van het afbreken der poort staat hiermede echter in zoo naauw verband dat, naar het mij voorkomt, de al of niet goedkeuring van dezen post het lot dier poort beslist. De heer Tollens. Er zal alzoo moeten besloten worden tot eene uitgaaf waarvoor men geen geld heeft? De Voorzitter. De post diende in ieder geval op de begrooting voor te komen. De heer van der Hoeven. Sedert wanneer kan er geene brug vernieuwd worden, of de daarbij behoorende poort moet afgebroken worden? In vroe ger jaren heeft men toch meermalen eene brug vernieuwd, zonder dat daar om de daarbij gebouwde poort werd afgebroken. Het een sluit toch het ander niet in. De Voorzitter. Ik herhaal, het geldt hier de vernieuwing der brug en de verbetering van den toegangdie zonder het afbreken der poort wel niet kan geschiedenalthans zeker tot geen goede uitkomst leiden zoude. De heer van der Hoeven. Als men de brug gaat verbreedenkomt men toch van zelf later tot de afbraak der poort. Nu heb ik nooit ge merkt, dat die brug zoo bijzonder smal is. Ja, alleen zondags is er nog al veel beweging, ja hebben er zelfs ergelijke tooneelen bij het station van den spoorweg plaats, vooral bij het aankomen van den laatsten avondtrein. Dat is veelal gedrangveroorzaakt door nieuwsgierige beschouwersen ik heb reeds vroeger de wenschelijkheid uitgesproken, dat het door de policie mogt worden belet. Maar bij de poort heeft men daarvan weinig hinder. De heer dü Rieu. Ik zou voorstellen eene kleinere som op de begroo ting uit te trekken, uitsluitend betrekking hebbende op het herstel van de brug. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. De heer Le Poole. Ik zou voorstellen tot later tijd de geheele zaak uit te stellen. Ik wilde de vraag doenis de brug dan in zulk eene situatie dat zij niet nog wat zou kunnen blijven? Het gedrang is toch niet zoo, dat zij veel heeft te lijdenen in de tegenwoordige omstandighedenwaarin wij eene zeer drukkende belasting te gemoet gaanacht ik het geen zaak om tot uitgaven te besluiten, die niet zeer dringend zijn. Wij kunnen een volgend jaar daarop terugkomenwanneer het nieuwe stelsel van belasting eens meer bekend zal zijn en een geregelden gang zal hebben. De heer Hubrecht. Reeds op eenige punten heeft de toegang tot deze stad eenenaar mijn inzien gewenschte verbetering ondergaan en juist hier waar de drukte van de passage het meest is, daar meen ik, dat eene ver andering op eene goede schaal aangelegdeene behoefte is. Het plan tot wegnemen der poort en nieuwe brug staan in naauw verbanden wil men de poort behouden, zoude ik liever de brug laten staan. Op de vraag: lean de brug nog blijven? kan ik antwoorden: de brug is nu door 32 palen gestut, en indien alleen de vraag op sterkte ziet, dan zie ik daarin geen bezwaar. De Voorzitter. Ik zal het artikel in stemming brengen, en dan zal het blijken, of men al of niet gestemd is voor de vernieuwing der brug, en te gelijkertijd ook zonder bijzondere discussiën de afbraak der poort alof niet goedkeurt. Mogt het artikel afgestemd worden, dan zal de Com missie van Fabricage een nader voorstel indienen. De heer du Rieu. Dat acht ik toch niet regelmatig om mijn voorstel op die wijze op zijde te schuiven, en daarentegen voorop te zetten het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel van den heer du Rieu wordt van verschillende zijden on dersteund. De Voorzitter. Hoeveel is dan door den heer du Rieu voorgesteld? De heer du Rieu. Ik heb gezegd, dat ik aan de Commissie onderwerp, hoeveel er voor de herstelling aan de brug alleen noodig is, of om anders later op die zaak terug te komen. De heer Hubrecht. Het is voor de Commissie moeijelijk een juist cij fer voor de vernieuwing der brug alleen op dit oogenblik op le geven. Zoo als het plan nu is voorgedragen, was het een in naauw verband met het andere; de brug b. v. kan 80 duim lager vallen, maar hoe dan met de straat onder de poort, die kan niet lager komen, of weldra kwamen de fondementen bloot. De heer de Fremerv. Vóór het amendement van den heer du Rieu in stemming wordt gebragt, wil ik er op wijzen, dat er ja in het volgend jaar aanzienlijke uitgaven zijn te doen, maar niet in vei houding van de be hoefte die voor 18GÏ zal ontstaan, wanneer er geene buitengewone ont vangsten in mindering zullen kunnen gebragt worden. De heer Meerburg. Ik heb van deskundigen gehoord, dat de Rijns- burgsche poort ja technische, maar volstrekt geene bouwkundige waarde heeft. De heer de Moen. Bij de discussie schijnt te zijn geblekendat er nog al financiële bezwaren bestaan. Daarom verwondert het mijdat reeds het vorig artikel is vastgesteld, waaruit de zaak zeer goed zou kunnen gevon den worden. De Commissie heeft dan ook in haar rapport gezegd: »De commissie erkent, dat deze post op de begrooting zoude behooren; zij vleit zich echter bij het niet ongunstig cijfer der opbrengst van de ver bruiksbelastingen voor het loopende jaar, dat deze daaruit zal kunnen ge vonden worden, dit zal eerst dan kunnen geschiedenwanneer die opbrengst de geraamde sommen tot dat bedrag overtreft. De commissie is daarom te rade geworden dezen post op de begrooting te behoudenonder voorbe houd tot vinding der noodige fondsendaarover later zoodanige voorstel len tot wijziging te brengen als zij geraden zal oordeelen, waardoor wei- ligt niet tot den maatregel, onder n°. 44 voorgesteld, de toevlugt zal be hoeven genomen te worden." En waarom niet? Omdat de Commissie van Financiën het oog had op het vermoedelijk batig slot van 1865, waaruit én het ontbrekende én het eventueel noodige wel zal kunnen ge vonden worden. De heer de Fremery. Ik bedoel de bate uit de vervroegde betaling der vier vijfden van het personeel, maar niet het batig saldo van 1865, dat niet zoo veel zal opbrengen daar in de laatste twee maanden de opbrengst van den accijns voor den wijn veel minder zal zijn dan anders. De accijn- sen hebben over de eerste 9 maanden van dit jaar wel f 7641.26 meerder opgebragt dan de ramingdoch dit cijfer kan nog zeer verminderen dooi de bovenbedoelde afschaffing. Bovendien kunnen wij rekenen op 4000, dat voor het lager onderwijs minder behoeft te worden uitgegeven doch andere aanzienlijke overschotten verwacht ik niet. De heer de Moen. De heer de Fremery zal het mijhoop ikten goede houden, wanneer ik zeg, dat hij nu in zijne berekening schijnt te dwalen; want de dienst van 1865 zal nog al een aardig sommetje doen overblijven. De heer van Outeren. Ik zou, mijnheer de Voorzitter, u in over weging willen geven van in rondvraag te brengen het nemen van een be sluit dat de brug zal blijven in den toestand, waarin die thans verkeert, zoo gebrekkig als die ook zijn moge. De veiligheid, als men daar alleen op letten wil, laat dit toe en kan, moest het zijn, door het aanbrengen van nog meerdere stutten en schoren, dan er nu reeds onder geplaatst zijn, verzekerd blijven. Ziet men tegen zulk een gebrekkigen toestand aan den voornamen toegang onzer gemeente niet op, laten we dan niet, door vernieuwing der brug, een geheel onvoldoend werk maken, dat het ver krijgen van een goed en fraai geheel nog verder zou verschuiven. De Voorzitter. Ik heb reeds gezegd, dat, door over het artikel te stemmende zaak zelve met een zal beslist worden. De heer van der Hoeven. Ik moet toch opmerkendat op pag. 32 der memorie van toelichting het volgende wordt gelezenDaar de brug over den singel aan de Rijnsburgsche poort dringend vernieuwing eischt en het verbeteren van den toegang der gemeente aldaar door het afbreken van die poort is ter sprake gebragtbehoeft tot ondersteuning van dat plan weinig anders in aanmerking te komen dan de kosten, die daaraan verbonden zijn." Nu vind ik het vreemd, dat hetgeen door den heer Krantz op het einde eener zitting werd ter sprake gebragt en door eenige leden werd ondersteundzonder dat daarover echter eene discussie plaats had beschouwd wordt als de uitdrukking van den wensch dezer vergadering. Ware ik destijds in de gelegenheid daartoe geweest, ik zou er mij tegen verklaard hebben. Hetzelfde zal wel met meer leden van den Raad het geval zijn. Hoe kan men dan zeggen, dat tot ondersteuning van dit plan weinig anders in aanmerking behoeft te komen dan de kostendie er aan verbonden zijn Nu schijnt men stilzwijgend te oordeelen dat de meening van sommige leden als die van den Raad moet beschouwd worden en dit zou dan de aanbeveling zijn voor het cijfer. De heer Wttewaall. Mijnheer de Voorzitter. Ik acht het op dit tijd stip niet wenschelijk eene som van f 13000 te besteden voor het ten uitvoer brengen van dit ontworpen plan, doch ik ben bovendien tegen de vernietiging van deze poort, die bij dit plan is opgenomen. Verreweg de meeste menschen hechten geen de minste waarde meer aan het behouden van poorten, dat is duidelijk, ik denk er even zoo over, die tijden zijn voorbijhet sloopen van de Witte-poort vond eenigen tegenstand om den bouwtrant, dan het was wenschelijk, om de bogt die daarin werd aange troffen. Heeft de verandering aldaar veel geld gekost, het meerendeel der ingezetenen, die ik heb gesproken, zijn er mede ingenomenook de Hooge- woerdspoort nadert haar einde, ook zij heeft eene bogt die tot ongelukken aanleiding kan geven. Dan die bezwaren hebben bij de Rijnsburgsche poort geen plaatstot op eenen grooten afstand kan men er door zienzij is boven dien van eenen zeldzamen bouwtrant, en heeft eene bepaalde technische waarde. Met verbazende kosten is zij indertijd daargesteldtoen men ongeloofebjke sommen voor poorten en ijzeren hekken overhad. Zij getuigt van de rijkdommen onzer vooroudersdie aan eene poort zooveel geld konden besteden. Zij is echter van eenen bouwtrant als nergens, voor zoo verre mij bekend is, aanwezig is; dan zij is er nu en al heeft zij dan slechts eene technische waarde, zoo geloof ik dat men ook behoort te eerbiedigen de zienswijze van hen die daar waarde aan hechten. Zij behoort nu tot de zeldzame gebouwen van ons land. En om nu op een oogenblik, als met eene pennestreek deze poort door te schrappen, daar kan ik mij niet mede vereenigen. In andere steden heeft men ook, al hadden eenige poorten geene tech nische waardeer eerst andere personen over gehoord, eer men tot een dergelij- ken maatregel overging. In Haarlem heeft men onlangs groote extra-uitgaven toegestaan om eene poort te behoudenwaarom men voortaan zal kunnen heengaan. Iets dergelijks had plaats te Rotterdamwaar de verfraaijingen ken merken dragen van smaak. Zoo hoorde ik aanvoeren dat het afbreken wen schelijk was om de groote drukte aan dat gedeelte van de stadwelligt had men op liet oog de feesten van den gepasseerden zomer, dan die be hooren hier tot de zeldzaamheden. Alleen des Zondags, bij fraai weder, kan men er eene groote menigte wandelaars aantreffendoch ik acht het niet wenschelijk dit nog te helpen bevorderen; het zal voor velen de zedelijkheid niet bevorderen. Als het noodig wordt geoordeeld zal ik mijne stem uitbrengen om eene breedere brug te doen daarstellendoch verlang die niet in ver band te brengen met het vernietigen van de poort. De heer Hubrecht. Aan den heer van der Hoevendie opmerkte dat hetgeen door drie heeren was aangegeven, stilzwijgend zou zijn aangemerkt als het gevoelen van den Raadmoet ik antwoordendat toch het gevoe len van de meerderheid van den Raad in deze wel in aanmerking mag ko men. In de zitting van 27 Julij 1865 is door drie raadsleden het wegne men der Rijnsburgsche poort als zeer wenschelijk ter sprake gebragt, en der Commissie van Fabricage aanbevolenen werd door den Burgemeester opgemerkt, dat, werd het behoud der poort aan de eene zijde met warmte verdedigdde wensch van een deel dezer vergaderingom waar dit nuttig kon zijn de poorten af te breken, dit der Commissie meer vrijheid gaf tot handelen. En hoe is nu de loop der zaken. Bij raadsbesluit van 28 Mei 1862 werd tot de araotie der buiten-Witte-poort met 12 tegen 6 stemmen besloten; op 16 September 1863 met 14 tegen 1 stem tot die van de Heeren poort. Over het voorstel tot demping der Koepoortsgracht en amotie der Koe-poort staakten de stemmen op 29 October 1863, en in de vergade ring van den volgenden dagtoen de stemmen over dit onderwerp andermaal staakten, was het voorstel volgens de wet verworpen. En wat gebeurt nu. In de zitting van 24 Maart 1864 wordt door de leden op deze zaak terug gekomen en krijgt de Commissie van Fabricage in mandaat het plan we der in te dienen, en daarop wordt in de vergadering %an 2 April 1864 liet plan met 11 tegen 8 stemmen aangenomen. Tot amotie der Mare-poort werd in de zitting van 11 Februarij 1864 met 15 tegen 7 stemmen be sloten, en het wegnemen der Witte-poort, met plan tot verbetering van den toegang aldaar, werd in de zitting van 27 October 1864 met 19 tegen 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 8