juist die straat zoo goed lag. Men is er tien weken werkzaam aan gewéest. Ik kan het nut van dergelijke vernieuwingen niet inzien, die ik meer be schouw als eene zaak van weelde. Er zijn wel andere gedeelten in de stad die vrij wat noodzakelijker waren te verstraten. De labricage-kosten zijn in de laatste jaren zoo hoog opgedrevendat het eene aanmerkelijke som verschilt met voor tien jaren, en nu weder is de voordragt 13000 voor de hoofdstukken 2 en 3 hooger dan voor dit loopende jaar. De heer Hubrecht. Ik begrijp niet wat men met weelderige bestrating bedoelt. Het Kapenburg, van de Houtstraat tot het Noordeindewasineenen staat dat verbetering hoogst noodig was; de rapporten van de policie kon den daarvan getuigen. De straatmakers worden per el betaald, en hun eigen belang brengt dus mede om goed door te werken. De heer van Outeren. Ik wensch aan hetgeen door den heer Hubrecht over dit onderwerp reeds is gezegdnog deze opmerking toe te voegendat eene groote redenwaarom op vele plaatsen de bestrating in onze stad te wenschen overlaat, ook daarin bestaat dat in de laatste jaren, en niet hel minst in dit jaar, een aantal gaspijpen door andere van grooteren omvang is moeten vervangen wordenwaardoor de straat herhaaldelijk moet hersteld worden. Die herstelling is voor het volgend jaar hoog noodigmaar vordert belangrijke uitbreiding van arbeid en materiëel. De heer Le Poole. De heer Hubreeht heeft den heer Lezwyn geen gelijk gegeven. Maar het heeft mij toch ook bevreemd, dat eeue straat, die zoo gelijk lag, ook al weer moest verstraat worden. Nu heb ik ook wel hier en daar eens een gat gezien, maar den volgenden dag was het al weer gedigt. Ik moet dus den heer Lezwyn gelijk gevenen waar wij op bezui niging bedacht zijnmoeten wij ook dit punt daarbij in aanmerking nemen. De heer Scheltema. Ik laat nu in het midden of er onnoodig is ver nieuwd en of de eene straat of gracht begunstigd wordt boven andere, maar ik verklaar mij er tegen om de kosten van bestrating in eens in één jaar te brengen op het dubbele bedrag van vroeger. Die kosten moeten lang zamerhand weder op de vorige som gebragt wordenen is er voor het vol gend jaar iets meer noodig, zoo zou ik in eenige verhooging kunnen toe stemmen doch hoogstens van ƒ3000 of de helft van de gevraagde som. De heer Meerburg. Ik was aanvankelijk ook tegen deze verhoogde uit gaaf; maar na de opheldering, door de Commissie van Fabricage gegeven, en na de verzekering, dat een dergelijk iets niet meer zou voorkomen, zal ik thans voor den post stemmen. De heer Kneppelhout van Sterkenburg. Nu er over de keijen ge sproken wordt wil ik in bedenking geven de oude soort weder te nemen; die nu in de laatste jaren gebruikt worden zijn voor de voetgangers zeer onaangenaam. Leyden was eenmaal gerenommeerd wegens zijne mooije be strating, maar dit is nu niet meer het geval. In andere steden worden groote vierkante keijen gebruikt; ik zou wenschen dat die ook bij ons ge bruikt werden, althans dat die hoekige keijen van tegenwoordig niet meer werden gebruikt. De kunst van bestrating schijnt ook verloren te gaan; b. v. de Kloksteegdie nog niet lang geleden nieuw bestraat werdlaat veel te wenschen over; die straat is geen achterbuurt, en heeft eerder herstel ling noodig dan het Rapenburg van de Houtstraat naar de Breêstraat, waarover zoo lang gewerkt is. De Voorzitter. De Commissie van Fabricage, die er haar werk van maakt na te gaan wat er te doen is, is beter dan elk ander in staat die zaak te beoordeelen. Zij kan dus het best wetenof er gebreken zijn te herstellen, en men dient daarom de zaak met vertrouwen aan de Com missie over te laten. De heer Hubrecht. Bij de behandeling der begrooting voor 1864 is breedvoerig over de soort van keijen gesproken, en toen de maat vastge steld nu tot de vroegere niet doelmatig gekeurde soort terug te keeren zoude ik niet geraden achtenmaar daarbij deze aanbesteding loopt tot ultimo December 1868. De keijen te 's Gravenhage en ook te Amsterdam gebruikt zoude ik hier niet durven aanradendoor de gladheid hebben zij veel tegen, ook de prijs verschilt aanzienlijk, daar bij de laatste aanbesteding te 's Gravenhage de keijen 116.per 1000 moesten gelden, en zij hier voor 41.50 zijn uitbesteed. De heer Wttewaale. Ofschoon ik geenszins ben ingenomen met de buitengewone uitgaven van meer dan 6000 voor straatkeijenklinkers enz., daar de voor het bestraten bestemde verbruikt zijn aan de nieuwe werken en dit veroorzaakt heeft dat de hoognoodige bestrating elders niet heeft kunnen plaats hebbenzoo vordert echter de billijkheid te zeggen dat ik van een ander gevoelen ben dan twee sprekers, die beweerden dat de bestrating van het Kapenburg, waar ik woon, onnoodig was, terwijl het juist dagelijks mijne aandacht trok dat dit gedeelte zooveel te wenschen overliet. Hier meer van te zeg gen is onnoodigdaar meermalen iemand iets nog goed vindt wat een ander reeds lang afkeurde en dit slechts aanleiding geeft tot een nutteloozen strijd. De heer de Moen. Het zou zonderling kunnen schijnen dat de Commissie van Financiën zoo over ruim 6000 meer kan heenstappen. Maar zij heeft inzage genomen van de gespecificeerde opgave van werkendie hoog noodig zijn, welke door den Voorzitter der Commissie van Fabricage is overgelegd. De heer van der Hoeven. Ik ben het niet eensdat wij niet bij magte zouden zijn aanmerkingen op de bestrating te maken. Ik wil toegeven dat de Commissie van Fabricage meer speciaal met de zaak is belast, maar zijdie over de straten gaande bewoners der stad in 't algemeen en niet ■enkel de leden der Commissie van Fabricage, kunnen toch ook over hunne ondervinding spreken. Zoo is het b. v. met de bestrating van de Lange- brug, en ook met die van de Kloksteeg, die de heer Kneppelhout wel meer dan een enkele maal zal doorgaangesteld. Men behoeft de ongelijke hol ten en gaten daar niet angstig te zoekenmaar bij het gaan in die buurten vindt men ze ook tegen zijn zin. Ik kan verklaren, dat zich op verschil lende punten weder gaten vertoonen. De Voorzitter. Ik vertrouw, dat de Commissie van Fabricage daarin spoedig zal voorzien. De heer van der Hoeven. Ik verheug mij over uw vertrouwen. De post wordt hierop goedgekeurd met 19 tegen 3 stemmen. Tegende heeren ScheltemaLibrecht Lezwyn en Le Poole. 1865. No. 74. Onderhoud van wegen en voetpaden 5500. De heer Meerburg. Ik zou er niet voor zijneen gemetseld trottoir buiten de ltijnsburgsche poort daar te stellen. Dat die straat daar nu zoo slecht is, is het gevolg van de populierboomen. Waren die er niet, dan zou er geene verandering nog noodig zijn. De heer Hubrecht. In de memorie van toelichting is een fout; daar staat trottoirsmaar er moest staan trottoirbandenom de mindere kostbaar heid is dit alzoo voorgesteld. Bij de Commissie van Fabricage is wel een hardsteenen trottoirband ter sprake geweestdoch de lengte van den weg 280 el zijnde, zoude dit alleen eene uitgaaf van p. m. 1100 vorderen; daarom is hier de gemetselde trottoirband voorgesteld. De heer de F'remerv. Ik kan mij geheel vereenigen met het uitge trokken cijfer. Ik geloof, dat dit allezins noodig is, maar ik zou willen vragen, of het ook mogelijk ware die populieren te laten staan. Als de weg een weinig verhoogd werdzou welligt aan het bezwaar kunnen wor den te gemoet gekomen. Ik zou het nog al jammer vinden, wanneer die allée wegviel; ook als andere boomen in de plaats worden gezet, moeten er jaren verloopen voor die schaduw geven en nimmer zullen ze met de rij die blijft bestaaneen goed geheel vormen. De heer Tollens. Ik beroep mij op het geheugen van mijne medele den dat ik mij steeds een voorstander van het behoud onzer boomen heb betoond. Maar hier zou ik voor het omhakken zijn, daar de wortels dezer boomen de steenen van het voetpad gedurig opwerken of kuilen veroorzaken. De heer Hubrecht. Ik vrees ookdat door het behoud der boomen men weder zal vervallen in hetgeen men juist wenscht weg te nemen, die ongelijkheid in de straat, door de wortels. Populieren is ook nimmer te verkiezen langs straatwegen, en is op de rijkswegen ook verboden. In stemming gebragt, wordt de post goedgekeurd met 15 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren du Kieu, Scheltema, Wttewaall, Ilartevelt, Kneppel hout van Sterkenburg, Librecht Lezwyn en Le Poole. No. 75. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen 1600. De Commissie van Financiën stelt voor dit nommer met 150 te ver minderen. De heer Hubrecht. De voorgestelde vermindering is wel niet al te groot, maar op het artikel, waarvoor reeds een klein bedrag is uitgetrok ken, hindert elke vermindering. Van het plantsoen wordt door alle standen veel gebruik gemaakten dan is de voorgedragen som toch niet te veel. Ook het plantsoen aan de voormalige Marepoortvroeger afgestaanis hieronder begrepen. De heer de Moen. Het is maar ƒ100 en niet 150, waarmede de ver mindering door de Commissie wordt voorgesteld. De Voorzitter. In het rapport staat f 150. Het zal vermoedelijk eene fout zijn. De heer Krantz. De Commissie heeft alleen gemeend, dat er geene reden bestaat om meer uit te geven dan volgens de laatste rekening was uitgegeven. De heer de Fremery. De verhoogingdie voorgesteld is, is slechts ƒ20, in vergelijking met het vorige jaar; dus waarlijk een onbeduidend verschil. De heer du Kieu. Ik geloof, dat wij niet altijd bet oog moeten hebben op het vorige jaar, maar dat wij op die verfraaijingen wel wat kunnen bezuinigen. De heer Krantz. Het is de rekening van 1864, die ik bedoel. De postin rondvraag gebragt, wordt goedgekeurd met 14 tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren Krantz, du Rieu, Hartevelt, Kneppelhout van Ster kenburg, Librecht Lezwyn, Baert, Le Poole en de Moen. No. 76. Onderhoud van bruggen en overzetveren ƒ14250. De Commissie van Financiën stelt voor dit nommer ad ƒ2350 minder uit te trekkendoor den post voor de brug in den Roomburgerpolder on der Soeterwoude niet op te nemende brug in de Pesthuislaan niet te vernieuwen, maar de dam op die laan in bruikbaren staat te brengen, de vernieuwing der brug over de VVaardgracht bij de Groenesteeg uit te stellen en de som voor stootpalen uitgetrokken te verminderen. De Voorzitter. Het onderhoud der brug in den Koomburgerpolder is eene zaak, die later naauwkeurig zal worden onderzocht. Het onder zoek dat tot dusver is ingesteldheeft nog niet tot de gewenschte uit komsten geleid. De heer Scheltema. Ik wil in overweging geven de Touwersbrug over de Mare van de begrooting af te laten. Ik zie in de memorie van toe lichting, dat het zeer wenschelijk wordt geacht die te veranderen en te verbe teren. Wat wenschelijk wordt geacht is daarom nog niet noodzakelijk. Ik geef dus in overwegingom de vernieuwing van die brug uittestellen tot een volgend jaar. Mogt de vernieuwing dan verlangd worden, en het later blijken dat de dienst van 1865 een batig slot oplevert, dan zou dat batig slot waarschijnlijk daarin kunnen voorzien. De heer Hubrecht. Wat de brug in den Roomburgerpolder betreft, is reeds door den Voorzitter gezegddat die zaak nader zal worden onder zocht. Ik kan voor 's hands tnededeelen, dat in Junij 1644 de Molensloot uitkomende in de Roomburgerwatering voor stadsrekening is gegravenen in 1648 is verbreed, en het schijnt dat de stad alstoen de verpligting om die brug te leggen en te onderhouden op zich heeft genomen; de juiste bescheiden zijn echter nog niet gevonden. Wat de brug bij de Pesthuislaan onder Oegstgeest aangaat, wil de Commissie van Fabricage gaarne aan het verlangen der Commissie van Financiën toegevende dam liggende in de Pesthuislaanis daartoe te gebruiken en dit kan nu zonder hinder geschie den daar dat stuk land met December uit de huur isdaar anders de tegenwoordige huurder hiertegen welligt bezwaren konde hebben. Ook ten aanzien der brug over de Waardgracht bij de Groenesteeg heeft de Com missie van Financiën bezwaar. Die brug moet hersteld wordenwil men nu de uitgaven zoo veel mogelijk is bekrimpen, dan zal men de brug uit het gewoon onderhoud kunnen versterkenen zoo nog wat gaande houdenmaar later moet de post toch weder voorkomen. Ook de som voor aan te schaf fen stootpalen zou wel tot het voorgestelde bedrag kunnen worden vermin derd, maar dan kunnen slechts vier palen zoo als zij nu ingerigt zijn, met ijzeren mutsen, aangeschaft worden, zeker bij de vele bruggen niet 25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 5