enz. zou daardoor welligt aan het bezwaar van den heer Tollens worden te gemoet gekomen. De heer Tollens. Ik stel mij ten deze volstrekt geen partij. Laat het artikel maar blijven, zoo als het is. Het artikel wordt hierop goedgekeurd. Art. 5 luidt aldus: Deze verordening wordt op heden afgekondigd en treedt in werking met den dag, volgende op dien der afkondiging. De heer van Kaathoven. Dat is zeker iets exceptionneels. De Voorzitter. Ja. De heer van Kaathoven. Wordt daarop dan geen goedkeuring van Ge deputeerde Staten gevorderd Zij hebben toch ook in deze het regt van schorsing. De Yookzitter. Neener wordt dadelijk aan hen berigt van gezonden. Het artikel wordt goedgekeurd. De Voorzitter. Er is mij nog opgevallen, in hoever het mogelijk ware eene uitzondering op de verordening toe te laten. Ik heb daarbij gedacht eenig verband te vinden met de verordening van Zoeterwoude, dewijl onze gansche verordening doelt op hetgeen van de zijde van Zoeterwoude kan worden ingevoerd. Nu lees ik in art. 2 der verordening van Zoeterwoude: u Uitzondering op dit verbod kan schriftelijk worden toegestaan door den Burgemeester of ander door hem daartoe aan te wijzen persoondoch niet anders dan 1°. op verklaring van een beëedigd veearts, uit welke den Bur gemeester of den aangewezen persoon duidelijk blijkt dat het ter in- of doorvoer aan de grens der gemeente aangeboden dier volkomen gezond isen 2°. op verklaring van twee geloofwaardige personen dat hetzelfde dier met geen ziek vee in aanraking is geweest en komt uit een stal of weide waar zich tot heden geen ziekteverschijnsel heeft opgedaan." De vraag is nu bij mij ge rezen ofwaar aan het vereischte van dat artikel voldaan wordtgeene uit zondering nu en dan zou kunnen toegelaten worden. Of dus niet, ingeval het verlof tot doorvoer door den Burgemeester van Zoeterwoude gegeven is, ook door den Burgemeester alhier verlof tot invoer zou kunnen worden gegeven. Het zal natuurlijk moeten gelden zoodanig rundvee als aan de voorwaarden door de verordening van Zoeterwoude gesteld voldoet. De schrif telij ke vergunning van mij uitgegaan blijft overigens maar één dag gelden. De heer Goudsmit. Zoo nemen wij, meen ik, in eens de verantwoor delijkheid van onzen Burgemeester en onze ambtenaren weg. Waarom zou den wij hier het heft uit onze handen geven De Voorzitter. Neen, wij blijven altijd het heft in handen houden maar als de invoer in het algemeen verboden is, dan kan men er niet meer op terugkomen. Ik stel mij echter het geval voor van vee, dat men gerustelijk zou kunnen invoeren, en dan zie ik alleen in buitengewone gevallen daar geen bezwaar in, mits onder de noodige waarborgen. De heer Goudsmit. Dan blijven wij altijd afhankelijk van de Zoeter- woudsche waarborgen. De Voorzitter. De waarborg is altijd, dat het vee door een veearts moet onderzocht worden. Het is dus geen waarborg van verschil van inzigt maar een algemeen als deugdelijk erkende waarborg. De heer van Kaathoven. Zou daardoor dan niet het cordon, dat men getrokken heeft, illusoir worden gemaakt? Als toch h(er alleen in aanmer king komt de goedkeuring van den Burgemeester van Zoeterwoudedan be- teekent de gebeele maatregel niets. Ik" geloof niet, dat wij in deze uitzon dering mogen treden. De heer van Outeren. Ik geloof niet, mijnheer de Voorzitter, dat het in uwe bedoeling ligt de zaak in het algemeen afhankelijk te stellen van de toestemming tot doorvoer van runderen, die de Burgemeester van Zoeterwoude geven mogten daardoor het hecht uit handen te gevenmaar dat uwe bedoeling deze is dat, in een enkel speciaal geval, door u verlof kan gegeven worden om deze gemeente in te voeren een rund dat, onder de waarborgen, in de verordening van Zoeterwoude voorgeschreven, binnen die gemeente mag worden vervoerd. De Voorzitter. Mijne bedoeling is deze, dat door mij alleen de toe stemming zou worden gegeven, als het gold vee, dat beantwoordt aan de eischen, in de Zoeterwoudsche verordening gesteld, doch in ieder geval slechts voor één dag geldig. De heer van Kaathoven. Maar die permissie zou toch gegrond zijn op de verklaring van den Burgemeester van Zoeterwoude, en daardoor vervalt de opvatting van den heer van Outeren. Ik voor mij acht het gevaarlijk, omdat de verplaatsing geschiedt uit het zuidelijk afgesloten terrein naar het noordelijke. De heer Hubrecht. Ik geloof, dat de geachte vorige spreker de bedoe ling niet juist inziet; indien toch de Burgemeester van Zoeterwoude, onder de voorwaarden in de verordening zijner gemeente vastgesteld, verlof tot uitvoer naar deze gemeente verleent, is dit op zich zelf nog niet vol doende, maar is ook, volgens de voorgestelde uitzondering, een verlof tot invoer binnen deze stad van den Burgemeester dezer gemeente noodig, die zich dan, alvorens de uitzondering te verleenen, zoo noodig, door de keurmeesters of andere deskundigen zal kunnen doen voorlichten. De Voorzitter. Den modus quo kunnen wij later bepalen. Maar ik zou eerst de vraag willen stellen, of men de zaak wenschelijk acht. Met 10 tegen 9 stemmen wordt het voorstel van den Voorzitter aange nomen. Tegen hebben gestemdde heeren du RieuGoudsmitHoogvan Kaat hovenHartevelt, Tollens, de MoenLibrecht Lezwyn en Wttewaall. De heer de Eremery. Ik wilde nog even zeggen, waarom ik voor de uitzondering ben. Het is bekend, dat er veehouders zijn, die het vee in verschillende gemeenten laten weiden en toch slechts ééne stalling hebben. Komt nu de winter, dan geloof ik, dat er geen overwegend bezwaar bestaat om gezond vee over te laten brengen aan de zijde waar stalling bestaat. Anders komt men in groote moeijelijkheid. Intusschen wordt door den heer Hoog opgemerkt, dat dit alleen in Zoeterwoude en Leyderdorp het geval is; is dit werkelijk zoo, dan zou de bepaling in onze verordening overbodig kunnen geacht worden. De Voorzitter. Er is zoo even besloten tot de opname eener uitzonde ring. Ik zou dus voorstellen het volgende te bepalen//In gevallen waarin krachtens art. 2 der verordening van Zoeterwoude, in dato 5 September jl., verlof tot doorvoer is gegeven, kan door den Burgemeester dezer gemeente, bij uitzondering, van runderen de invoer worden toegelaten. De schrifte lijke vergunning, daartoe noodig, blijft slechts één dag van waarde." De heer van Outeren. Zou het niet duidelijker zijn te lezen//de in voer van bedoelde runderen?" Alzoo aangevuld, wordt het nieuw artikel, thans art. 3 (en waardoor art. 3 thans art. 4 wordt enz.) goedgekeurd met 11 tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren du Rieu, Goudsmit, Hoog, van Kaathoven, Hartevelt, Tollens, Librecht Lezwyn en Wttewaall. De verordening, in haar geheel in hoofdelijke omvrage gebragt, wordt aangenomen met 14 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren Goudsmit, van Kaathoven, Hartevelt, Tollens en Wttewaall. III. Voordragt tot het nemen van maatregelen ten opzigte van de bees tenmarkt, bijaldien de heerschende veeziekte zich alhier of in den omtrek mogt openbaren. Die voordragt is van den volgenden inhoud a- Bij onderscheidene aanschrijvingen in het provinciaal blad van Zuidhol land opgenomen en nu laatstelijk bij die van den 8en dezer maand, Prov. blad n°. 88, ten deze door ons overgelegd, werden wij aangedrongen u de schorsing van de veemarkt, als een der meest afdoende middelen tot wering of beperking althans van de heerschende ziekte onder de runderenvoor te dragen. Wij aarzelden steeds tot dien maatregel over te gaan. Van de eene zijde met warmte aangeprezen, zagen verschillende der zake knndigen, door ons geraadpleegd, er groot bezwaar in. Laatstgemelden waren van oordeel dat de bepalingenten aanzien van onze veemarkt in werking ge treden door alle belanghebbenden goedgekeurdwaardoor gewaakt wordt dat geenerlei vee ter markt wordt toegelatenzonder vooraf door de keur meesters te zijn onderzocht en in goeden staat bevondengenoegzamen waarborg tegen gevaar opleverden. In dien stand van zaken kwam het ons voor alsnog onraadzaam voor, door schorsing van de markt, den handel, voor zoo verre die in het open baar en onder het oog van het gezag konde worden gedreven, te strem men. Ontegenzeggelijk toch zouden daardoor veler belangen worden bena deeld, terwijl waar de handel toch, maar dan ter sluiks en bedektelijk, wordt voortgezet, het vaak meer te duchten scheen dat daardoor de besmet ting ligter konde worden overgeplant. Deze zienswijze steeds toegedaan, vinden wij ook thans nog geene vrij heid u aan te radenreeds nu tot de schorsing te besluiten. Dergelijk be sluit zouden wij dan alleen noodzakelijk achten, wanneer onverhoopt de ziekte in eene of meerdere der ons omringende gemeenten mogt uitbreken of op de markt eenig vee wordt aangetroffen 'van de ziekte verdacht. Ten einde in zoodanig geval onverwijld te kunnen handelen, vragen wij u mag- tiging de verordening tot tijdelijke schorsing der markt te mogen uitvaardi gen, zonder u vooraf te hebben geraadpleegd, waardoor dan soms te veel tijd konde verloren worden. Wij onderwerpen deze onze beschouwing gaarne aan uwe nadere overwe ging. Mogt uwe vergadering, die beschouwing niet deelende, aan eene dadelijke schorsing de voorkeur geven, wij zijn ten volle bereid aan een daartoe strekkend besluit zoo spoedig doenlijk uitvoering te verzekeren." De heer Meerburg. Ik zou mij niet kunnen vereenigen met de niet- schorsing der beestenmarkt. Ik heb nog dezen morgen met een zaakkun dige gesprokendie mij als zijne meening te kennen gaf, dat de eenige en beste weg, tot keering zooveel mogelijk van het kwaad, was de markt te sluiten. Ik heb er geen verstand van; maar dat heeft mij een deskun dige verzekerd. De heer van Wensen. Zoolang er maatregelen worden genomenwaar door men, onder het toezigt van een veearts, de vereischte waarborgen heeft, zoolang acht ik het wenschelijk de markt te laten voortduren. Niet dan in den uitersten nood meen ik, dat men tot eene sluiting behoort over te gaan. De heer van Outeren. Ik kan mij geheel met de voordragt vereenigen. De heer Baert. Ik zou ook dien maatregel eerst willen genomen heb ben als de besmetting zich verder mogt uitbreiden. Ik vereenig mij daarom volkomen met de voordragt. De heer du Rieu. Ik deel ook de beschouwingen, in het rapport ver vat, en acht, bij eene Strenge keuring, de schorsing der markt niet wen schelijk. Ik geef in overweging of bij die keuring niet moest worden ge vraagd van waar het vee werd aangevoerd en door wien. De heer Goudsmit. Ik vereenig mij ook met het rapport, en behalve het daarin aangevoerde heb ik nog twee argumenten. Ik vrees, dat, als men tot eene schorsing overgaat, langs een heimelijken weg toch vee zal worden ingevoerd, en acht het in elk geval beter, dat de keuring ge schiede onder de controle en onder het oog van het gansche publiek. Maar daar komt nog dit bij. Ik vrees, dat, als de markt geschorst wordt, de prijs van het vleesch boven mate zal stijgen. Blijft toch de markt, dan vormt zich als van zelf een marktprijs. Wordt de markt gesloten, zoo worden in zekere mate dan de slagers en alzoo de consumenten van de boeren en veehouders afhankelijk, en zoo zal men uit overdreven zorg voor de gezondheid gebrek krijgen aan gezond voedsel. De heer Hoog. Ik vereenig mij ook met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik heb ook over de zaak mijne gedachten laten gaan, wat wenschelijk ware, de veemarkt alhier dadelijk te sluiten of tot dien maatregel nog niet over te gaanen op grond van de beschouwingen door Burgemeester en Wethouders in hun voorstel ontwikkeld, benevens het dooi den heer Goudsmit daarbij gevoegde, hetgeen ik voor zeer juist houd en volkomen deel, zou ik, behoudens de noodige maatregelen van voorzorg, de markt willen geopend houden. Er zouden echter bij eene verdere ont wikkeling der heerschende ziekte hier in Leyden of zeer in de nabijheid termen kunnen ontstaan om die markt te sluiten en ik vereenig mij daarom geheel met het denkbeeld om voor dat geval nu Burgemeester en Wethou ders te magtigen de sluiting dan te kunnen aankondigenik doe dit in het vertrouwen, dat van deze magtiging niet zal worden gebruik gemaakt dan in dringende noodzakelijkheid. De heer van Kaathoven. Als ik mij niet vergis, dan wordt in dc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 3