De heer de Moen. Er is voor en tegen het voorstel van den heer Krantz te zeggen. De bedenkingen van de heeren van Outeren en Hubrecht acht ik niet ongegrond. Kon het geschieden, dan zou ik het denkbeeld van den heer Kneppelhout zeker wel aannemelijk achtenmaar ik vrees dat gegadigden zullen worden teruggehouden voor onzekeren tijd het land in huur te nemen; aan den korteren tijd, zooals de heer Krantz verlangt, zou ik de voorkeur geven. De heer Goudsmit. Ik vereenig mij met het aangevoerde door den heer Kneppelhout. Door zich met dat denkbeeld te vereenigenzou aan beiderlei bezwaar worden te gemoet gekomen. Wel is waar, zal het land voor den huurder minder waarde hebben; maar aan den anderen kant voor de stad zoo veel meer, naarmate zij er vrijer over kan beschikken. Ik wensch dus ook het land voor vijf jaren te verhurenmaar met het voor gestelde voorbehoud. De heer Wttewaall. De woorden door den heer van Outeren gespro ken neem ik als de mijne over. De Voorzitter. Ik zou nu gaarne willen wetenof het voorstel van den heer Kneppelhout den heer Krantz kan bevredigen. De heer Krantz. Ik neem dat voorstel gaarne over. Die vrees van mindere opbrengst heb ik niet. Als het een grond betrof van eenige bun ders groot, die moest geëxploiteerd worden, zou ik het kunnen toegeven. Maar het zijn kleine stukjes land, die tot grasgewas dienen, en er is dus wel geen groot nadeel te vreezen. De heer de Moen. Het schijnt, dat de heer Krantz meer het oog heeft op den grond in den Pesthuispolder; op den anderen grond zal men wel niet laten bouwen. De heer Krantz. De grond grenst toch aan land van de gemeente, het zoogenaamde Kaamland. De heer Hubrecht. Dat stuk land ligt aan de Slaagslootnabij het Kaamveldin de gemeente Leyderdorp. De Voorzitter. Het Kaamland ligt toeh in de gemeente Leyderdorp en dan heeft de heer Krantz gelijk, wanneer hij beweert, dat die grond grenst aan land mede aan de gemeente behoorende. Ik zou het overigens nu toch wenschelijk achten een termijn te bepalen, opdat aan den huurder niet kon gezegd worden: morgen is de huur uit. De heer Goudsmit. Ik zou daartegen nog al bedenking hebben. Waar schijnlijk heeft onze geachte Voorzitter het oog op de billijkheid. Maar in de eerste plaats moet ik opmerken, dat, waar een der contractanten een gemeentebestuur is, het zich niet laat denken, dat aan die zijde eene on billijke handelwijze zal plaats vinden. Maar ten andere, indien de huurder niet aan zijne verpligtingen voldoet, zou men een proces in forma met al zijne ap- en dependentiën hebben te voeren, terwijl, wanneer men zoodanig eene conditie maakte, men daarvan zou bevrijd zijn en ieder oogenblik over den grond kunnen beschikken. Men had dan geene regterlijke tus- schenkomst noodig. De Voorzitter. Er zal nu, meen ik, eene tweeledige stemming moeten plaats hebben: in de eerste plaats, of de huur voor vijfjaren zal worden bepaalden daarnaof wij den grond zullen verhuren met het regt van weder-opzeggingzonder termijn of met een termijn. De heer Wttewaall. Mijnheer de Voorzitter, het zij mij vergund nog te zeggen, dat ik mij niet vereenig met het beweerde, alsof eene verande ring in den termijn van verhuur van vijf jaren in slechts een jaar geen merkbaren invloed op den huurprijs zoude hebbendaar toch wel niemand een goeden prijs kan geven voor land, dat volgens de voorwaarden behoorlijk moet worden toegemaakt, gezuiverd van onkruid, gesloot en wat verder een goed huurder betaamt te doen. Verhuurt men het voor meerjaren, doch met de bepaling het steeds te kunnen opzeggen, dan zal men bij de opzegging schadevergoeding moeten geven voor arbeidsloon enz.dat ook zijne eigenaardige bezwaren heeft. Zoo geloof ik ook niet dat klein kunnen worden genoemd stukken grond, waarvan een groot is 1 bunder 36 roeden, een tweede 1 bunder 82 roeden en een derde I bunder 52 roeden, land^ geheel in de nabijheid van de stad gelegen. De heer van der Hoeven. Behoeft over het eerste punt wel te worden gestemd, mijnheer de Voorzitter, daar de heer Krantz het voorstel van den heer Kneppelhout heeft overgenomen? Ik geloof, dat thans alleen in om vraag zou kunnen komen, of wij die bijvoeging van opzegging zullen aan nemen. Maar den termijn van vijf jaren meen ik uit de gewisselde consi deration wel te kunnen opmaken als volgens de meening van den Kaad aannemelijk te zijn. Ik kan mij echter daarin vergissen. De Voorzitter. Als dan de heer Krantz kan afzien van zijn voorstel om den huurtijd op twee jaren te bepalen, dan zou in omvraag kunnen worden gebragt de bepaling van vijf jaren met de conditie van opzegging, wanneer het Gemeentebestuur deze noodig keurde. De heer Krantz. Ja, mijnheer de Voorzitter. Ik onderstel dat er oogen- blikken kunnen komendat die gronden voor de stad van meerdere waarde kunnen zijn. De Voorzitter. Ik stel dus de vraag: zal de verhuring geschieden met opzegging op een bepaalden termijn, of zal men bepalen dat de opzegging ten allen tijde kan geschieden? De heer Hubrecht. Zonder bijvoeging van termijn zal dan toch betee- kenendat de huur wordt aangegaan voor vijf jaren. De Voorzitter. Ja, maar daardoor is niet uitgesloten, dat de stad ten allen tijde den grond in bezit kan nemen, terwijl, als men nu een termijn stelt, men b. v. zou kunnen zeggen: de huur is over drie maanden of over een halfjaar om. De heer Hubrecht. Maar zij, die nu voor vijf jaren huur zijn, hoe zullen die moeten stemmen? Ik althans ben voor die bepaling zonder de voorgestelde clausule. De heer van der Hoeven. Ik veronderstelde, dat het niet noodig was te stemmen over een korteren termijn. Ik meen toch, dat de heeren Krantz en Kneppelhout dat denkbeeld reeds hebben losgelaten. Naar mijn gevoelen zou dus eenvoudig in stemming moeten komen de bepaling van vijfjaren huur, met of zonder bijvoeging van termijn van opzegging. De heer van Outeren. Ik geloof, dat de toestand van den huurder bij eene huur van twee jaren zonder reserve nog beter is dan van vijf jaren met bepaling dat de huur elk oogenblik kan worden opgezegd. Ik zou mij willen houden aan de vorige voorwaarden. De heer Scheltema komt ter vergadering. De Voorzitter. Mij dunkt, dat dan maar het best is het eerst alleen in stemming te brengen om de gronden voor vijf jaren te verhuren. Dit voorstel wordt met 13 tegen 7 stemmen aangenomen. Tegende heeren KrantzDriessenKneppelhout van Sterkenburgde Fremery, Hartevelt, de Moen en de Voorzttter. De heer Goudsmit. Ik heb mij de zaak verkeerd voorgesteld, mijnheer de Voorzitter. Ik dachtdatzoo als het voorstel in omvraag werd ge bragt, de bedoeling was: vijf jaren huur met de mogelijkheid van opzegging. De Voorzitter. Neen. De heer Goudsmit. Het misverstand ligt aan mij, Maar ik moet dan mijne stem intrekken. De Voorzitter. Dan is de stemming 12 tegen 8. Maar het doet niets af tot de zaakdie nu toch uitgemaakt is. d. Verhuring van de visscherij in de Vroonwateren. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Voorwaarden van aanbesteding van a. het onderhoud van den Zijldijk b. het onderhoud van een gedeelte van de Haarlemmer trekvaart; c. het onderhoud van het Utrechtsche jaagpad en het reinigen van de vaart; d. het onderhoud van verschillende werken tot het Utrechtsche jaagpad behoorende. Worden op gelijke wijze aangenomen. V. Rekening van de armbakkerij over 1864. De Commissie van Financiën heeft daarop geene aanmerkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen, in ontvang tot 64643.96 }-J, in uitgaaf tot f 40534.64j, en alzoo sluitende met een batig saldo van 24109.32/j, hetgeen de rendanten gehouden zijn in hunne eerstvolgende rekening te verantwoorden. De heeren Hubrecht en Baert verlatenals regenten dezer instellingde vergadering gedurende de behandeling dezer zaak. De heer Hartevelt. Op de rekening en verantwoording van de arm bakkerij heb ik geene aanmerkingenmaar wel op de late indiening daarvan. Eerst in het laatst van November kwam die rekening tot onsen is geda teerd, als ik mij niet vergis, 9 October. Nu begrijp ik niet waarom deze rekening over 1864 eerst den 9<Rn October 1865 wordt ingeleverd; maar dit is zeker, dat de verschillende gezindheden, die brood bij de armbakkerij laten bakkenschier een vol jaar verstoken blijven van het genot van ren ten en overwinst, waarop zij volgens de bestaande overeenkomst regt hebben. De Voorzitter. Het is mij moeijelijk te antwoorden op de vraag, waarom de rekening niet vroeger kon ingediend zijn. Maar ik ben bereid aan regenten den wensch over te brengendat de rekening vroeger worde ingediend. De heer de Moen. Het eenige wat ik hierop zou kunnen antwoorden is dat het sluiten der rekening in verband schijnt te staan met partijen graan, waarvan men nog voorhanden heeft na het eind des jaars. Van iedere partij wordt door regenten eene afzonderlijke rekening gehouden. Als nu b. v. de laatste partij in de magazijnen der armbakkerij aanwezig vroeger opgebak ken was, zou de rekening waarschijnlijk ook vroeger kunnen ingediend zijn, en de berekening der overwinst, aan de verschillende armbesturen uit te keerenworden gemaakt. De Voorzitter. Ik moet dan vragen, of de rekening wel eens vroeger is ingediend. De heer de Moen. Jadat zou uit vorige rekeningen kunnen blijken. De Voorzitter. Het ware misschien het eenvoudigst, wanneer heeren regenten zullen teruggekeerd zijn, dat hun te kennen wierd gegeven, dat die wensch is geuit. Dan is het niet noodig daarover een afzonderlijken brief te schrijven. De conclusie van het rapport tot goedkeuring der rekening wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heeren Hubrecht en Baert keeren in de vergadering terug. De Voorzitter. Ik kan aan heeren regenten mededeelen, dat bij het besluit tot goedkeuring der rekening tevens de wensch is uitgesproken dat die rekening, zoo mogelijk, vroeger mogt worden ingediend. Ik weetniet, in hoever daartegen bezwaren bestaan. Maar ik acht het 't eenvoudigst dit aan de heeren mede te deelenaan hen overlatende die bezwaren op te ge ven of aan den uitgedrukten wensch te gemoet te komen. De heer Baert. Wij zullen trachten aan dit bezwaar zooveel doenlijk te gemoet te komenvoor zooveel de omstandigheden dit zullen toelaten. VI. Adressen tot afschrijving of teruggave van plaatselijke directe be lasting over 1865 van: de erven mr. H. G. Huyser. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden den adressanten de gevraagde afschrijving voor 2/12 gedeelten van hunnen aan slag en mitsdien van f 13.88 te verleenen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. C. M. Wesselingh. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden aan de adressante teruggave te verleenen van betaalde plaatselijke directe belas ting voor 5/12 of 16.44. Wordt op gelijke wijze aangenomen. VII. Adres van brugwachters ter bekoming eener gratificatie. Burgemeester en Wethouders berigten in hun rapport dat voor de inwil-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2