13e lieer Hartevelt. Als verklaard tegenstander van het verleenen van gratificatiën, in welken vorm men die ook wil inkleeden, zal ik tegen deze voordragt stemmen. De heer Goudsmit. Ik ben alleen voor de voordragt, omdat zij tijde lijk is. De heer Le Poole. Ik ben ook tegen dergelijke gratificatiën maar in dit geval, als tijdelijke maatregel, zal ik voor de voordragt stemmen. In hoofdelijke omvrage gebragt, wordt de voordragt aangenomen met 18 stemmen tegen 1die van den heer Hartevelt. VI. Adressen van de ambtenaren bij de plaatselijke belastingen J. Brakel en A. G. Ammerlaan om ontslag uit die betrekking. Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geene bedenking en raden het gevraagd ontslag eervol te verleenen. De conclusie van dit rapport wordt met algemeene stemmen aangenomen. VII. Benoeming van drie ambtenaren bij de plaatselijke belastingen. De voordragt deswege is van den volgenden inhoud Ter vervulling der opengevallen plaats in het personeel der adsistent-com- miesen-portiers bij de plaatselijke belastingen, door het verleend eervol ont slag aan P. A. Bourgeois, en waarin, zij het dan ook voor korten tijd, j ter bevordering eener geregelde dienst, behoort te worden voorzien, hebben wij de eer, onder overlegging der adressen van adspiranten, u de navolgende drie personen aan te bevelenten einde daaruit eene keuze te doenals Johannes Petrus Hemerik, Izaak Johannes Brouwer, Abraham Oudshoorn. Twee vacaturen, te ontstaan door het eventueel te verleenen ontslag aan de commiesen J. Brakel en A. G. Ammerlaaneischen mede dringend voor ziening. Wij stellen u mitsdien voorde bevordering van de adsistent-com- miesen-portiers E. d'Haene en H. A. van der Hart, die daartoe boven anderen de geschiktheid hebbentot commiesen geven u wijders in over weging tevens over te gaan tot de aanstelling van nog twee adsistent-com- miesen-portiersten welken einde wij de vrijheid nemenuit dezelfde solli citanten u eene aanbeveling van de onderstaande drietallen te doen, als: in de eerste plaats: Izaak Johannes Brouwer, Abraham Oudshoorn, Johannes Meijer, en in de tweede plaats: Abraham Oudshoorn, Johannes Meijer, Jacobus van Weizen. Al deze benoemingen zullen ter vermijding eener herbenoeming met Januarijtijdelijktot 1 Mei e. k. moeten geschieden, en geven geene aanspraak op wachtgeld. Deze bepaling is natuurlijk niet van toepassing op E. d'Haene en H. A. van der Hart." De Voorzitter. Ik stel voor bij omvrage te besluiten om de twee eerst- genoemden dier ambtenaren de adsistent-commiesen portiers E. d'Haene en H. A. van der Hart, tot commies te bevorderen. Of bestaat hier bezwaar tegen, en wenscht men liever stemming, dan daartoe over te gaan? De heer van Oüteren. Als er geen bezwaar tegen den vorm bestond zou ik niets tegen deze wijze van stemmen hebben, maar, vermits het hier benoemingen geldtacht ik haar in strijd met het reglement van orde. De Voorzitter. Heeft de heer van O ut eren er bezwaar tegen, dan zul len wij tot de afzonderlijke benoeming overgaan. De heer van Outeren daartoe het verlangen te kennen gegeven hebbende, zoo wordt daartoe besloten. De uitslag der stemming is, dat achtervolgens met 17 stemmen tot com miesen benoemd worden E. d'Haene en H. A. van dgr Hart, zijnde twee briefjes in blanco gelaten. De Voorzitter. Thans dienen wij over te gaan tot benoeming van drie adsistent-commiesen- portiers. De heer de Moen. Het is wel in het rapport gereleveerdmijnheer de Voorzittermaar dragen die sollicitanten nu wel kennisdat zij niet deelen in het pensioen? De Voorzitter. Ja, hunne betrekking duurt slechts tot 1° Mei. Tot de benoeming overgegaan zijnde, wordt met 17 stemmen benoemd J. P. Hemerik, zijnde 2 briefjes in blanco gelaten, met 16 stemmen I. J. Brouwer, zijude 2 briefjes in blanco gelaten, en met 15 stemmen A. Ouds hoorn, zijnde 2 briefjes in blanco gelaten. Voor de voorlaatste benoeming verlaat de heer Le Poole en voor de laatste benoeming de heer van der Hoeven de vergadering. VIII. Eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting over 1865. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Concept-raadsbesluiten a. Tot heffing van 40 opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de gebouwde eigendommen, en 10 opcenten op de ongebouwde eigendommen. Dit concept luidt als volgt: uDe Baad der gemeente Leyden Gezien den 6den titel der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), in verband met art. 3 der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79); Heeft besloten Er zullen, te beginnen met 1 Januarij 1866, op de hoofdsom der grond belasting geheven worden veertig opcenten op de gebouwde eigendommen en tien opcenten op de ongebouwde eigendommen." b. Tot heffing van 50 opcenten op de hoofdsom der personele belasting. Dit concept luidt als volgt: "De Baad der gemeente Leyden, Gezien den 6den titel der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), in verband met de artt. 1 en 8 der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79); Heeft besloten Er zullen, te beginnen met 1 Mei 1866, op de hoofdsommen der perso nele belasting geheven worden 50 opcenten." c. Ter beschikking over 4/5 gedeelten van de opbrengst der rijks-belas ting op het personeel, in deze gemeente geheven. Dit concept luidt als volgt: "De Baad der gemeente Leyden Gezien art. 1 der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79); Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van den 22s,e" Augustus 1865, n°. 3 (Prov. blad n°. 75); Heeft besloten Te beginnen met den lslen Mei 1866, te beschikken over vier vijfde ge deelten van de opbrengst der rijks-belasting op het personeel in deze ge meente geheven." De heer Krantz. De tijd is reeds zoo ver gevorderd, mijnheer de Voor zitter. Zou het niet wenschelijk zijn de behandeling dezer zaak en van de volgende onderwerpen tot eene volgende vergadering uit te stellen? De Voorzitter. Die besluiten zullen toch wel geene aanleiding tot be denkingen geven. Het geldt niet meer de bepaling dier opcentenwaartoe reeds vroeger in beginsel is besloten. De heer Goudsmit. Ik geloof, dat het zaak is deze ontwcrp-besluiten af te doen. De concept-raadsbesluiten a en i worden zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming vastgesteld. De heer Hartevelt. In het concept-raadsbesluit c, thans in behandeling staat, dat over het 4/5 in de rijks personele belasting zal worden beschiktte beginnen met 1° Mei 1866. Wordt daarbij nu verder niet duidelijk omschre vendat over het geheele. 4/5 in 1866 beschikt zal worden, dan volgt mijns inziens daaruit notoir, dat het 's Baads bedoeling is, slechts over acht maan den van 1° Mei tot en met ult°. December 1866 op deze inkomst te reke nen, juist zoo als ik het gaarne gezien had bij de vaststelling onzer begroo ting,'en zoo als ik ook nu nog blijf volhouden dat het behoort. De Voorzitter. Wij kunnen aan geene andere toepassing in deze den ken dan van 1 Mei af. Dan eerst kunnen die belastingen in werking ko men en dus ook hetgeen van rijkswege wordt gegeven. Maar verlangt de heer Hartevelt stemming? De heer Hartevelt. Juist, mijnheer de Voorzitter, omdat de rijks-per sonele belasting van Mei tot Mei wordt opgebragt, blijf ik bij mijn gevoe len, maar de Baad heeft eenmaal beslist, dat men het voor 12 maanden in de begrooting zoude brengenmaar nu vraag ik nogmaals of het raads besluit, zoo als het daar is liggende, niet is in strijd met de vastgestelde be grooting. In stemming gebragt, wordt het ontwerpbesluit lett. c. met 15 tegen 2 stemmen goedgekeurd. Tegen stemmen de heeren Scheltema en Hartevelt. De Voorzitter. Nader is nog gebleken dat bij deze verordeningen nog noodig is eene verordening tot invordering. Ik stel voor die vast te stellen. Zij luidt als volgt: Verordening op de invordering der opcenten op de hoofdsom van 's rijks directe belastingen binnen de gemeente Leyden. Eenig artikel. De invordering der opcenten op de hoofdsom van 's rijks directe belastin gen geschiedt overeenkomstig de regels van de artikelen 258 tot en met 263 der wet van den 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85)." Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heer Hubrecht. Indien de overige aan de orde gestelde onderwerpen niet kunnen worden afgedaan, zoo als met het oog op het vergevorderde uur wel te voorzien is, zoude ik voorstellen althans n°. 14 nog in behan deling te nemen, het verkoopen van doode en andere boomen in en om de stad, alsmede eenig hakhout, daar het saizoen reeds gevorderd is, en dit geen uitstel kan lijden. Hiertoe besloten zijnde, is aan de orde: X. Voordragt tot den verkoop van doode en andere boomen, alsmede van hakhout. Die voordragt wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. De heer Hoog. Ik heb, mijnheer de Voorzitter, in de leeskamer ver schillende stukken gevonden, waarin verschillende grondslagen voor eenen hoofdelijken omslag waren vervat. Ik heb echter onder die stukken niet gezien het rapport der Commissie van Financiën over dat onderwerp. Ik zou er veel belang in stellen om met dat rapport bekend te worden ge maakt, ten einde het gevoelen der commissie omtrent die verschillende stelsels te vernemen. Dit heeft mij gebragt tot het denkbeeldof het niet wenschelijk ware, dat dat rapport der commissie met de verschillende voor stellen gedrukt wierd, ten einde aan de leden dezer vergadering de gele genheid te verschaffen om op eene voldoende wijze met die verschillende denkbeelden en met het gevoelen der commissie bekend te worden. Ik heb de eer dit voorstel aan uw oordeel en dat van mijne geachte medeleden van dezen Baad te onderwerpen. De Voorzitter. Bij Burgemeester en Wethouders bestaat daartegen geen het minste bezwaar; en als de overige heeren dat verlangen deelen, zullen de verschillende voorstellen en het rapport der commissie worden ge drukt en rondgezonden. De heer Hartevelt. Ik wenschte ook nog eene vraag te rigten aan het dagelijkscli bestuur, hoe ver het namelijk gevorderd is met de ophef fing van het Botterdamsche veerwaartoe door ons besloten is den 278ten Julij dezes jaars, bijna vier maanden geleden. De Voorzitter. Ik kan mededeelen dat, daar de zaak met het Haag- sche veer in verband staat, dit een punt van overweging bij het dagelijksch bestuur uitmaakt. De tijd te ver verstreken zijnde, wordt de behandeling der overige aan de orde gestelde punten tot eene volgende vergadering verdaagd, en de ver gadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2