HANBIIMEN VAN BEN 6EHEEHTERUD TAN MYDEN.
13
fe
Zitting van Donderdag 37 Julij 1865,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heeren TollensLezwynStoffelsde MoenHoltz
du RieuHoogde Fremeryten SandeMeerburgKrantzDriessen
van OuterenHubrechtHarteveltvan der Hoeven en Siegenbeek.
De heer Tichler gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 8
Julij 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuidhollandvan den 18 Julij
1865, n°. 7, (Prov. blad n°. 64) betreffende de herziening der plaatsèlijke
belastingen.
Op voorstel van den Voorzitter wordt dit bladdat bij de stukkensub
n°. 5 aan de orde van den dag gesteldter inzage van de ledert heeft ge
legenzonder nadere voorlezing, voor kennisgeving aangenomen.
2°. Missive van het bestuur van het departement Leyden der Nederland-
sche maatschappij ter bevordering van nij verheidvan den 17 Julij jl.
waarbij de dank wordt betuigd voor hetgeen de Baad heeft gedaan ter
gelegenheid van de 88e algemeene vergadering der maatschappij en van
het nijverheids-congres.
Deze missive is van den volgenden inhoud
«Leyden, 17 Julij 1865.
Het bestuur van het departement Leiden der Nederlandsche Maatschappij
ter bevordering van nijverheid betuigt u bij dezen den dank der Afdeeling
voor de bereidwilligheid waarmede gij de verschillende voorstellen hebt
goedgekeurd, u gedaan in het belang en ter opluistering van de tentoon
stelling van wis- en natuurkundige werktuigen van de hier dezer dagen ge
houden 88ste algemeene vergadering der maatschappij en van het nijverheids
congres.
Namens het Bestuur voornoemd
Aan den Gemeenteraad A. H. van dee Boon Mesch Voorzitter.
van Leiden. H. van Hall, Secretaris.
Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. De verantwoording van de inkomsten en uitgaven der gemeente, over
1864, met de door den ontvanger aangeboden rekening.
2°. Rekening van de stedelijke Gasfabriek, over 1864.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad.
3°. Proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas van den ge
meente-ontvanger, op den 24 Julij dezes jaars.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te nemen voor
kennisgeving en gedurende veertien dagen ter inzage van de leden in de
leeskamer neder te leggen.
4°. Missive van Curatoren van het Gymnasium, van den 18 dezer maand
n°. 11, betreffende de interimaire waarneming van de betrekking, openge
vallen door het eervol ontslag verleend aan den leeraar voor de oude talen,
Dr. J. J. Cornelissen.
5°. Verzoek van C. A. Heintz, tot afschrijving van plaatselijke directe
belasting.
Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën.
6°. Kapport van Gecommitteerden tot de administratie der vereenigde
gast- en leprooshuizen op het adres van den chirurgijn J. A. Longepée,
om continuatie.
7°. Voordragt van Vrouwen-kraammoederster vervulling eener in dat
collegie bestaande vacature.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden
in de leeskamer neder te leggen.
Aan de orde is:
I. Beslissing in zake de opheffing van het Rotterdammer veerwaarom
trent in de vorige vergadering de stemmen staakten.
De VOOKZITTEE. Over deze zaak zal alsnu eene nieuwe stemming moeten
plaats hebben. De heeren zullen zich herinnerendat in de laatste ver
gadering is in stemming gebragt de opheffing van het bedoelde veer, en
dat alzoo zijdie voor gestemd hebbenzich voor die opheffing hebben
verklaard, terwijl zij, die tegen stemden, zich daardoor voor het behoud
van het veer verklaarden. Ik meen ook thans de vraag op dezelfde wijze
in stemming brengen.
De heer Tollens. Als ik in de vorige vergadering tegenwoordig was ge
weest, zou ik tegen de opheffing van het veer gestemd hebben. Ik heb
echter sedert het voorregt gehad het verslag der handelingen van den jong-
sten gemeenteraad te kunnen lezen en ben daardoor in de gelegenheid ge
weest bekend te worden met hetgeen door de heeren over en weder te dezer
zake is in het midden gebragt. Ik erken dat daardoor mijne opinie geheel
is veranderd, weshalve ik thans voor de opheffing zal stemmen.
Met 10 tegen 7 stemmen wordt hierop tot de opheffing van het Rotter
dammer veer besloten.
Tegen de opheffing hebben gestemd de heerenvan der HoevenLibrecht
Lezwyn, Stoffels, Holtz, du Rieu, ten Sande en de Voorzitter.
1865.
De Voorzitter. Nu zullen wij, ingevolge deze beslissing, aan het ge
meentebestuur van Rotterdam het voorstel doen gemeenschappelijke zaken
te regelen en daartoe de magtiging van Gedeputeerde Staten te vragen.
De heer de Moen. Heeft dit dan ook geen betrekking tot 's Graven-
hage en Delft? Wij spreken altijd van Rotterdam. Maar de geheele zaak
is voortgevloeid uit de vacature, in het Rotterdamsche commissariaat ont
staan. Ik zou meenenen ik heb mij in de vorige vergadering in gelijken
geest uitgelaten, dat dit in gemeenschap met de twee andere steden zou
moeten behandeld worden, daar het een gemeenschappelijk veer is.
De Voorzitter. In de stukken wordt gesproken van het Rotterdamsche
veer. Ik zie dus niet in, dat het mogelijk is op dit oogenblik over andere
veren te handelen. Het is raadzamer dat wij in eene volgende vergadering
gelegenheid zoeken dit punt ter tafel te brengen door het doen eener nadere
voordragt. Maar nu in eens die zaak te beslissen, zou ik gevaarlijk achten.
De heer de Moen. Ik geef het toe, mijnheer de Voorzitter; maar de
overledene was commissaris van drie onderscheidene veren.
De heer Krantz. Ik erken dat het moeijelijk zal zijn, in deze zitting
daarover te beslissendoch geloof dat het noodig zal zijnook de Haagsche
en Delftsche veren te regelen, te meer daar ik meen dat met de gemeente
's Gravenhagenadat die de beurtveren heeft opgeheven, geene nadere
regeling heeft plaats gehad.
De Voorzitter. Dan zullen wij in de volgende vergadering eene voor
dragt doen als uitvloeisel dezer stemming.
II. Voordragt tot ondersteuning bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal
van het wets-ontwerp tot bekrachtiging der verleende concessie aan de hee
ren Swaan en van Heyningen tot den aanleg van eene haven te Scheve-
ningen en een van daar uitgaanden spoorweg naar Almelo.
De heer Meerbürg. Het doet mij leed, dat wij geene zekerheid heb
ben dat de Hollandsche spoorweg-maatschappij tot de zaak zal medewerken;
het is slechts eene veronderstelling. Zoolang ik geene zekerheid daarom
trent heb, ook in verband tot de gewenschte rigting op Woerden, ben ik
tegen het adres.
De Voorzitter. Ik geloof niet, dat wij geroepen zijn ons te wenden
tot de maatschappij en te vragengeef ons zekerheid. Die zekerheid kan
eerst gegeven worden, als de zaak in uitvoering wordt gebragt; en voor
die uitvoering denkbaar is moet de wet door de Staten-Generaal worden
aangenomen. Dus willen wij iets doen tot bevordering der zaakdan moe
ten wij dat doen, vóór wij die zekerheid hebben verkregen.
De heer Meerberg. Ik zou daarom die zekerheid niet van de maat
schappij zelve willen hebben. Maar ik blijf volhoudendat wij slechts
eene veronderstelling hebben en geen zekerheid, dat de maatschappij zal
medewerken.
De Voorzitter. Van de maatschappij kan bezwaarlijk worden verlangd
ons die zekerheid te geven.
De heer Meerberg. Ik had gewenscht, dat in het rapport niet de ver
onderstelling maar de zekerheid was uitgedrukt.
De Voorzitter. In het betrokken artikel van de concessie zelf staat,
dat de weg zal loopen tot het station van den Hollandschen spoorweg.
Als dus de concessie gegeven is, is het te verwachten, dat aan de aan
sluiting gevolg zal worden gegeven.
De voordragt, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen
met 16 stemmen tegen 1 (die van den heer Meerburg).
De Voorzitter. Nu zal straks, na de behandeling der overige aan de
orde gestelde onderwerpenworden overgegaan tot benoeming eener com
missie, met het ontwerpen van het adres belast.
III. Voordragt tot het verleenen van gedeeltelijke of geheele afschrijving
van plaatselijke directe belasting over 1865 aan personen die deze gemeente
hebben verlaten.
De Commissie van Financiën kan zich, volgens haar rapport, wel ver
eenigen met deze voordragt om, ter vermijding van herhaalde verzoeken,
aan 48 personen afschrijving te verleenen, tot een gezamentlijk bedrag
van f 590.62.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
op de loopende dienst.
De Commissie van Financiën raadt die staten goed te keuren en vast
te stellen.
De heer van der Hoeven. Ik heb omtrent deze zaak alleen deze vra
gen te doen, mijnheer de Voorzitter. Bij de stukken, die daaromtrent in
de leeskamer waren nedergelegdheb ik ook gezien het verzoek van den
rector van het Gymnasium, om de lessen eenigzins later te doen aanvangen
uit hoofde van de voorgenomen verbouwing. Nu weet ik niet regt, of,
door deze voordragt aan te nemenwij daardoor gerekend worden ook om
trent dit punt toestemmend te beslissen.
De Voorzitter. De rector spreekt de onderstelling uit, dat curatoren
geen zwarigheid maken om de lessen eene week later te doen aanvangen.
Dus het is eene zaakdie de curatoren aangaatmaar niet aan den Raad
ter beslissing gelaten wordt.
De heer van der Hoeven. Ik wist ook niet anders. Maar de vraag
is, welk doel bij de overlegging van dit stuk bestaat. Er is daarin ook
eene klagt, dat het gebouw niet zooveel ruimte voor het gymnasium zal
hebben als het thans heeft. Ik zou dus willen vragenof het niet moge
lijk was geweest, vóór de vaststelling van het plan der verbouwing den
rector te hooren. Er zijn twee ingrediëntentwee hoofdpunten in het over-