Aan de orde is: I. Benoeming van een ambtenaar van den burgerlijken stand. De voordragt van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt "Naar aanleiding van art. 14-9 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), dus luidende: De Raad benoemt uit zijn midden een of mee;- personen ter waarneming der betrekking van ambtenaar van den burgerlij ken stand. De Burgemeester, ofschoon geen lid van den Raad, is tot ambtenaar van den burgerlijken stand benoembaar," nemen wij de vrijheid u voor te stellen nog eenen ambtenaar van den burgerlijken stand te be noemen, terwijl door het overlijden van den heer mr. D. Tieboel Siegen- beek eene vacature ontstaan is onder de personen, die door u met de waarneming dezer functie zijn bekleed." De heeren van Kaathoven, Schcltema en Krantz worden door den Voor zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Met algemeene (19) stemmen wordt als zoodanig benoemd de heer Bur gemeester Dr. W. C. van den Brandeler. De Voorzitter. Ik verklaar mij volkomen bereid deze betrekking te aanvaarden. II. Benoeming van pen Curator van het Gymnasium, uit den Gemeente raad ter vervulling der vacature ontstaan door het overlijden van den heer Mr, D. Tieboel Siegenbeek. Als zoodanig wordt benoemd de heer Mr. H, C. J. Hoog met 12 stem men. Voorts waren uitgebragt op den heer du Kieu 3 stemmenGoudsmit 2, van Onteren en Hub recht elk 1 stem. De heer Hoog. Ik acht mij zeer vereerd met de betrekking, mij door den Raad opgedragen. Ik moet verklaren dat ik daarop volstrekt niet was voorbereid, maar ik zal trachten aan het vertrouwen, door den Raad in mij gesteld, te beantwoorden en verklaar deze verterende benoeming aan te nemen. De Voorzitter. Dan wensch ik u geluk met uwe nieuwe betrekking, en hoop dat gij dip lang met genoegen zult vervullen. III. Voordragt tot opheffing van het veer tussehen deze gemeente en de gemeenten Middelburg, 'sGravenhage en Delft. De voordragt daaromtrent luidt als volgt: *Wij ontvingen dezer dagen het hierbij overgelegd besluit van Middel burg, tot opheffing van het tussehen onze beide gemeenten, in gemeenschap met de gemeenten 'sGravenhage en Delft, bestaande beurtveer en hebben de eer het aan uwe vaststelling te onderwerpen, tot welke gemeenschappelijke handeling uwe vergadering te zijner tijd naar behooren is gemagtigd." Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. IV. Plan en voorwaarden tot het vernieuwen van twee bestratingen buiten de Rijnsburgerpoort. De heer Krantz. Ik heb geene gelegenheid gehad het voorgesteld plan in te zien, doch meen dat daarbij geene verbreeding van den weg wordt voorgesteld. Ik acht bet wensehelijk dat de gronden, langs den weg gele gen en gedeeltelijk beplantdaarbij betrokken worden. Nu men tot eene verbetering van dien weg besluit, moet die naar mijn oordeel zoo breed mogelijk worden gemaakt. Het is de eenige weg die naar het station van den spoorweg leidt, en de onkosten zullen daardoor niet zoo belangrijk vermeerderen. De Voorzitter. Zoo het de bedoeling mogt zijn den rijweg te ver- breeden, kornt het mij voor, dat de weg breed genoeg zijn zal, daar die 5 J el zal beslaan. De heer Krantz. Mijne bedoeling is niet alleen, dat de wandelweg, maar ook de rijweg zoo mogelijk verbreed wordeomdat het bij aan komst of' vertrek van treinen soms zeer druk is. De heer Hubrecht. Aan het verlangen van den heer Krantz om den weg te verhreedendoor er den grond van de gedempte sloot, langs dien weg liggende, aan te trekken, kan moeijelijk voldaan worden, aangezien die grond vroeger bij het dempen aan de bewoners is afgestaan. De heer van der Hoeven. Ik meen te moeten doen opmerken dat op den grond, door den heer Krantz bedoeld, in der tij<1 door de gemeente aan de tegenwoordige eigenaars afgestaan, ten deele is gebouwden dat het dus nog al mocijelijkheden zou opleveren, om dien grond te herkrijgen. De heer Krantz. Als de grond, dien ik bedoel, is afgestaan, moet ik daarover mijn leedwezen betuigen, maar dan valt er niet veel aan te doen, of wel door eene onteigening, 't geen ik niet verlang. De heer Stoffels. Toen men een verbeterden weg naar het station van den spoorweg wilde aanleggen moest eene daar liggende sloot worden ge dempt. en om dat doel te bereiken, heeft men eenigen grond, waarvan nu sprake is, afgestaan. De heer nu Rif.ü. Als bet plan, nu aanbangig, wordt aangenomen, dan zal men een voetpad van 3* el verkrijgen, en dan zal dat voetpad breeder zijn dan dat in 's Gravenhage. De lieer Hubrf.cht. Ik moet allezins bevestigen wat door de beide laat ste sprekers gezegd ia. Ik moet er nog bijvoegen, dat, als de hoornen, die nu in bet voetpad staanzullen zijn weggenomenhierdoor van zelf reeds meerdere ruimte zal ontstaan. De heer van Kaathoven. Het zal wel aan mij liggen dat ik, hetgeen door den heer Krantz gezegd is, niet goed begrepen heb. De eiscli kan toch niet zijn om het voetpad van den straatweg af te verhreeden tot aan de huizen. Behalve dat dit zeer kostbaar zou wezenzou het ook doelloos zijn. Mat het afslaan van grond aan de bewoners betrelt, ik geloof dat men hierin naar billijkheid heeft gehandeld, omdat vóór de demping de helft van de sloot hun regtens toekwam, en zij zich kosten hebben moeten getroosten voor de inrigling zoo als die nu bestaat. Ik wil alleen vragen, of de hoornendie lungs den weg staan zullen worden weggenomen. De Voorzitter. Het voornemen is om de hoornen aan de eene zijde weg te nemen, en bet voetpad met eene rollaag aan te leggen. De heer Hoog. Ik kan mij allezins vereenigen met het plan, zoo als het ons is onderworpen. Bij mij bestaan daartegen geene bedenkingen. De heer de Moen. Ook ik kan mij daarmede vereenigen. Maar alvorens deze discussie worde geslotenmoet ik toch doen opmerkendat de be doelde gronden in der tijd zijn afgestaan onder voorwaarde, dat er eene uniforme afsluiting of afheining zou worden aangelegd en onderhouden. Dat heelt echter geen plaats gehad of zij is thans zeer in verval. Nu deze zaak ter sprake is gekomenacht ik het gepast Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de eigenaren op nieuw aan te sporen aan die voorwaarden te voldoen. De heer Meerburg. Met de opmerking van den heer de Moen kan ik mij vereenigen. Ook ik zou gaarne zien dat de eigenaars aan hunne ver- pligting ten dien aanzien werden herinnerd. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen op de gestelde voorwaarden lettenen op de vervulling daarvan aandringen. Hierop worden het plan en de voorwaarden met algemeene stemmen aan genomen. V. Adres van Commissarissen der op te rigten broodfabriek, ter beko ming van gemeentegrond aan den vestwal bij de voormalige Marepoort. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud: *Op het in onze handen gesteld adres van de hh. D. Hartevelt e. s. commissarissen der naamlooze vennootschap: De Leydsche broodfabriek, ter bekoining van gemeentegrond tot het oprigten eerier broodfabriek, hebben wij het rapport der Commissie van Fabricage ingewonnen, hetwelk wij ons de eer geven u bij deze over te leggen. Wij kunnen ons met de strekking van dat rapport in hoofdzaak wel ver eenigen en vinden mitsdien volkomen vrijheid u dienovereenkomstig te ra den, het gedeelte van den Vestwal, van de Mare tot den molen de Valk, bij liet Kadaster bekend onder Sectie A, n°. 470, groot ongeveer 4300 vierk. ellen, ingevolge art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n". 85) te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen en voorts dat terrein aan de adressanten tot liet voorgestelde doel in eigendom af te staanonder de door de Commissie aangegeven voorwaardenbehou dens bet bepaalde sub 3°, waarvoor wij u in overweging geven het navol gende in de plaats te stellendat de bebouwde grond kosteloos en de open grond tegen een gulden de vierk el worde overgedragen, tot welke berekening binnen vier maanden na de dagteekening van het raadsbesluit de plans en teekeningen der te stellen gehouwen moeten zijn overgelegd."" Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt: De Commissie van Financiënu zullende dienen van berigt en raad omtrent het verzoek van Commissarissen eener op te rigten broodfabriek, tot het in koop erlangen van een gedeelte van het Plantsoen, gelegen tus sehen den molen de Valk en de gewezen Marepoort, als bijzonder voor die fabriek geschikt, heeft de eer u te berigten dat zij kennis genomen heeft van de voorwaardenwaarop Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn u tot den verkoop van dien grond te raden en zich met die, welke minder bijzonder tot het bepalen van den koopprijs behoorpn, gaarne kan vereeni gen. Zij heeft echter bare bedenkingen tegen de 3" voorwaarde, juist den koopprijs betreffende: in liet voorslel van Burgemeester en Wethouders ligt aldaar iets onbpstemdswaartoe geene redenen bestaan en waardoor tot 4 maanden na dagteekening van het raadsbesluit onbekend blijft de prijs waar voor die grond wordt afgestaande Commissie ziet niet in waarom de ge meente op eene andere wijze dan ieder ander particulier bare opene gronden zoude verknopenbehoudens de voorwaarden die uit bet oogpunt eener goede policie voortvloeijen. De grond is 4300 vierk. ellen grootde verkoopprijs van gemeentegronden wordt doorgaande gerekend op 1 de vierk el, dus ook bier; neemt nu globaal aan dat van dezen grond 300 vierk. ellen zul len bebouwd worden, zonder in eenig onderzoek te willen treden of deze al of niet zullen bebouwd worden, trekt dit, om aan liet aangenomen stelsel toe te geven, van de aangegeven open vlakte af, cn ge zult eene ronde som van f 4000 verkrijgen tot koopprijs, zonder in eenige verdere onzeker heid te verkeeren omtrent het eindcijfer. Om deze redenen neemt de Commissie de vrijheid u te raden tot den ver koop van bedoelden grond aan de adressanten te besluiten, tegen de som van f 4000, en de verdere voorwaarden door Burgemeester en Wethouders voorgedragen." De heer de Fr emery. Ik vind wel eenig bezwaar in de conclusie van liet uitgebragt rapport van de Commissie van Financiën; want als er meer wordt bebouwd, dan aangenomen is bij dat rapport, zou later blijken dat de broodfabriek eigenlijk te veel zou hebben betaald. Daarom geloot ik dut het beter is om eerst na opmeting de verschuldigde som vast te stellen. De heer Meerburg. Ik kan mij met bet gedane voorstel niet vereeni gen. Ik zie niet in, waarom de broodfabriek meer voor den grond zal moeten betalen, dan eene andere industriële onderneming. Liever zou ik zien dat de grond in het geheel niet werd afgestaan maar gaat men daar toe over, dan moet de broodfabriek ook niet meer betalen, dan elke andere industriële onderneming. De lieer van Wensen. Vroeger is er grond afgestaan tegen 37) cent per vierkante el; waarom moet dan de broodfabriek nu een gulden betalen? Üok ik zoude verlangen dat een lager cijfer thans als maatstaf voor het gevraagde terrein mogt aangenomen kunnen worden. De heer Krantz. Ik heb mij onthoudenbet uitgehragte rapport mede te onderteekenen Het heelt mij verwonderd, dat deze industriële onder neming bij het dagelijksch bestuur en de Commissie van Fabricage zoo wei nig sympathie heelt gevonden. Immers de hoogste prijs waarvoor de stad grond heeft afgestaaneen gulden per vierk. el, wordt hier gevorderd. Dien zelfden prijs vraagt men voor grond, waarop eene kleine villa of tuin, dus iets van weelde, wordt aangelegd. Ik wcnsclite wel dat men alsnog kon hesluiten den prijs te verlagen, en zal de nadere beraadslagingen af wachten. De heer Driessen. Ik vereenig mij met de drie vorige sprekers en zou wenschen dat de grond voor minder prijs werd afgestaan. De heer van Outer en. Mijnheer de Voorzitter! voor zoo verre deze zaak behandeld is bij de drie geschrevene rapportenbestaat er alleen ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1866 | | pagina 2