schil omtrent bet tijdstip, waarop de prijs van den aangevraagd en grond zal worden berekend. De Commissie van Financiën wenscht reeds nu eene dadelijke bepaling van dien prijs, aannemende dat er 300 vierk. ellen zul len worden bebouwd, waarvoor niets zal worden betaald. Ik moet bekennen niet te weten waarop die berekening berust; ik heb reeds van ter zijde hooren zeggen dat welligt 600, ja 1000 vierk. ellen zouden worden be bouwd, Dien maatstaf acht ik dus niet aannemelijk. Burgemeester en Wet houders stellen voor na verloop van vier maanden, wanneer behoorlijke teekeningen zullen zijn ingeleverdte bepalen hoeveel ellen niet te bebouwen grond zullen worden vergoedmaar ook die berekening naar teekeningen acht ik onnaauwkeurig en daarom minder verkieslijk. Ik blijf de voorkeur geven aan het denkbeeld der Commissie van Fabricage, om na verloop van twee jaren, wanneer de bebouwing geacht zal worden te zijn voltooid, op te metenhoeveel grond is bebouwd geworden en hoeveel onbebouwd ge bleven is. Die berekening alleen komt mij naauwkeurig voor. Vindt men nu den termijn van twee jaren te lang, ik voor mij zou er niets tegen hebben dien op één jaar te stellen. Wat nu de zaak betreft, zooals die mondeling in deze vergadering is behandeld, bestaat er verschil omtrent den prijs, die voor elke vierk. el zou betaald worden. Men moge vroeger, in zeer bijzondere gevallen, een lageren koopprijs voor gemeentegronden hebben aangenomende betaling van een gulden voor elke vierk. el van den nu aangevraagden grond komt mij voor te steunen op een redelijken maatstaf. Mij persoonlijk spijt het dat juist dat gedeelte vestwal, nu voor wandeling aangelegd, voor het oprigten der broodfabriek is gevraagd, maar, ik erken, het was moeijelijk een ander terrein aan te wijzen; doch nu ge loof ik ook dat, door dien grond te willen afstaan, het bewijs geleverd is dat bij de regering de onderneming wel bijval heeft gevonden en men be reid is haar te ondersteunen. Die bepaling van een guldenals koopprijs voor de vierk. elis in de laatste tijden altijd aangenomenb. v. voor het stichten van de fabriek bij de voormalige Mare poort, voor de gronden bij de voormalige Koe poort, voor het bebouwen van het Verwerspleinvoor het terrein bij het Minnehuis enz. Ik ben er dus voor den voor de brood fabriek aangevraagden gronddie niet bebouwd zal wordentegen één gulden de vierk. el af te staan. De heer du Rieu. De Commissie van Financiën heeft doen uitkomen, dat er welligt 300 vierkante ellen zullen worden bebouwd. Zij meende dat daarop een knap gebouw kon worden gezet. Zij heelt echter geoordeeld dat men de betaling tot een effen som van f 4000 moest beperken. Vraagt men mij nu, dan vind ik eigenlijk dien prijs van f 1 per vierkante el te laag. Vroeger heelt men naar mijne overtuiging veel te weinig voor grond betaald. Men moet niet vergeten, dat de aangevraagde gronden ge legen zijn op eene plaats, hoogst voordeelig om te bouwen. Vandaar, dat het bouwen op die plaats veel minder kosten zal dan elders. Uit dien hooide vind ik de koopsom van f 4000 in eens niet te veel. De heer Hubrecht. Ik kan mij moeijelijk met het rapport van de Com missie van Financiën vereenigen. Ik weet toch niet naar welken maatstaf zij de berekening van 300 el heeft gemaakt. De Commissie van Fabricage heeft in deze zaak geadviseerd, even als in alle aanvragen om grond, het te bebouwen om niet, cn wat onbebouwd blijft tegen betaling, en tegen denzelfden maatstaf als hier is aangegeven is in den laalsten tijd steeds de onbebouwde grond berekend. Indien nu overeenkomstig dat advies, de grond wordt afgestaan, wordt bij de opmeting het bebouwde afgetrokken, en alleen voor het onbebouwde betaald. Is de som hoog, het terrein, dat gevraagd wordt, is ook zeer uitgestrekt. De heer Hartevelt. Het zij mij vergund te verschillen in gevoelen met de rapporten van Burgemeester en Wethouders, van de Commissie van Fabricage en van de Commissie van Financiën, en daartegen een ander voorstel te doen. Tot juiste beoordeeling van deze zaak moet men zich wel herinneren, wat vroegpr het lot van soortgelijken grond is geweest, en wat deswegens is beslist; ik heb een en ander uit de notulen onzer verga deringen nagegaan en het volgende bevonden. In 1862 wendde de firma de Heyder en C. zich tot den Raad, met het verzoek om verschillende gedeelten grond, waarvoor eene recognitie van f 112.80 'sjaars werd be taald, in koop aan hen af te staandit geschiedde tegen den penning XXV, uitmakende eene som van f 2820; liet was mij toen niet hekend hoevele vierk. ellen die gezamenlijke stukken bedroegen, doch thans is het door de vertegenwoordigers dier firma, onze geachte medeleden, duidelijk gemaakt, dat de koopsom berekend was legen 375 cent per vierk. el; dat de Raad dien grond tot zulk een betrekkelijk lagen prijs afstond, was mijns inziens goed gezien, want de stad Leyden had ook belang bij liet welvaren eener fabriek als die van de lieeren de Heyder en C°. Den 25e» Jan narij 1864 Werd de grond gevraagd waarvan thans sprake is, tot bouwing eener volks sociëteit; de Raad besloot de 4300 vierk. ellen al te staan, tegen eene re cognitie van SJ cent per el of 140 'sjaars; de verzoekers kwamen daarop terug en den 2en April 1864 beslisten wij den grond om niet te geven voor den tijd van vijfjaren, omdat (let wel, mijne Heeren, want rlit was het motief van (ie Commissie van Financiën) het goldt eene zaak van philanthro- pischen aard, voor den werkenden stand, een, mijns inziens, loffelijk be sluit, dat ook ik heb toegejuicht. Bij gebrek aan genoegzame deelneming verviel het gewenschte plan en de grond kwam weder vrij. Thans wenden Commissarissen eener op te rigten broodfabriek zich tot den Raad om de zelfde 4300 vierk. ellen in koop, en men wil die volgpns tapporten van Burgemeester en Wethouders, van de Commissie van Fabricage en van de Commissie van Financiën, afstaan tpgen f I per el, dus voor f 4000, dat is «le onbebouwde grond berekend tegen J 1(1000 de bunder. Nu wil ik alleen vragengeldt liet hier ook niet eene zaak van pliilanthropischen aard cn wel voor de gëheeJe burgerij? Stelt de Raad van Leyden niet meer be lang in den duuizamen bloei dezer inrigting, dan in liet op eens en voor eens bekomen van een paar duizend gulden meer? Zoude liet in de verste verte onbillijk te noemen zijn. het voorstel te doen 371 cent per vierk. el te vragen, even als in 1862 door de firma de Heyder en C°. is betaald? Maar, mijne Heeren, met het oog op den schier algemeenen wetisch in onze vergadering uitgedrukt, om het tarief bij verkoop van gronden niet te laag te stellen en dit telkens naar omstandigheden te w ijzigendoe ik thans het voorstel, de requestranten den aangevraagden grond in koop af te staan voor de ronde som van 2000, gelijk aan 50 ets. per vierk. el onbebouwde grond, met inachtneming der verdere conditiën door de Commissie van Fa bricage gesteld. De heer Goudsmit. Het komt ook mij voor, dat de prijs, die thans wordt gevraagd, veel te hoog is. Het is zeer moeijelijk voor den verkoop van gronden een absoluten maatstaf aan te nemenmaar als ik den nu aangevraagden prijs vergelijk met hetgeen vroeger is betaald, dan acht ik hem te hoog. Ik beschouw de broodfabriek in zekeren zin als eene inrigting van pliilanthropiscben aard, waarvan liet grootste deel der minvermogende burgerij genot zal hebben; ook hebben uit dien hoofde vele tot den burger stand belioorende deel in de onderneming genomen. Daar nu, waar het het algemeen belang betreftheeft de gemeente het regt en de bevoegd heidte vorderen hetgeen zij in de gegeven omstandigheden billijk acht. Bij haar moet niet alleen gelden wat een koopman op den voorgrond stelt, namelijk het financiëel belang. De Raad heeft, wel is waar, vroeger een besluit genomen om geen vasten maatstaf aan te nemen voor den verkoop prijs van gronden, maar de strekking van dat besluit was juist, om niet steeds denzelfden eisch te doen, maar den prijs naar gelang der omstandigheden te bepalen. En nu vraag ikwat zal het de stad uitmaken of zij iets meer of minder ontvangt, terwijl het voor de broodfabriek, die in haar kindsheid verkeert, eene levensquaestie kan zijn? Wel is waar verwacht ik goede uit komsten van die onderneming, maar ik geloof tevens, dat men in den eersten tijd met vele moeijelijkheden zal hebhen te worstelenen dat eerst wanneer men die zal zijn te boven gekomen de vruchten zullen te voor schijn komen. Ik had dus gehoopt, dat het gemeente-bestuur, om mij zoo eens uit te drukken, royaler ten deze zon zijn geweest, terwijl ik nu vrees dat, als de stad op het bedrag van f l blijft, de grond door de maat schappij niet zal worden genomen. Meende men dat de grond in liet geheel niet had moeten worden afgestaan, dan had zij dien moeten weige ren maar besluit men tot den afstanddan moeten de belangen van een groot deel der burgerij ook in de weegschaal worden gelegd. De heer van Kaathoven Ik meende, dat thans alleen behandeld werd de voorwaarde van het afstaan van gemeentegrond. Ik zal het voorbeeld van den lieer Goudsin t, om voor de onderneming zelve te spreken, niet volgen. Ik wil alleen de vrijheid nemen de aanmerking te maken, dat van de pliilanthropisclie bedoeling niet te hoog moet worden opgegeven, nadat men in de uitnoodiging tot deelneming aan de actiehouders het vooruitzigt opent op hooge renten. De heer Gouosmit. Ik geloof, dat het mij vrijstaat eene lofrede te houden op wien en op wat ik wil, zooals ik het verkies, maar bepaal- (leli)k op al de omstandigheden te wijzen, die ik ter beoordeeling en beslissing noodig en nuttig acht. Wijders moge het waar zijn dat in een prospectus het vooruitzigt op eene hooge rente is geopend, maar het is mijne overtuiging, dat bij verreweg de meeste deelhebbers het denkbeeld heeft voorgezeten om aan de burgerij goed en goedkoop brood te verschaf fen, en het is juist daarom, dat ik een klein belang wil opgeofferd zien, om eens middelijke voordeelen maar van veel grooter gewigt en omvang, te verwerven. De heer van Kaathoven. Ik begrijp niet wat den heer Goudsmit be weegt, zich bijzonder aan te trekken hetgeen ik gezegd heb. Dat betrof ook de andere leden, die, ter aanbeveling van eene mindere som voor het afstaan van gemeentegrond, over de philanthropische bedoeling van de onder neming gesproken hebben. Ik aclit de voorspiegeling van hooge renten ook iu liet belang der onderneming zelve, gevaarlijk en onder de ïedenen, die mij weerhouden hebben van deelneming, behoorde ook die toezegging op mogelijke hoogere renten; want ik herinnerde mij hoe, hij de oprigting van de grofsmederijook hooge renten werden beloofd en daarna de aan deelhouders gedurende 15 jaren geene interessen van het kapitaal genoten hebben. De heer Scheltema. Ik kan mij niet vereenigen met het voorstel van den heer Harlevelt. Er zou over eene broodfabriekuit een pliilanthropisch oogpunt beschouwd, veel te zeggen zijn, maar ik geloof dat het hier (Ie plaats en ook thans (le lijd niet is om daarover uit te weiden. Er is echter een punt dat, zoo ik meen, bij liet voorstel van den heer Hartevelt in aan merking moet genomen worden en waarop ook reeds door den geachten vorigen spreker is gewezen. In de circulaire van de oprigters der brood fabriek wordt aan de aandeelhouders voorgespiegeld ruime rente, tot 12 pCt. en dat de aandeelen aanzienlijk zullen stijgen. Het geldt hier (lus eene aanvraag van grond voor eene winstgevende onderneming, en volgens het rapport van de Commissie van Financiën is de prijs daarvoor gesteld zooals die doorgaande gerekend wordt, en is die (Iu3 niet te laag maar ook niet te hoog. Aangezien alzoo de onderneming voor de aandeelhouders zoo voor deelig zijn zal, meen ik te meer dat aan de gemeente een billijke prijs voor den gevraagden grond toekomt. De heer Stoffels. Ik moet verklaren dat het dagelijksch bestuur wel degelijk liet oog daarop heeft gehad, dat deze zaak is van pliilanthropiscben aard, maar tevens, (Jat zij eene concurrentie zal aandoen aan zeventig of tachtig personen in deze staden dat men dit ook niet mag voorbijzien. Daarbij komt; dat de Raad vroeger heeft bepaald, dat bij afstand van grond er wel degelijk op moet worden gelet waar en hoe het terrein dat men vraagt gelegen isen dat dit bij de vaststelling van den verkoopprijs wel degelijk in aanmerking dient te komen. Vroeger heeft de stad hij den aanleg eener fabriek gemeend alles te moeien doen, wat mogelijk is, om hare tot stand brengiug te hevorderenimmers had de gemeente het grootste belang, eene industriële inrigting, waar zulk een tal van menschen werk en brood vinden zouden, in haar midden te zien verrijzen. Met liet oog daarop moet dat raadsbesluit beoordeeld en in aanmerking genomen wordenen hoe nu ook liet. dagelijksch bestuur de direct ie der op te rigten broodfabriek ter wille wil zijn, mogt zij niet uit het oog verliezen dat die onderneming is eene concurrerende tegenover ecti groot aantal ingezetenen industriëlen op hetzelfde gebied. Het schijnt mij dus toe, dat liet voorstel van Bur ineester en Wethouders op gronden van billijkheid steunt. De heer Wttf,waall. Als eene zaak van groot bezwaar voor de op te rigten broodfabriek heb ik hooren aanvoeren den zeer hoogen prijs van een gulden voor de vierkante elwelke verlangd wordt. Ofschoon voor de oprigting gestemd, deel ik dat gevoelen niet. De drie rapporten komen, wat den prijs betreft, overeen. Voor weinige maanden is als maatstaf een gulden aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 3