zelf aangeeft, dat er 56 op de el zullen gaan, waardoor met 75,000 I keijen 1339 ellen worden bestraat; het komt mij vreemd voor, dat I de Commissie van Fabricagedoor de woorden niet meer juist zal bewerken wat zij wil voorkomen. En wat aangaat hetgeen omtrent de boete wordt j gezegd in het rapport van de Commissie van Fabricage, dit is mijns inziens nog vreemder; de adressant stelt zelf voor, de helft der 75/m. keijen te leveren, vier weken na het hier genomen besluit, en de wederhelft vóór of op uit0. Julij a. s.; het eerste kan dus blijven, het laatste kan b. v. met eene maand worden verlengd; op deze wijze heeft men een fixe termijn, en men staat toe, wat den adressant vraagt; besluiten wij daarentegen, overeenkomstig het rapport der Commissie van Fabricage, dan kan de leve ring ook in October of December van dit jaar geschieden, zonder dat de leverancier in boete vervalt. De heer Hubbecht. In antwoord op de vraagwat de reden is waarom er niet meer dan 56 keijen in de vierkante el mogen gaan, moet ik herinneren, dat er, bij de behandeling der begrooting juist door den Eaad bezwaar was gemaakt om veel grootere keijen voor de bestrating te nemen. De Commissie heeft daarom de proef genomen met de nu aange boden soort op de Koepoortsgracht en gezien, dat het goed uitkwam met het getal, en zij kan verzekeren, dat de keijen, die de adressant aanbiedt, best voldoen. Wat de boete betreft, moet ik zeggen, dat tus- schen de indiening van het adres en de behandeling in den Gemeenteraad geruime tijd is verloopen, zoodat nu de boete reeds verschuldigd zoude zijn. Daarom stellen wij nu de ontheffing voor, terwijl in een volgend jaar bij verzuim van den aannemer de boete weer in volle kracht is. De conclusie van het rapport, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 18 stemmen tegen 1 (die van den heer Hartevelt). V. Adres van D. van Schie ter bekoming van gemeentegrond aan de Waardgracht. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud «■Bij nevensgaand adres verzoekt Dirk van Schieveehandelaarvergunning tot het behoud van een meststaal op het open erf in de Kaarsemakerstraat achter zijne veestalling aan de Waardgracht, wijk VIII, n°. 471, onder dezelfde voorwaarden als dit aan zijne voorgangers werd toegestaan. De Commissie van Fabricage heeft daartegen, blijkens haar ten deze overgelegd rapport, geen bezwaar en raadt zelfs, dien grond tot dat einde aan den adressant in eigendom af te staan. Wij vereenigen ons gaarne met haar advies en raden u dienovereenkomstig, bedoeld stukje gronds, ter lengte van 12 bij eene breedte van 11 ellen, kadaster sectie C, n°. 947hetwelk gebleken is niet te vallen in de termen van art. 230 der gemeentewet, aan den adressant in eigendom af te staan, tegen betaling eener koopsom van f70.berekend naar den penning XX der jaarlijksche recognitie van f 3.50, tot heden voor het gebruik betaald; terwijl hij zijne aanvrage omtrent den meststaal later zou kunnen herhalen." De heer de Moen. Ik heb nog al bezwaar tegen het rapport. Het is toch in strijd, meen ik, met de bepaling der algemeene policie-verordening volgens welke er geene mestvaalten binnen de stad mogen zijn. Den adres sant, den grond op recognitie hebbende, zou zelfs nu reeds de vergunning" daartoe moeten zijn opgezegd. En nu dien grond in eigendom af te staan tot dat doel kan, dunkt mij, nog minder. Ik zou dien grond dan liever willen afstaan bij de aangenzende om te bebouwenwaartoe vroeger dan ook een adres is ingediend; ik bedoel de westzijde van de Kaarsenmakersstraat. De heer Hubbecht. Het is een stukje grond gelegen naast het open terrein in de Kaarsenmakersstraathetwelk aan van Duuren vroeger ter bebou wing is afgestaan, en daar wenschte van Schie de mestvaalt te behouden. Bij onderzoek echter is gebleken dat van Schie, het gebruik van dien grond, aan eenen vorigen eigenaar precario afgestaan, nimmer had aange vraagd, en daarom zoude hij eerst den grond moeten aanvragen, en daarna vergunning om volgens de daarvoor vastgestelde bepalingen aldaar eene mestvaalt aan te leggen. De heer de Moen. Het is toch eene bepaalde voorwaardewaar dan ook mestvaalten mogen liggen. En om dat nu toe te staan tusschen de huizen die worden aangebouwd, acht ik niet in overeenstemming met de ge zondheid noch met de zindelijkheid. De Voorzitter. Als de bak goed gesloten is, bestaat daaromtrent misschien minder bezwaar. De heer Hubbecht. De policie-verordening geeft voorschriften, hoe die mestbakken moeten ingerigt zijno. a. dat zij waterdigt moeten wezen. De heer de Moen. Ik moet er mij evenwel tegen blijven verklaren. De heer Tichleb. Ik deel geheel het gevoelen van den heer de Moen. Liever zag ik het getal mestvaalten verminderendan toenemenomdat hare uitdampingen schadelijk zijn voor de gezondheid. De heer Tollens. Ik meende eerst voor het verzoek te stemmen, ver mits ik dachtdat er voorhands alleen sprake was om den grond af te staan en dat eerst later zou worden overwogen, in hoever het hebben eener mest vaalt aldaar zou kunnen worden toegestaan. Nu het echter blijkt, dat het afstaan van den gevraagden grond tevens ingewikkeld het aanstaand verlof inhouden zal, om aldaar een mestput te plaatsen, ben ik er bepaald tegen. De heer van der Hoeven. Ik zal, na het gehoorde, er ook tegen moeten stemmenwant ik verbeeld mijdat de afstand van den grond alleen verlangd wordt uithoofde van de bepaalde bedoeling die de requestrant daarmede heeft, zoodat wij dan later, zonder inconsequent te zijn, op het tweede deel van het verzoek niet meer ongunstig kunnen beschikken. Er staat wel in het rapport, dat wij het kunnenmaar zonder inconsequent te zijn, kunnen wij het niet. De conclusie van het rapport, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt verworpen met 10 tegen 9 steramen. Voor: de heeren Stoffels, Hubrecht, de Fremery, Holtz, le Poole, van Outeren, Meerburg, ten Sande en de Voorzitter. VI. Adres van J. L. Creyghton, ter bekoming van gemeentegrond bij de Morsch-poort. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud //In onze handen werd ten fine van berigt en raad gesteld een adres van Jacobus Leonardus Creyghtonter bekoming van een gedeelte gemeente- gronds aan de Morschpoort, ten einde aldaar een gebouw te stellen, ge deeltelijk bestemd tot werkplaats en anderdeels tot bergplaats van petroleum terwijl het bovengedeelte tot woning zoude worden ingerigt. Wij hebben daarop het ten deze overgelegd rapport der Commissie van Fabricage ingewonnen en zijn met haar van oordeel dat de bebouwing van dien grond tot ontsiering van straat en poort zou strekken en daarenboven wanneer het afbreken dier poort ter sprake mogt komen, moeijelijkheid zou opleverenweshalve ook wij in des adressants verzoek zwarigheid vinden en ons verpligt zien tot de afwijzing daarvan te raden." Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Suppletoire staten van begrooting en staten van af- en overschrij ving, dienst 1864, van: het K. C. Armbestuur. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren. Wordt op gelijke wijze aangenomen. het B. C. Wees- en Oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën heeft daartegen mede geene bedenkingen en raadt die staten goed te keuren. Wordt aangenomen als voren. VIII. Eekening, over 1864, van het Werkhuis. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen: de ontvangsten ad f 32824.58|de uitgaven ad f 32701.001alzoo sluitende met een batig saldo van f128.58, van welke som in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan. De heer Stoffels. Alvorens de vergadering te verlaten, zij het mij vergund nog iets te zeggenten einde op die rekening bijzonder opmerk zaam te maken. Daaruit zal toch blijken, welk nut door deze inrigting wordt te weeg gebragt. De gemeente heeft daartoe slechts bijgedragen 4000, terwijl de voeding der opgenomenen ruim 7000 heeft bedragen, en het uitbetaalde werkloon ongeveer f 5000; eene niet onbelangrijke som, vooral met het oog daarop, dat die opgenomenen meestal menschen zijn die elders geen werk kunnen bekomen. Ziedaar het nut, door de inrigting tot stand gebragt. En was er vroeger bezwaar bij vele personen om er in opgenomen te worden, zij komen er thans met genoegen. Het is door deze inrigting en door soortgelijke alleen dat bedelarij kan geweerd worden. De heer van der Hoeven. Ik heb geene aanmerking; maar bij deze gelegenheid wenschte ik een enkel woord in het midden te brengen om ook mijne ingenomenheid met het Werkhuis te betuigen. Ik houd het Werk huis voor eene hoogst nuttige inrigting, die de stad veel diensten bewijst. Het is tot stand gekomen, terwijl vele theoristen van de bepaalde meening uitgingen, dat eene dergelijke inrigting verkeerd was. De uitkomst heeft anders geleerd. Wij moeten ons daarom niet al te spoedig door stellige uitspraken laten intimideren. De heer Le Poole. Ik heb ook geene bepaalde consideratie; maar ik zou als het ware willen uitlokken eene openlijke hulde-betooning aan de leden van den Eaaddie over het Werkhuis het bestuur uitoefenen en die daardoor zooveel bijdragen tot nut der behoeftigen. Sedert de oprigting wordt men bijna niet meer door bedelaars lastig gevallen, en wanneer men de harde uitdrukking moet bezigen: «gaat werken," dan vindt men aldaar ook werk. Al wat in het Werkhuis vervaardigd wordt, draagt steeds bij zondere goedkeuring weg en laat niets te wenschen over. Ik wenschte gaarne dat de vergadering een bewijs van erkentelijkheid gaf voor het vele goededat deze inrigting stichten daarmede ook aan die commissarissen die. geene leden van den Eaad zijn. Het is eene inrigting die heerlijk werkten de directeurdie aan het hoofd er van staatbestuurt wel alles op de meest gepaste en doelmatige wijzeten nutte en ten beste van die er werken willen. De Voorzitter. Ofschoon ik ten volle beaam al hetgeen tot lof en waardering dezer inrigting is aangevoerdzoo geloof ik evenwel nietdat het, bij gelegenheid der rekening, te pas komt om van de zijde der ver gadering een openlijk blijk van goedkeuring aan deze administratie te geven. Men zou daartoe eene andere en meer geschikte gelegenheid kun nen aangrijpen. Intusschen geven de woorden, die hier publiek gesproken zijn, reeds genoegzame blijken van hoogschatting van de pogingen, door het bestuur in het werk gesteld. De conclusie van het rapport wordt hierop met algemeene stemmen aan genomen hebbende de heeren StoffelsKrantzDriessen en de Moenals leden van het bestuur over het Werkhuis, gedurende de behandeling dezer zaak de vergadering verlaten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DEABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2