hooge regering ten gevolge der wet op het onderwijs opgelegd. De Voor zitter heeft gevraagdof ik algemeene beschouwingen had. Ik zal het hierbij echter laten, maar mij reserveren om bij de behandeling der arti kelen den heer Scheltema zoo noodig te antwoorden. De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten. De Voorzitter. Ik zal thans de beraadslaging openen over de Uitga ven en artikel voor artikel voorlezen, zonder hoofdelijke rondvraag te doen, en vragenof de heeren daarover ook beschouwingen hebben in het mid den te brengen, en zoo niet, ze als aangenomen beschouwen. UITGAVEN. Hoofdstuk I. Huishoudelijk bestuur. Afdeeling I. Bezoldigingschrijf oonenpresentiegelden en reis- en ver blijfkosten, te genieten door de personen in liet dagelijksch bestuur der gemeente werkzaam. De heer de Moen. Ik zou in overweging geven de nomraers 4649 in eens in rondvraag te brengen. Het zijn alle vast bepaalde posten en eene rondvraag over elk artikel afzonderlijk zou maarnoodeloos tijdverlies geven. Dienovereenkomstig besloten zijnde, worden de gemelde posten aldus goedgekeurd: Jaarwedde van den burgemeester 2200; Idem van de wet houders ƒ2700; Idem van den secretaris 2400; Idem van den ontvanger 3000. No. 50. Jaarwedde van den bouwkundige en van de opzigters der ge bouwen, der wegen en dergelijke 5152.50. De Voorzitter. Aangezien omtrent dezen post eenig verschil bestaat tusschen Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën, zal ik den heer Hubrecht verzoeken deze zaak nog eens te willen toelichten en den post daarna in deliberatie brengen. De heer Hubrecht. Ofschoon ik veel van de bemerkingen der Com missie van Financiën wil toegevenmoet ik echter hier van hare ziens wijze verschillen. Ik moet opmerkendat de beide bedoelde opzigters zijn ijverige en kundige menschendie bij zelfstandigheid stipte eerlijkheid paren; hun tractement is te laag cn niet in overeenstemming met de diensten, die zij aan de gemeente bewijzen. Ik vrees, dat, als het vroe ger toegekende bepaald blijft, vooral bij de algemeene aanvrage om be kwame opzigters, zij weldra tegen hoogere bezoldiging elders zullen kunnen geplaatst worden, en dan zeker zoude, daar de vermeerdering toch niet te hoog voorgesteld is, de stad hierdoor nadeel ondervinden. Als men andere gemeenten vergelijkt, dan is daar veel meer hulp en is het personeel der fabricage veel beter gesalarieerd. Te 's Hage b. v. is er, behalve den architect, nog een onder-architect met 1500 bezoldiging, een plan- tagemeester met 1500, twee opzigters ieder ƒ1000, twee opzigters ieder 700, een opzigter over de baggerwerken met ƒ600, en daarenboven een geemployeerde op het bureau van den gemeente-architect met ƒ1400. Be halve hunne gewone werkzaamheden, is het bijhouden der weeklijsten en maandstaten ook aan hen opgedragen de voorgestelde verhooging blijf ik gerust verdedigenen wensch dat de Gemeenteraad zich hiermede zal kunnen vereenigen. De heer Meerburg. Ik heb niets te voegen bij hetgeen door den heer Hubrecht is in het midden gebragt. Ik ben allezins voor de verhooging, en ik geloof dat alle leden met mij overtuigd zijn, dat de beide opzigters knappe menschen zijn, die bijzonder hunnen pligt betrachten. Het is te vreezen, dat zij anders zich elders zullen begeven en dat zoude te bejam meren en tot schade voor de gemeente zijn. De heer Hartevelt. Het al of niet wenschelijke der tractementsverhooging daarlatende, moet ik hier wijzen op den post in de begrooting en de memorie van toelichting. Aan den oningewijde, aan ieder, die de nu in behandeling zijnde begrooting niet toetst aan de vorige, moet het voorkomen, alsof de twee opzieners van gemeentewerken l"e kl. nu reeds ieder 900 tractement genieten. Immers men leest in de memorie van toelichting: //deze jaar wedden zijn als volgt, van: den architect ƒ2500 2 opzieners der ge meentewerken lste kl. ieder a ƒ900 ƒ1800 enz." Het is de Com missie van Financiën, die ons attent maakt, dat die tractementen ƒ750, en niet ƒ900 zijn en was het nu niet veel duidelijker en veel beter geweest, dat in de memorie van toelichting had gestaan: men stelt voor het tractement der beide opzieners van de gemeentewerken te verhoogen ieder met ƒ150. Naar mijn inzien behoorde dit zoo. Hetzelfde geldt van art. 54, dat straks in behandeling zal komen, omtrent den keurmeester der voer- en rijtuigenwiens tractement gezegd wordt te zijn ƒ50.hoewel het slechts ƒ25 is, zoodat ook daar weder eene verhooging moest zijn voorgesteld. De heer de Moen. De heer Hartevelt heeft er zeker niet op gelet, dat het eigenlijk eene memorie van toelichting is op onderscheidene posten, en dat de begrooting altijd een voorstel uitmaakt. Burgemeester en Wethouders stellen dus voor aan de opzigters elk ƒ900 toe te kennen. Nu is het waar, men dient dit eenigzins met scherpzinnigheid te vatten; maar dat is dan ook de redendat de Commissie van Financiën dit punt in haar rap port heeft gereleveerd en tegen de verhooging heeft bezwaar gemaakt. De Voorzitter. Ik moet alleen opmerkendat men in de memorie van toelichting niet spreekt over het verloopene, maar over hetgeen thans voorgedragen wordt. De heer de Moen heeft dat reeds voldoende in het licht gesteld. De heer Hartevelt. Er staat toch: //deze jaarwedden zijn als volgt", en dat doet denkendat zij reeds vroeger zoo waren toegekend. De Voorzitter. Al staat er: «de tractementen zijn als volgt", geeft dat niet te min te kennen, dat zij zoo worden voorgedragen. De heer van der Hoeven. Ik moet tot mijn leedwezen zeggen, mijn heer de Voorzitter, dat ik van u moet verschillen. Ik ben volkomen van het gevoelen van den heer Hartevelt. Het komt mij voor, dat de wijze, waarop de post in de memorie van toelichting wordt behandeldniet is de manier om ons toe te lichten. Daar staat: //deze jaarwedden zijn als volgt." Men zou dus meenen dat het de jaarwedden zijn, zooals ze op de vorige begrooting voorkwamen. Eene vergelijking met de vorige begrooting was wenschelijk. Ik heb het bewijs daarvan in de begrooting zelve, want bij verschillende posten wordt naar de vorige begrooting verwezen. De heer Krantz. Gaarne erken ik de verdiensten der beide opzieners; maar aangezien diezelfde werkzaamheden reeds in vorige jaren door hen zijn verrigt en wij hun twee jaren geleden eene verhooging hebben toegestaan en dewijl wij, bij de afschaffing der accijnsen, dubbel voorzigtig moeten zijnheeft de commissie begrependat zij thans niet kon treden in eene verhooging, te meer daar de verandering vooral ten gunste is van hendie de minste inkomsten hebben. De heer Scheltema. Het moge vreemd klinken, dat ik, die mij zoo zeer voor bezuiniging heb verklaardvoor deze verhooging zal stemmen daarom wensch ik met een enkel woord mijne stem te motiveren. In het algemeen ben ik er voor om, waar het geldt de diensten van knappe, be kwame menschenmet het bepalen van tractementen niet karig te zijn. Ik ben dus voor de verhooging, te meer, daar toch het bedrag niet zoo aan zienlijk is. De heer IIoltz. Mijnheer de Voorzitter! Zeer gaarne ondersteun ik de voordragt van het dagelijksch bestuur, om het tractement van de opzieners Spijker en Fortuin Harreman elk met ƒ150 te verhoogen. Hunne werk zaamheden zijn sedert een paar jaren zoo vermeerderd, dat zij met alle regt aanspraak op die verhooging kunnen maken. Het is voor de gemeente van zeer veel belang dat hare bouwkundige werken niet alleen goed ont worpen maar ook naar den eisch uitgevoerd worden en met dit laatste zijn die opzieners voornamelijk belast; zij bezitten daartoe de noodige be kwaamheid en zijn strikt eerlijk; dit laatste moet men vooral niet uit het oog verliezen. Zelf 30 jaren lang eene zoodanige betrekking bekleed heb bende, vermeen ik eenigzins te kunnen oordeelen, aan welke verzoekingen de opziener over bouwkundige werken blootstaat, inzonderheid wanneer zijn tractement zoo karig is bepaald, dat hij naauwelijks in zijne behoeften kan voorzien. Hierbij komt dat de waarde der opzieners, die genoegzaam van bouwkundige kennis zijn voorzienin den laatsten tijd aanmerkelijk is ge stegen, zoodat het voor Spijker en Fortuin Harreman weinig moeite zou kosten elders een meer voordeelig bestaan te verkrijgenenik wil het gaarne erkennenhun vertrek zou voor de gemeente in het algemeen en voor de Commissie van Fabricage en onzen gemeente-architect in het bij zonder een groot verlies zijn. Genoemde commissie, die dagelijks met de opzieners in aanraking is en over hunne bekwaamheid en ijver het best kan oordeelen, ondersteunde dan ook gaarne hun verzoek tot tractements verhoo ging en uit volle overtuigingdat zij daarop regtraatige aanspraak hebben geef ik ook mijne stem aan de voordragt van Burgemeester en Wethouders, om eene som van ƒ1800 voor het tractement van de beide opzieners der gemeente-werken van de 1® klasse over 1S66 uit te trekken. De heer de Moen. De heer Krantz heeft reeds zoo even genoegzaam uiteengezet, waarop ons beginsel rust. Dat beginsel is om zoo min moge lijk waar het niet dringend noodig iste treden in eene verhooging van uitgaven. Wij hebben in 1866 een belangrijk jaar van overgang. Is het, dat die twee opzieners zoo hoogst bekwame personen zijn, welnu, laten wij dan nog één jaar wachtendan zal de Commissie van Financiën misschien zelve ten hunnen behoeve eene meerdere verhooging kunnen voorstellen. Het is nog maar een paar jaar geleden, dat hun verhooging is toegestaan en de 2e opziener op dit tractement werd benoemd. Het zijn toch genoeg zaam dezelfde werkzaamheden, die zij te verrigten hebben. Wij vonden dat men om die verhooging wat al te spoedig zich adresseerde, hoe gaarne wij ook hun die gunnen, en bekwaamheid bij ijver en goede trouw waardeeren. De heer le Poole. Ik kan geheel instemmen met hetgeen door den heer Hubrecht is aangevoerd. Het betreft personen, die zoozeer het ver trouwen moeten genieten, en die dus op eenige verhooging kunnen aan spraak maken. Ik acht het dus wenschelijk voor de gemeente daartoe te besluiten, vooral wegens het mogelijke, waaraan wij blootstaan, dat zij soms de stad zouden verlaten. Daarbij komt, dat zij wegens hunne ondervinding van al de stadswerken niet gemakkelijk zullen zijn te vervangen. Ik kan niet begrijpen, dat de heer Krantz, die zoozeer voor verfraaijing is, zich zoozeer tegen die verhooging heeft verklaard. Het zijn toch personendie vertrouwen verdienen, die bijzonder knap zijn en hebben bijgedragen tot die verfraaijingen en verbeteringen in de stad. Men moet dus ten hun nen aanzien, dunkt mij, niet karig zijn. De heer Holtz, die de zaak zoo goed kan beoordeelen, heeft mij geheel er toe gebragt om de zaak te on dersteunen. De post, in stemming gebragtwordt goedgekeurd met 17 tegen 5 stemmen, j Tegen: de heeren Krantz, du ïtieu, Wttewaall, Librecht Lezwyn en de Moen. Nos. 5153 worden aldus goedgekeurd: Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der gemeente-secretarie 10200; Idem van den concierge en van de boden 3300; Idem van den klokkenist en klokluider 250. No. 54. Jaarwedde van de keurders, wegers, meters, rooimeesters en dergelijke 4200. De heer de Moen. Het blijkt uit de memorie van toelichting, dat Bur gemeester en Wethouders voorstellen het tractement van den keurmeester der rijtuigen met 25 te verhoogenen aangezien diens wedde al zeer miniem is, komt hem die verhooging allezins toe en is 50 waarlijk niet te veel bij getrouwe pligtsbetrachting, om daarvoor alle huurrijtuigen te keuren. De heer Hoog. Wordt alzoo aan dien keurmeester 50 toegestaan? De Voorzitter. Ja. De heer Hoog. Kan daardoor dan geacht worden te zijn afgedaan het adres, dat in de leeskamer ter inzage heeft gelegen en waarop deze Kaad toch ook beschikken moet, en even zoo ook door de bij het n°. 50 genomen besluiten, die van de opzigters bij de stadswerken, wier bezoldi gingen ook door ons zijn verhoogden van wie ook verzoekschriften waren ingekomen De Voorzitter. Ik geloof, dat door de goedkeuring van den post te vens de adressen van zelve zijn beantwoord. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 55 wordt aldus goedgekeurd: Jaarwedde van den archivaris 600. No. 56. Schrijfloonen f 400. De heer Meerburg. Verleden jaar heeft reeds de heer Tollens en ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 3