HANDELINGEN VAN DIN 61KBENTEBAAD TAN LEIDEN. 11 Kitting van Donderdag 32 Junlj 1865, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordigde heeren HoltzTollensScheltemade Moen Krantz Meerburg, Tichler, van KaathovenHartevelt, de FremeryHoog, Stof fels, Wttewaall, van OuterenDriessen, Cock, LezwynHubrecht, van der HoevenGoudsmit en Siegenbeek. De heer ten Sande gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in_ de zitting van Zaturdag 3 Junij 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland, van den 30en Mei 1865, B. n°. 2638 (3de afd.) G. S. n°. 24, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van den 22e" bevorenstot de uitgilte van gronden aan de Kon. Ned. grofsmederij. 2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 13 Junij jl. B. n°. 2910 (3de afd.) G. S. n°. 31, waarbij worden goedgekeurd de raadsbesluiten van den 3en dier maand, betreffende de tienden onder Leyderdorp en het bij onderhandsch contract wijzigen der aanbesteding van de keijen aan J. N. W. C. Sieburg. Deze worden aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter. Nog heb ik de eer mede te deelendat ik van den heer advokaat Neeb berigt heb ontvangen van het arrest van het provin ciaal Geregtshof in Zuidholland, gewezen tusschen de Commissie van liqui datie der zaken van de voormalige wees- en momboirkamers en de stad Leydenen bij welk arrest het vonnis der Arrondissements-regtbank alhier is bevestigd. Ik zal den Secretaris verzoeken de missive voor te lezen. Die missive is van den volgenden inhoud: //Den heer Burgemeester der gemeente Leyden. Wel-Ed. Geb. Heer! Tot mijn genoegen kan ik u mededeelen dat het provinciaal Geregtshof van Zuidholland, bij arrest van heden, het vonnis der Leydsche regtbank in zake: de Commissie van liquidatie der zaken van de voormalige wees- en momboir-kamers tegen de gemeente Leydenheeft bevestigd. Hoogachtend Leyden, 19 Junij 1865. UEd. D. Mr. Neeb." De Voorzitter. Ik stel voor, deze mededeeling voor kennisgeving aan te nemen en tevens dien heer den dank der vergadering te betuigen voor de bijzondere zorg, aan de behandeling dezer zaak besteed, welker gunstige uitslag zeker voor een groot deel daaraan is te danken. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. Adres van H. Maas, houdende verzoek om het gebruik van open grond aan de Uiterstegracht naast het perceel wijk VII, n°. 495. 2°. Adres van de Wed. van Haansbergen en Dutilhhandelaren in steen kolen alhier, waarbij zij schadevergoeding verzoeken, geleden ten gevolge der betimmering van de Vrouwensteegsbrug. 3°. Adres van J.'Scheltema Jz., tot het leggen van een beerput in de Prinsensteegen het maken van een overloop in die steeg van perceel n°. 326 tot het perceel n°. 659 B. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 4°. Adres van M. J. Schretlen, om als stads-heelmeester te worden gecontinueerd. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van de drie groote armbesturenten fine van berigt en raad. 5°. Missive van C. Leemans, dd. 21 Junij 1865, daarbij toezendende een afdruk van zijn opstel, getiteld: Slooping van stads-poorten." Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, dit te plaatsen in het archief en den auteur den dank der vergadering te betuigen. 6°. Adres van eenige bewoners der Oranjegracht, houdende klagt over de ongelijke ligging der straat van de Oranjegracht. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten op dit adres over te gaan tot de orde van den dag, als zijnde niet geteekend; waarbij de Voorzitter te kennen geeft dat aan de klagt der adressanten door het dagelij ksch be stuur zooveel mogelijk zal worden te gemoet gekomen. De Voorzitter geeft voorts nog kennis dat, volgens den daarvan gehou den wordende rooster, bij de aanstaande verkiezing van leden voor den Gemeenteraad, het hoofdbureau van stemopneming moet zijn zamengesteld, behalve uit den Bargemeesteruit de hh. Cock en Le Poole, het onder bureau uit de hh. van der Hoeven, Meerburg en Holtz. Aan de orde is: I. Benoeming van drie leden van het bestuur over het Werkhuis, bui ten den Gemeenteraad. De heeren Hoog, Stoffels en Cock worden door den Voorzitter aangewe zen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt bevat de volgende dubbeltalen: 1866. is, en ware iiei met udt uc nciui^c vuuiuiw/igvou, ./por litteratoren bestondenaanleiding hadden gegevendat zich in de laatste tijden minder jongelieden daarop hebben toegelegd, gepaard met de nieuwe regeling van het middelbaar onderwijs in bijna geheel ons vaderland, waardoor dit gebrek te sterker wordt gevoelder zouden zeker meerderen zich voordoen om naar zulk eene betrekking te staangelijk de Commissie ook meent te mogen veronderstellendat 'al spoedig in deze behoefte zal worden voorzien. Dit helpt evenwel voor het oogetiblik niet en zij maakt geen bezwaar om in deze omstandigheden, de jaarwedde personeel tot 1600 te bepalenonder uitdrukkelijke voorwaardedat zij bij opvolgende vacature op 1200 blijve vastgesteld. Waartoe zij de vrijheid neemt u bij deze te raden." De heer Tichler. Heeft de eerste docent in de oude talen niet een tractement van ƒ1200? De Voorzitter. Jamaar men moet niet te veel hechten aan dat woord eerste. Er zijn twee docenten in de oude talen, maar niet bepaald een eerste en een tweede. De heer Tichler. De nieuw benoemde zou dan toch de tweede, of de laatst aangestelde docent zijn. De Voorzitter. In zoover als er een wasjamaar niet in rangorde. Er bestaat geen rangorde in het vak der oude talen. Er zijn twee leeraren, doch waarvan de een niet is de eerste, en de ander de tweede. De heer Tichler. Het komt mij voor, dat het voor den thans bestaan- den docent, die slechts een tractement van ƒ1200 geniet, hinderlijk moet zijnzoo hij door een later aangekomene op eene verhoogde bezoldiging van ƒ1600 wordt ter zijde gestaan, zonder dat zijn tractement tot eenige ver hooging in aanmerking komt, en daarom zoude ik wel wenschen dat daarin op de eene of andere wijze werd voorzien. De Voorzitter. De zaak is het gevolg van de schaarschtedie zich thans voorgedaan heeft. Het is in den ganschen maatsehappelijken loop van zaken zoo gelegendatals er schaarschte bestaatde persoondien men wil hebbenvoor eene hoogere som gezocht moet worden. Maar ik geef toe, dat het voor den bestaanden docent minder aangenaam kan zijn. De heer van Kaathoven. Ik deel eenigzins het bezwaar van den heer Tichler. Ik geef toe, dat sedert de verdeeling van het onderwijs in vakken en niet in klassen de vroegere rangorde van rectorconrector en praeceptor en dus ook van eersten en tweeden onderwijzer, vervalt. Maar als het waar is dat door de schaarschte van docenten in de oude talen dit artikel in den laatsten tijd in prijs gestegen is en ten gevolge daarvan de te benoemen docent ƒ400 meer zal genietendan moet ook de ander, de thans werkzame docent, in waarde rijzen, niet van onderwijs, maar in geldswaarde. Mij dunkt, dat het consequent zou zijn, om, wanneer tegen zijne geschiktheid geen bezwaar bestaat, ook zijn tractement te verhoogen. In elk geval zal hij in staat gesteld moeten worden die aanvrage te doen. Ik wil daar nog dit bijvoegen. Ik stel alle vertrouwen in de kennis van heeren Curatoren, om te beoordeelen of de verlangde persoon voor de betrekking geschiktheid heeft, maar ik had verwacht dat men daarbij meer openhartig jegens den Kaad zou zijn te werk gegaan en eenigzins aangewezen te zien den weg, Voor het aftredend lid, den heer D. A. Schretlen, de heeren: D. A. Schretlen en G. H. Bertrand. Voor het aftredend lid, den heer II. Zaalberg, de heeren: H. Zaalberg en A. C. Leembruggen, en Voor het aftredend lid, den heer J. van Heukelom, de heeren: J. van Heukelom en H. P. J. van Wensen. De uitslag der stemming is als volgt: Voor het eerste lid wordt met 19 stemmen benoemd de lieer D. A. Schretlen; zijnde 1 stem uitgebragt op den heer A. C. Leembruggen, terwijl I briefje in blanco was gelaten. Vóór het tweede lid wordenbij eene eerste stemminguitgebragt op de heeren H. Zaalberg en A. C. Leembruggen elk 9 stemmenterwijl 3 briefjes in blanco waren gelaten. Bij eene tweede vrije stemming wordt de heer A. C. Leembruggen met 10 stemmen benoemd, zijnde 9 stemmen uitgebragt op den heer H. Zaal berg, terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten. Voor het derde lid wordt met 21 stemmen benoemd de heer J. van Heukelom; terwijl er ook 1 blanco-briefje in de bus wordt gevonden. II. Staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting van 1864. De Commissie van Einanciën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die goed te keuren. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. III. Voorstel van Curatoren van het Gymnasium aangaande de vervul ling der vacante betrekking van leeraar in de oude talen. Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud: //De Commissie van Financiën heeft hare overwegingen laten gaari over den brief van Curatoren van het Gymnasium, van den 26 der vorige maand n°. 5, waarbij deze, nadat liet u behaagd had het tractement van beide leeraren in de oude talen op ƒ1200 te bepalen, mededeelen dat bij oproe ping zich slechts één aspirant heeft opgedaanwien zij om aangevoerde redenen zwarigheid maken aan te bevelen; dat zij, ten gevolge van verkre gen aanzoek, bekend zijn dat een voor die betrekking allezins geschikt persoon bereid is haar te aanvaarden, mits de jaarwedde op ƒ1600 worde vastgesteld, hetgeen Curatoren wagen u in overweging te geven. Het is der Commissie bij hare deliberatiën voorgekomendat alleen over dit financiële puntafgescheiden van al het overigehaar advies door u wordt verlangd en zij wenscht zich daarbij dan ook geheel te bepalen. Zij beschouwt dat eené bezoldiging van ƒ1200 in den régel voor deze betrekking 11 J- IL ..:„A H i- H ..tnCnirvn 71 of On /"I O OP ffPAflCTPr

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 1