de hulp der wetenschap was ingeroepen en door haar krachtiger maatregelen waren aan de hand gedaan. De algemeene beraadslaging hierop gesloten zijnde, wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der ontwerp-verordening. Art. 1 luidt aldus Geen rundvee, hetzij levend of doodnoch huiden, vleesch of afval daar van, wordt langs de zuidelijke grens dezer gemeente, te water of te land, ingevoerd binnen de gemeente Leyden. De heer Goudsmit. Ik wenschte hieromtrent eene inlichting te ontvan gen. Ik ben niet genoeg op de hoogte der zaak om haar geheel te kunnen overzien en beoordeelen, en deskundigen zullen er waarschijnlijk een vol doend antwoord op kunnen geven. Maar ik zou willen vragen, of het niet een verschil maakt, of de huiden versch of gezouten zijn. Er zijn er, die b. v. twee jaren oud zijn. Is het dus niet noodig, het verbod te beperken tot versche huiden? Ik herhaal nogtans, dat ik niet genoeg op de hoogte ben. De heer van Kaathoven. Ik geloof, dat er geen twijfel bestaat, of aan de versche huiden ook besmetting kan kleven. De heer Goudsmit heeft vermoedelijk niet gelet op het woord daarvan. De bepaling ziet dus kennelijk op versche huiden. De heer Goudsmit. Ja, maar het verbod, zoo als het daar ligt, slaat op alle huiden. De Voorzitter. Als de comma verviel, zou welligt het bezwaar van den heer Goudsmit wegvallen, en dan zou de zin doorloopen en de bedoeling duidelijker uitdrukken, dat het versche huiden zijn, waarop het verbod slaat. De heer Goudsmit. Juist, mijnheer de Voorzitter. Ik bedoel namelijk, dat in het verbod toch niet kunnen begrepen worden huidendie b.v. uit Brazilië komen. En zoo als het artikel luidt, zoude alle soort huiden er onder te begrijpen zijn. De heer de Moen. Ik zou het nog veel duidelijker vinden, als et stond wersche huiden en vellen." Die van kalveren en schapen worden doorgaans geen huiden genoemd. Zou het dus niet beter zijndat dit duidelijk werd uitgedrukt; anders zou er alligt quaestie kunnen ontstaan. De heer Goudsmit. Ik bedoel die huidenwelke door de looijers ge bruikt worden. Het is een bijzonder handelsartikel. De heer Tollens. De opmerking van den heer Goudsmit is niet nieuw. Ik heb althans in onderscheidene verordeningenelders ter zake dezer vee ziekte ingevoerdgelezendat alleen invoer van versche huiden verboden is. Tnvoer van huiden uit Brazilië b. v. zougeloof ikgeene besmetting overbrengen. De heer Meerburg. Zou het niet beter zijn te lezen: uitgezonderd gezouten huiden?" De heer du Rieu. Ik geloof, dat versche huiden staan tegenover ge droogde en niet gezouten. Mij dunkt, dat wel gedroogde kunnen worden uitgezonderdmaar daarom nog niet gezoutenwant versche kunnen ook gezouten zijn. Ik geloof, dat men bepaald moet verbieden de versche zoowel als de gezouten huiden. De heer Goudsmit. Ik moet hiertegen opmerkendat de gedroogde huiden ook gezouten zijn. De gezouten zouden dus wel in elk geval kun nen uitgezonderd blijven. De heer du Rieu. De gedroogde komen in een geheel anderen vorm voor. De heer Wttewaall. Ik vermeen dat men hier voornamelijk op het oog heeft versche huiden, die van ziek vee afkomstig kunnen zijn of daar mede in aanraking kunnen zijn geweest. Huidenvervoer acht ik in het algemeen gevaarlijk op dit tijdstip en zoude er in alle geval bij wenschen op te nemen de schapenvellen. De heer de Moen. Ik stel alsnog bepaald voor te lezen//versche hui den en vellen." Dan is alles gevonden. Want schapen- en kalfsvellen wor den geen huiden genoemd. De heer de Fremery. De verordening heeft toch alleen betrekking op rundvee. Ik geloof dus, dat het moeijelijk is ook andere soort huiden onder het verbod te begrijpen. De Voorzitter. Ik voor mij zou mij met het denkbeeld van den heer de Moen wel kunnen vereenigen. De heer Goudsmit. Ik kan niet begrijpen, hoe men den invoer van schapenvellen zou kunnen verbiedenterwijl men de schapen zelve toelaat. De heer Wttewaall. Als men spreekt van de markt te sluiten, dan zullen daar wel degelijk de schapen onder moeten worden begrepen. De heer Goudsmit. Van schapen is nog niet gesproken. Wij spreken nu slechts van het rundvee. De Voorzitter. Maar men kanin verband tot deze zaaktoch zeker wel van vellen spreken. Ik zal intusschen het voorstel van den heer de Moen in rondvraag brengen. De heer van Outeren. Ik wenschte den invoer van gezouten huiden en vellen ook te verbieden; want ik vrees, dat, door dien toe te staan, men aanleiding zou kunnen geven dat ook deze de smetstof medebragten. De heer Goudsmit. Men kon in parenthesi, achter huiden, lezen: met uitzondering van gedroogde." De heer de Moen. Ik acht dit nog niet genoeg. Want gesteld: er waren eens besmette versche huidenen men wilde diebij de tegenwoor dige temperatuur, droogen, dat kan spoedig; dan was het toch niet zon der gevaar. De heer Goudsmit. Dat was goedals gedroogde huiden geene be paalde beteekenis hadden in den handel. De heer de Moen. Ik weet geene andere benaming dan versche, daar alle huiden voor looijers geschikt zijn, ook drooge en gezouten. En daar schapen veel door en met rundvee loopenzou ik het goed achten daar op bedacht te zijn. Ik heb reeds in couranten gelezen van schapen, die geheel besmet warenvan bij zieke koeijen te hebben geweid. De-heer van Outeren. Zoo ruim gesteld, moet ik mij tegen deze wij ziging verklaren. De heer Baert. Ik zou er wel voor zijn om er gezouten huiden bij te voegen. De Voorzitter. Ik weet nu waarlijk niet, hoe wij tot een eind zullen komen als ik een amendement in rondvraag breng en onder het stemmen nog eene nadere wijziging verlangd wordt. De heer de Moen. Ik kan niet anders voorstellen dan versche huiden of vellengezouten kan men niet aannemen dat van boeren of slagters komen. De Voorzitter. Dan kan de heer Baert ook niet anders dan tegen het voorstel van den heer de Moen stemmen. De heer du Rieu. Ik meen, dat, zoo als ik het artikel opgevat heb, het eene goede bepaling is. De heer Stoffels. Ik moet mij tegen het amendement verklaren. De heer Goudsmit. Zoo als het geformuleerd isben ik er ook tegen. Het voorstel van den heer de Moen wordt hierop verworpen met- 14 te gen 5 stemmen. Voor hebben gestemd: de heeren Meerburg, van Wensen, de Fremery, Tollens en de Moen. De heer Goudsmit. Ik zou alsnog voorstellen noch versche huiden noch kalfsvellen toe te laten. De heer de Moen. Dat is hetzelfde. De heer Goudsmit. Neengij hadt vellen in het algemeen willen ver bieden en ik wensch het te beperken tot kalfsvellendaar van schapen vellen geen sprake kan zijn. De heer du Rieu. Ik zou voorstellen het volgende te lezenGeen rundvee, hetzij levend of dood, noch versche of gezouten huiden, vleesch of afval daarvan enz. Het voorstel van den heer du Rieu wordt voldoende ondersteund. De heer Goudsmit. Ik ben voor dit voorstel, als ik daardoor kan ge constateerd achtendat de gedroogde huiden toegelaten zijn. Als dc Raad dat eens iskan ik mij met het voorstel van den heer du Rieu wel ver eenigen. Ik wenschte geconstateerd te hebbendat alleen huidendie be smet zijn, verboden zijn, en dat daaronder geen gedroogde zijn te begrij pen. Als dat de geest der vergadering is, dan weten de ambtenaren waar aan zich te houden. De heer van Kaathoven. Ik geloof, dat, ter voorkoming van alle moeijelijkhedenhet maar wenschelijk ware, dat het artikel bleef, zoo als het is. Want als men begint uit te sluiten, wordt de moeijelijkheid in de toepassing grooter; en waar is dikwijls de grens van dit of dat te vinden? De heer de Moen. Ik ben ook tegen het voorstel, daar ik gezouten huiden niet voor zoo gevaarlijk acht. Ik vrees niet, dat die de smetstof zullen overbrengen. Het voorstel van den heer du Rieu wordt aangenomen met 14 tegen 5 stemmen. Tegen hebben gestemdde heeren van KaathovenHarteveltTollens de Moen en Librecht Lezwyn. Met voorschreven wijziging wordt het artikel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 2 luidt aldas: Door de zuidelijke grens dezer gemeente wordt verstaan de geheele breedte van het Galgewater, de weg voor en langs de voormalige Witte- poort, de singel van de voormalige Witte- lot de voormalige Koe-poort, de weg voor laatstgenoemde poortvoorts de singel tot de Hoogewoerds- poort, de weg voor die poort, en eindelijk de singel van daar tot en voor de brug over den Nieuwen Rijn. De lieer de Moen. Mag ik vragen, mijnheer de burgemeester, of het u bekend is, of de gemeenten, aan den Rijn zuidelijk gelegen, zich aan die verbodsbepaling ook houden of dit zullen doen. Anders helpt het niet veel, dat wij die bepalingen maken. De Voorzitter. Leyderdorp heeft ook reeds eene soortgelijke bepaling gemaakt; Oegstgeest en Voorschoten insgelijks. Oegstgeest heeft met onze bepaling niet te makenwant het ligt niet aan den Rijn. De heer de Moen. Maar dan heb ik nog een bezwaar. Het aanbren gen van huiden en afval zal misschien nog al moeijelijkheid opleveren. Er zijn veel menschenvoor wie dat buiten op te koopen een bedrijf uitmaakt en zouden die artikelen wel ter sluiks in zakken of manden kunnen invoe ren. Dit zal toch moeten gesurveilleerd worden. De Voorzitter. Dit zal natuurlijk zooveel doenlijk geschieden. Het artikel wordt hierop goedgekeurd. Art. 3 luidt aldus: Alle uit- of doorvoer van rundvee, hetzij levend of dood, en van huiden, vleesch of afval daarvanis naar de gemeentengelegen ten zuiden van die lijnverboden. De heer Goudsmit. Nu zal dat artikel toch eenigzins moeten gewijzigd worden. De Voorzitter. Ja, er moet nu staan: //versche en gezouten huiden." De heer de Moen. Dus dan zijn drooge huiden vrij? De Voorzitter. Ja. Het artikel wordt goedgekeurd. Art. 4 luidt aldus: Overtreding van een der artikelen dezer verordening wordt gestraft met eene geldboete van vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk. De heer Tollens. Moet het niet zijn overtreding van elk dezer artikelen De Voorzitter. Het is altijd overtreding van een of meer der artikelen. Maar men kan ook zeggen: van elk der artikelen. Verlangt de heer Tollens dit nog alzoo gewijzigd te hebben? De heer Tollens. Als mijne opmerking niet gedeeld wordt, zal ik er niet op blijven aandringen. Ik zou anders hebben willen lezen: ^overtreding van elk" of //van ieder dezer artikelen." De Voorzitter. Er staat toch reeds wan een der artikelen," waardoor van zelf begrepen is iedere overtreding. De heer Tollens. Ik vrees dat menzich bij de lezing dezer zinsnede zou kunnen vragende overtreding van welk der bovenstaande artikels wordt hier bedoeld? Maar misschien dwaal ik in mijn begrip. De Voorzitter. Ik moet u opmerkendat in de algemeene policie- verordening hetzelfde herhaaldelijk voorkomt. De heer Tollens. Dan was ik destijds minder gesteld op duidelijkheid dan nu. De heer van Kaathoven. Wanneer men las, in plaats van «een der arti kelen overtreding dezer verordeninggeheel of gedeeltelijkwordt gestraft"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2