hebben de geschiedenis van de voorgaande eeuw voor óns; met deze in de
hand verklaar ik mij ten stelligste tegen het voor alsnog openen van de
markt voor alle veezonder onderscheidik beschouw het voor eene ramp
dat deze maatregel niet algemeen is voor alle steden waar de ziekte in dc
nabijheid is. Om het gewigt van de zaak wil ik dit nog zeggendat het bij
mij vast staat, dat zoo de markten gesloten waren toen de veeziekte in En
geland was gekomen, en deze zich hier deed kennen, er wel verwoestingen
door haar zouden zijn aangerigt, doch geenszins in die uitgebreidheid als
nu in de zeven verloopen maanden reeds heeft plaats gehad. Door de
markten te houden heeft de ziekte zich meer verspreid. Door in besmette
streken deze gesloten te houden werden de belangen van velen benadeeld,
doch sluit men de markt niet, dan geloof ik dat de gevolgen voor het
algemeen later nog noodlottiger zullen worden. Ik verklaar mij dus tegen
de voordragt.
De heer Tollens. Ik kan mij ook niet met de voordragt vereenigen.
Ik acht het verkeerd om noodeloos het vee aan gevaar bloot te stellendat
zoo ligt ontstaan kan door het zamenbrengen van groote getalen. Ik ben
wel geen deskundige, maar vermeen toch dat juist de vacht der schapen een
belangrijk vehikel is tot voortplanting der ziekte. In plaats van nu reeds
meer vrijheid toe te staan ten aanzien der marktzou ik zelfs verder willen
gaanen geen geslagt vleesc.h willen hebben ingevoerd. De teregtzittingen
onzer regtbank zijn daar om te bewijzen, hoe schromelijk het getal toe
neemt van aanhalingen bij ongedekten invoer van vleesch, afkomstig van
ziek en afgemaakt slagtvee, dat terstond moet begraven worden. Ik
wenschte dus den invoer van vleesch geheel verboden te zien en alleen
levend slagtvee in de gemeente toegelaten, dat behoorlijk kon worden ge
keurd.
De heer Hoog. Ook ik heb met bevreemding bet voorstel van Burge
meester en Wethouders gezien, en het verwondert mij allezins, dat er geene
bepaalde redenen zijn opgegeven, die den voorgedragen maatregel justifice-
ren; uit de missive van Burgemeester en Wethouders is mij hiervan niets
gebleken. Ik vind dan ook in dien maatregel te weinig of te veel bepaald
Ik voor mij ben tegen alle openstelling van gelegenheden, waardoor de ver
breiding der smetstof wordt in de hand gewerkt. Kan dat echter gegrond
weersproken wordenkan men zeggendie vrees bestaat nietdan is de
maatregel te weinigen dan moet ik mij voegen bij hen die eene geheele
heropening der veemarkt wenschelijk achten, en dan zou ik het zaak vin
den, onder de vorige surveillance, vooral vet vee toe te laten. Maar ik
zie in de vereeniging van wolvee zooveel kwaad, dat ik er mij niet mede
kan vereenigen. Ik acht dus in die overtuiging het openstellen der markt
voor schapen en varkens te veel toegegeven aan den wensch van hen die
zulks verlangen. Mijne stem zal mitsdien zijn afkeuring van het voorstel
zooals het is gedaanik wensch de veemarkt nog geheel gesloten te houden.
De heer Hubrecht. Ik vereenig mij met het voorstel, maar beaam ook
het door ons geacht medelid van Wensen geopperde, om, kan het, de
markt voor rundvee open te stellen. Het bezwaar van ons geacht lid
Wttewaall deel ik niet. Is het bijeenkomen van zoo vele landlieden zijn
hoofdbezwaar, op andere dagen, en vooral Zaturdag, ontmoeten velen elkan
der toch hier. Toen onze stad nog buiten de besmette lijn lag, was de maat
regel noodzakelijk; nu vrees ik dat door te lange sluiting de markt naar
elders zal verplaatst worden, ten nadeele onzer stad, vooral daar andere
plaatsen de markten weder hebben open gesteld.
De heer Hartevelt. Het heeft mij zeer verwonderd, dat ik bij het
zeer korte voorstel van Burgemeester en Wethouders niet gevonden heb
een gemotiveerd rapport van den rijksveeartsonzen eersten keurmeester
van vleesch bier ter stede; ik acht het noodig dat wij de gronden kennen,
die voor het voorstel mogten bestaan bij hemdie de zaak veel beter kan
beoordeelen dan wij, op misschien een enkele uitzondering na, en daarom
stel ik voor, de verdere behandeling dezer zaak te verdagen, tot dat rap
port zal zijn ingewonnen; dan zullen wij bij ons besluit ook meer in de
oogen van het publiek geregtvaardigd zijn. Gij zegt wel, mijnheer de voor
zitter, dat onze keurmeester er niet voor is, dat de markt vooralsnog
voor vet vee geopend worde; maar ik heb ook hier de gronden niet hoo-
ren aanvoeren. Moest ik thans een oordeel vellen, dan zoude ik denken,
dat, waar men varkens en schapen toelaat, men ook slagtvee kan opnemen.
De Voorzitter. De heer Steygerwalt is niet alteen geraadpleegd, maar
behoort zelfs tot de voorstanders om de veemarkt weder open te stellen,
als naar zijne meening geen kwaad kunnende uitoefenen. Ik zal er straks
meer van zeggen; maar dit slechts tot antwoord op het verlangen om
de zaak uit te stellen. Maar als de heer Hartevelt een bepaald voorstel
daartoe wenscht te doendan zou ik hem in overweging geven dat na de
rondvraag te doen.
De heer Hartevelt. Ik zou dat voorstel liever nu dan later willen
hebben in stemming gebragt. Wordt mijn voorstel aangenomen, dan worden
immers daardoor onnoodige discussiën voorkomen?
De Voorzitter. Op twee a drie leden na ben ik met de rondvraag
ten einde.
De heer BE Fremery. Ik heb mij met de voordragt vereenigd op het
getuigenis van den veearts, maar vind er ook geen bezwaar in om te vol
doen aan het verlangen om nog eerst een schriftelijk rapport van dien des
kundige in te wachten en de zaak tot dat einde b. v. nog veertien dagen
uit te stellen.
De heer be Moen. Als de heer Hartevelt er een voorstel van maakt,
om de zaak alsnog aan te houden, wil ik dat zeer ondersteunen.
De Voorzitter. Het voorstel tot verdaging is reeds door drie leden
bij de discussie ondersteund en kan dus in rondvraag worden gebragt.
De heer bu Rieu. Ik ben tegen het uitstel. Ik geloof, dat uit het
geen ons door den Voorzitter zoo even is medegedeeld wij wel genoegzaam
weten, wat de veearts waarschijnlijk schriftelijk zal rapporteren. Het komt
mij voordat wel ieder van ons voor zich zelf de zaak kan beoordeelen
en dan geloof ikdat de tijd nog niet gekomen is om de veemarkt open
te stellen. Als er dan weer eene keuring van vee zou plaats hebben, door
wien zou dat dan geschieden? Door denzelfden Steygerwalt, die op alle
besmette stallen komt en dus alle gelegenheid geeft om de besmetting weder
over te brengen.
De Voorzitter. Ik wil alleen zeggen, dat reeds de meerderheid voor
het voorstel van den heer Hartevelt gestemd is. Maar de éénige vraag die
ik heb te beantwoorden is: waarom de markt niet ook voor rundvee open
gesteld? En het antwoord is: omdat het bij koninklijk besluit verboden
is. Ik zal dat besluit laten voofczen.
Wordt alsnu voorlezing gedaaf van het Kon. besluit van 15 Nov. 1865.
«Art. 1. Het houden van markten en openbare verkoopingen van rund
vee voor zoo verre het door gemeente-verordeningen blijft vrijgelatenis
verboden:
1°. binnen de lijnen van afsluiting, aangewezen naar aanleiding van art. 2
van ons besluit van 23 October jl. (Staatsblad n°. 122).
2». Enz."
De heer van Wensen. Ik heb ook alleen bedoeld, dat, als het kon,
ik het wenschelijk achtte de veemarkt te heropenen.
De heer Wttewaall. Ik wensch nog een enkel woord in het midden
te brengen. Tegen een schriftelijk rapport van onzen geachten veearts
verklaarde ik mij nietomdat het uitstel hier in de zaak geene verandering
brengt, en daardoor aan het verlangen van velen wordt voldaan. Doch
ik houd mij overtuigd dat de heer Steygerwalt eenstemmig met zijne ambt-
genooten denkt over de gevaren, waaraan men den veestapel blootstelt door
de landlieden op eene plaats te vereenigen.
De Voorzitter. Ik kan u zeggen, dat ik nog heden morgen den heer
Steygerwalt over de zaak gesproken heb, daar ik meende, dat zij belang
rijk genoeg was om er nog nader over van gedachten te wisselen.
De heer van oer Hoeven. Ik wensehte even te antwoorden op hetgeen
door den heer du Rieu is gezegd. Hij schijnt te vermoeden, dat, als de
heer Steygerwalt ons een advies gegeven heeft, wij ons daarmede zouden
moeten vereenigen. Ik voor mij geloof echter, dat, ook als men.nader een
schriftelijk rapport ten voordeele van de openstelling der veemarkt voor schapen
en varkens mogt ontvangenmen er toch tegen zou kunnen stemmen. In-
tusschen meent de heer Wttewaall, dat de heer Steygerwalt er niet voor is.
Ik meen, uit hetgeen de Voorzitter ons mededeelde, dat hij er wèl voor is.
Maar ik meen ook, dat in geen geval er iets mede verloren is om dat
nader meer bepaald te vernemenen wij dan nog volkomen vrijheid behou
den om voor of tegen te stemmen.
De heer Tollens. Ik verlangde nog eens het woord om de reden op te
geven, waarom ik mij verklaard heb tegen het voorstel van den heer Hartevelt.
Ik deed dat niet, omdat ik in dezen geen licht verlangde (want ik erkende
reeds dat ik van veepest geen verstand heb)maar ik acht een uitstelom
eene schriftelijke verklaring van den heer Steygerwalt te ontvangen, noode
loos. Die verklaring zal niets anders inhoudendan hetgeen wij reeds vau
den voorzitter vernamen, die te kennen gaf onzen veearts over deze zaak
te hebben gesproken en van dezen de inlichting te hebben ontvangen, dat
er geen gevaar in het gedane voorstel ligt, tot toelating van schapen en
varkens op de markt. Ik blijf mij in elk geval tegen de toelating van ge
noemd vee verzettenomdat ik deze niet raadzaam acht en er gevaar in zie.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn er toe overgegaan,
op grond, dat die markten ook in andere gemeenten zijn toegelaten. De
veemarkt is door ons zoo lang mogelijk gaande gehouden, en nimmer had
zich hier een geval van veeziekte voorgedaan. Wij werden echter door
het voorgelezen koninklijk besluit verhinderd de veemarkt langer open te
houden. Maar wat de varkens en schapen betreft, zijn wij na de inforraa-
tiëndie wij van elders ontvangen hebbenen bij de omstandigheiddat
die markt in verschillende gemeenten geopend blijft, tot het doen dezer
voordragt genoopt, waarbij wij ons gedrongen gevoelden het belang der ge
meente op den voorgrond te stellen. Daarbij komt, dat, door het langer
sluiten, de markt naar elders zou kunnen verplaatst worden, en dat zou
zeker niet in het belang der gemeente zijn; dat is de reden, waarom wij
het voorstel hebben gedaan. Toch vereenig ik mij met het voorstel van
den beer Hartevelt om, alvorens de zaak verder te behandelen, den beer
Steygerwalt uit te noodigen een schriftelijk rapport in te dienen. Dat
voorstel zal ik in stemming brengen.
Het voorstel van den heer Hartevelt wordt aangenomen met 15 tegen
2 stemmen.
Tegen: de heeren Tollens en du Rieu.
VII. Voordragt tot aanvaarding van het legaat, aan bestuurders der
openbare bewaarschool in de Scheistraat, en alzoo aan deze gemeente,
door nu wijlen den beer Mr. D. Tieboel Siegenbeek vermaakt.
Het rapport van de Commissie van Financiën luidt als volgt:
Op nevensgevoegde voordragt van Burgemeester en Wethouders beeft
de Commissie van Financiën de eer te berigten, dat ook zij niet de minste
zwarigheid maakt n te raden, tot de aanvaarding van het legaat, door nu
wijlen den heer mr. D. Tieboel Siegenbeek aan heeren bestuurders der open
bare bewaarschool in de Scheistraat en alzoo aan deze gemeente vermaakt,
te besluiten."
Het extract uit het testament wordt, voor zooveel de onderwerpelijke
bespreking aangaat, door den Secretaris voorgelezen en luidt aldus:
«Heden den negenden Januarij achttien honderd zes en zestig compa
reerde voor Mr. Herman Obreen Notaris in het arrondissement Leyden
provincie Zuidholland, residerende te Leyden, in tegenwoordigheid van de
na te noemen getuigen
De Wei-Edel Geboren Heer Mr. Daniel Tieboel SiegenbeekBurgemees
ter der gemeente Leyden, R'dder der orde van den Nederlandschen Leeuw
en van de Militaire Willemsorde, vierde klasse, Kommandeur der orde van
de Eikenkroon, wonende te Leyden, aan de BreedestraatWijk IV. n°. 325.
Dewelke, ofschoon bedlegerig, echter volkomen bekwaam om zijnen uiter
sten wil te maken en daartoe genegen, zijnen uitersten wil bereids buiten
tegenwoordigheid van de getuigen aan den ondergeteekenden Notaris heeft
opgegeven, die daarvan een opstel heeft gereed gemaakt en doen schrijven,
als volgt:
"Mijne beschikkingen ter zake des doods willende maken, verklaar ik,
testateur, eerstelijk te wederroepen en vernietigen alle testamenten en andere
acten van uitersten wil door mij vóór dato dezer gemaakt of gepasseerd.
En alsnu beschikkende zoo legateer en bespreek ik als volgt: