbesluit van 4 Junij 1863, volgens den rooster, de commissie bij de loting voor de Schutterij dit jaar zal zijn zamengesteld bij voort durende ongesteldheid van den heer Baert, uit de leden Wttewaall en dc Fremery, en de leden van Wensen en Tollens de commissie van onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken. Aan de orde is: I. Benoeming van drie leden voor het Bestuur van het werkhuis, buiten den Gemeenteraad. De heeren Krantz, van Outeren en Hubrecht worden door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Ter vervulling der eerste vacaturewaartoe waren voorgedragen de hee ren D. A. Schretlen en E. J. Hoos, wordt met algemeene (19) stemmen benoemd de heer D. A. Schretlen. Ter vervulling der tweede vacaturewaartoe waren voorgedragen de heeren A. C. Leembruggen en G. II. Bertrandwordt, mede met algemeene stem men, benoemd de heer A. C. Leembruggen. Ter vervulling der derde vacaturewaartoe waren voorgedragen de heeren G. M. de Graaf en H. P. J. van Wensen, wordt met 16 stemmen benoemd de heer G. M. de Graaf, zijnde op H. P. J. van Wensen en E. J. Hoos elk 1 stem uitgebragt, terwijl 1 briefje in blanco was gelaten. II. Adres van den stads-chirurgijn G. Aalbersberg, om continuatie. Blijkens de daaromtrent uitgebragte rapporten, is hierop door diakenen der Nederd. hervormde gemeente, regenten der Koomsch-Catholijke armen en weezen en armverzorgers der Ned. Israëlitische gemeente gunstig gead viseerd. De uitslag der stemming is, dat met algemeene stemmen de heer Aal bersberg in voorschreven betrekking wordt gecontinueerd. 17

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 1