HABDIUBKIB TAB 111 &EIEEHTER1AD TAB LEIDEN.
9.
Zitting van Donderdag 26 April 1666,
geopend des namiddags te 1 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Stoffelsdu RieuTollensLezwyn de Moen
Holtz, de Fremery, Hoog, Hubrecht, Wttewaall, van Wensen, Krantz,
van Outerenvan HeukelomCockScheltemavan Kaathovenvan
der HoevenKneppelhout van Sterkenburg en Hartevelt.
De heeren Driessen en Meerburg gaven kennis verhinderd te zijn de
vergadering bij te wonen.
De Voorzitter stelt aan de orde:
I. Beëediging en installatie der nieuw inkomende ledende heeren
J. van Heukelom Jr. en Mr. C. Cock.
Nadat door den eerste de verklaring en belofte en door den tweede de
eeden waren afgelegd, voorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en art. 39
der Gemeentewet, zegt de Voorzitter het volgende:
Het is mij een bijzonder genoegen, Mijne Heeren, u een eerste welkom
te heeten in deze vergadering. Ik wensch u geluk met het vertrouwen
door de burgerij in u gestelden hoopdat uwe tegenwoordigheid in deze
vergadering de belangen van deze stad zal bevorderlijk zijn.
De nieuwbenoemde leden nemen daarop zitting.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
12 April 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland
van den 10 April 1866, B. n°. 2382 (1® afd.)G. S. n°. 7, ten geleide
van een afschrift van het Koninklijk besluit van den 2deo bevorens, n°. 58,
waarbij vrijstelling wordt verleend van de oprigting eener burgerschool.
2°. Eene dispositie van Gedep. Staten dezer provincie, van gelijke dag-
teekening, B. n". 2403 (3de afd.), G. S. n°. 38waarbij aan de gemeente
besturen van Rotterdam en Leyden magtiging wordt verleend tot het rege
len van gemeenschappelijke zaken tot opheffing van het tusschen beide ge
meenten bestaande beurtveer.
3°. Eene dispositie van Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 17 April jl.
B.n°. 2381 (1" afd.). G.S. n°. 14, daarbij inzendende afschrift van Zijner
Majesteits besluit van 2 April, n°. 54, waarbij voor den tijd van drie
jaren wordt goedgekeurd de tolheffing voor het gebruik van het jaagpad
langs den Vliet, tusschen Leyden en den Leydschendam.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
4°. Eene missive van Mr. H. A. Neeb, van 13 April jl.daarbij me-
dedeelende dat bij arrest van den Hoogen Raad is verworpen het beroep
in cassatie, door de Algemeene Commissie van liquidatie der voormalige
wees- en momboirkamers ingesteldvan het arrest van het Provinciaal
Geregtshof van Zuidholland.
Deze missive is van den volgenden inhoud
fWel-Ed. Geb. Heer!
Het is mij aangenaam u te kunnen mededeelen, dat bij arrest van den
Hoogen Raadheden gewezenis verworpen het beroep in cassatiedoor
de Algemeene Commissie tot liquidatie der zaken van de voormalige wees-
en momboirkamers ingesteld, van het arrest van het Provinciaal Geregtshof van
Zuidhollandwaarbijmet bevestiging van het vonnis der Arrondissements-
Regtbank te Leyden, de vordering dier commissie tegen de gemeente Leyden
gerigt, werd ontzegd.
Hoogachtend UDd. D.
Leyden 13 April 1866. Mr. Neeb, Adv'.
Den Heer Burgemeester der gemeente Leyden.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze missive voor kennisge
ving aan te nemen en den heer Mr. Neeb dank te betuigen voor de gewigtige
diensten in deze zaak aan de gemeente bewezen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Het jaarlijksch verslag van den toestand der gemeente, over 1865,
dat gedrukt wordt en, gereed zijnde, aan de leden zal gezonden worden.
2°. Adres van T. J. van 't Hoofthoudende verzoek om het gebruik
van een gedeelte van den burggrond achter zijne woning aan den Ouden Rijn.
3°. Adres van de wed. E. G. Mastenbroek, om vergunning tot het
doen leggen van eene brug van den Singel naar haar buitenverblijf, even
buiten de voormalige Marepoort.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
4°. Adres van Dr. C. A. X. G. F. Sicherer, tot verhooging zijner jaar
wedde als leeraar voor de Hoogduitsche taal en letterkunde aan de gemeente
instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën,
ten fine van berigt en raad.
De Voorzitter. Bij het naderen der epidemie, die zich in enkele ste
den van ons vaderland heeft geopenbaard, hebben Burgemeester en Wethou
ders gemeend eeriige voorloopige maatregelen te moeten nemen, voor het
geval dat die geesel, onverhoopt, ook deze stad mogt bezoeken. Burge
meester en Wethouders hebben dat op eene zeer eenvoudige wijze en met
de minste kosten gedaan, en zij wenschen daarop alsnog de goedkeuring
1666.
van den Raad te erlangen. Zij verzoeken op grond daarvan hun een crediet
te verleenen van/ 3000, voor het geval dat de ziekte alhier mogt uitbreken.
De heer de Moen. Zou ik mogen weten, mijnheer de Voorzitter, waarin
die voorloopige voorzorgsmaatregelen bestaan?
De Voorzitter. Die voorloopige voorzorgsmaatregelen bestaan daarin
dat een lokaal in de Lakenhal is gereed gemaakt ter opname van de lijders.
Voorts is er gezorgd, dat er medicijnen in de stads-apotheek aanwezig
zijn, om zoo noodig derwaarts te worden overgebragt. Bovendien heeft een
der medici de taak op zich genomen om, wordt het gevorderd, aldaar zijne
hulp te verleenen. Het is de heer J. van Kaathoven, die dat bij eene
vorige epidemie hier ook op zoo uitstekende wijze gedaan heeft; terwijl
mij heden morgen ook is te kennen gegeven, dat heeren candidaten in de
medicijnen van het laatste jaar zich bereid hebben verklaard hunne dien
sten te praesteren. Wij hebben verder gezorgd voor een voldoend aantal
oppassers, opdat, als het noodig mogt zijn, dadelijk hulp zou kunnen wor
den geboden.
De heer de Moen. Ik dank u wel, mijnheer de Voorzitter, voor deze
mededeeling in het belang van ons allen en van de ingezetenen. Daardoor
is het nu tevens bekend waartoe Burgemeester en Wethouders het crediet
aanvragen.
De heer van der Hoeven. Als het ongelukkig het geval mogt zijn,
dat de epidemie in de stad kwamzou het dan niet van belang zijndat
een der medici voortdurend en dus ook 's nachts in het gesticht aanwezig was?
De Voorzitter. Dat is ook reeds het plan van Burgemeester en Wet
houders. Een van de heeren zal aldaar ook des nachts aanwezig zijn, en
de heer Evers moet bovendien te kennen hebben gegevendat hij op zich
nam heeren studenten toe te staan mede alsdan hulp te verleenen. Maar
het is bepaald ons denkbeeld dat een der medici er 'snachts tegenwoordig zij.
De heer van Kaathoven. Ik heb met genoegen gehoord, dat er eenige
maatregelen van voorzorg zijn beraamd. Óf die voldoende zullen zijn, zal
natuurlijk afbangen van de uitbreiding der epidemie. In het onzekere daarvan
zou ik willen vragenof het niet noodig ware bij het nemen van maatregelen
voor deze aangelegenheid te handelen als in andere gemeenten, waar daartoe
eene commissie van bijstand is aangewezen. Dat zou nu juist wel niet als
bij vroegere cholera-epidemie behoeven te zijn eene cholera-commissie dooi
den Gemeenteraad benoemd; maar er zou, even als te Rotterdam eene com
missie kunnen werkzaam zijn, die niet door den Raad, maar door Burge
meester en Wethouders ter hunner hulpe gekozen wierd. Men zou misschien
kunnen meenendat die hulp thans minder dringend isnu aan het hoofd
van het bestuur een geneeskundige geplaatst is, maar ook hij zal, zoo ik
mij niet bedrieg, erkennen, dat in het beramen van maatregelen tegen een
zoo gevreesden en tot hiertoe niet genoeg gekenden vijand ook de raad
van andere deskundigen gevraagd wordt.
De Voorzitter. Ik dank u zeer voor dien wenk. Ik geloof, dat ook
de heeren Wethouders wel genegen zullen zijn omals het noodig mogt
worden bevonden, eene dergelijke hulp te kiezen.
De heer van Kaathoven. Vroeger was er eene cholera-commissie en,
als ik mij wel herinner, is zij nooit ontbonden; maar sedert zijn de elemen
ten zoo veranderd, dat het wel wenschelijk zou zijn eene nieuwe commissie
te benoemen.
De Voorzitter. Ik weet het niet juist, maar ik geloof, dat die com
missie door den Raad destijds is benoemd.
De heer van Kaathoven. Ja, mijnheer de Voorzitterzij is toen door
den Raad benoemd. Maar ik geloof, dat dit nu niet noodig zal zijn.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen op de zaak be
dacht zijnen de aangevraagde gelden zullen overigens zoo spaarzaam
mogelijk aangewend worden.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke omvrage aangenomen.
Aan de orde is voorts:
II. Benoeming van een hulp-onderwijzer 4d" kl. aan de openbare lagere
school voor minvermogenden.
De voordragtopgemaakt in overleg met den hoofdonderwijzer der school
en den districts schoolopzienerbevat de volgende namenJohannes Hu-
bertus Nieuwland, Wilhelmus Kettenis, Paulus Marie Smit, de eerste en de
laatste alhier, de tweede te Nieuwkoop werkzaam.
De heeren Tollens, Hoog en Hartevelt worden door den Voorzitter aan
gewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
De heer Hoog. Vóór wij in dat stembureau zitten, mijnheer de Voor
zitter, wenschte ik nog wel eene inlichting over dit onderwerp aan u te vra
gen, en wel met het oog op het aangeboden drietal. Bij n°. I en 2 na
melijk heb ik wel de gevorderde bewijsstukken gevonden, doch daarentegen
niet bij n°. 3, op het drietal geplaatst, maar alleen den brief vansollicita
tie met eene verklaringdat die sollicitant geen bewijsstukken kon^ indienen
daar hij die in den Haag moest overleggen ten behoeve van zijn examen
in het Fransch. Nu wil ik dat gaarne aannemenmaar moest dan niet
bij den brief van dien sollicitant ook gevoegd zijn eenige verklaring om
trent de waarheid van hetgeen hij opgegeven heeft als reden voor de niet-
indiening zijner bewijsstukken? Ik heb mij overigens omtrent dien persoon
geïnformeerd en toen vernomendat hij reeds voor de derde maal hier is
voorgedragen. Dat hij nu nog steeds niet benoemd is, wil ik oaarlaten;
maar het komt mij dan toch vreemd voor, dat hij voor de derde maal en
steeds als derde candidaat is voorgedragen daar ik mij de zaak zoo voor
stelde, dat, als men niets tegen den persoon had, hij een volgenden keer
als tweede en ten laatste als eerste candidaat zou zijn voorgedragen. Is er