HANDELINGEN VAN DIN iSEENTERAAD VAN LEIDEN. 8 Zitting van Donderdag 37 April 1865, geopend des namiddags ten 3 ure. Voorzitterde heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren Holtz, Stoffels, Meerburg, Hoog, Tollens, Scheltema, Krantz, Wttewaall, Tichler, Le Poole, de Fremery, de Moen van Outerenten Sandedu BieuHubrechtvan der Hoeven en Siegenbeek. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 20 April 11. worden gelezen. De Voorzitter. Ik moet mij eene aanmerking veroorloven op hetgeen er vermeld is nopens de zamenstelling van het stembureau ter verkiezing van een lid voor de Provinciale Staten. Ik heb hooren lezenalsof door mij beslist was, dat de heer Cock geen lid van het stembureau zou zijn. Ik-meen gezegd te hebben, dat de heer Cock mijnerzijds was geraadpleegd en verzocht hadzelf als lid der Staten uitvallendevoor ditmaal niet als lid van het stembureau in aanmerking te komen. Wat in de tweede plaats het geschenk aan den adjudant-onderofficier der schutterij betreft, meen ik niet te hebben gezegd waaruit dat geschenk bestond. Dit zou niet te min volledigheidshalve kunnen blijven. De notulen worden alsnog gewijzigd naar aanleiding der eerste door den Voorzitter gemaakte bedenking en alzoo goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Adres van J. N. W. C. Sieburghte Amsterdamhoudende verzoek tot wijziging van het contract van aanbesteding der straatkeijen. 2°. Adres van J. Zuurdeeg Zoon c. s., strekkende tot opheffing van het Eotterdammer veer. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 3°. Adres van J. H. Koper, om tot Commissaris van het Eotterdammer veer te worden benoemd. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt', dit adres ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Ik heb voorts de eer over te leggen het proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas van den gemeente-ontvanger, op den 24»t«n April 11. Ik stel voor dat proces-verbaal voor kennisgeving aan te nemen en het even als het adres van de hh. Zuurdeeg c. s. ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Het spreekt overigens van zelf, dat wij niet tot eene benoeming van een commissaris van het Eotterdamsche veer kunnen overgaan, alvorens op dat adres beschikt zij. De heer van der Hoeven. Mag ik vragen nog te mogen vernemen, door welke personen de opheffing van het veer wordt verlangd? De Voorzitter. Door de heeren J. Zuurdeeg Zoonmet andere industrië len in deze stad. De heer van der Hoeven. Het adres zal toch ter lezing worden gelegd De Voorzitter. Ja, maar eerst moet het nog in onze handen worden gesteld. De heer van der Hoeven. Het zou mij leed doenals de zaak lang werd uitgesteld. Ik zou wel wenschendat wij die vroeger konden beslissen; want het schijnt, dat er nog al de aandacht op gevestigd wordt. Het aantal sollicitanten voor deze betrekking is reeds groot, en met den dag wordt dat getal grooter. Ik wenschte dus wel, dat wij spoedig tot een einde kwamen, daar de keuze steeds moeijelijker wordt. De Voorzitter. Gij zult u herinneren, dat er in de vorige zitting ook verlangd was vooraf eene instructie voor den commissaris vast te stellen. Ook daarmede zal intusschen gewacht wordentot er over al of niet behoud der betrekking zal beslist zijn. Ik hoop, dat in de eerstvol gende vergadering die hoofdvraag ter behandeling zal kunnen komen. Ik moet intusschen herinneren, dat de Kamer van Koophandel mede zal moe ten gehoord worden. Dat kan dus nog eenig verwijl ten gevolge hebben; maar ik zou echter ons medelid, voorzitter dier Kamer, wel willen verzoeken de zaak met eenigen spoed te behandelen. Ten aanzien van laatstgemeld stuk wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. De Voorzitter. Ik heb voorts de eer mede te deelen, dat de heer Eogge mij verzocht heeft zijnen dank aan den Eaad te betuigen voor het gunstig besluit, te zijnen aanzien genomen. Wordt aangenomen voor kennisgeving. Aan de orde is: I. Benoeming van een hulp-onderwijzer van de eerste klassemet den rang van hoofd-onderwijzeraan de openbare lagere school n°. 1 voor onvermogenden. De heeren Tollens, du Eieu en van der Hoeven worden door den Voor zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt bevat de volgende namen, als: Kasper de Jong, Jan Dek ker, Jean Joseph Hubert Bokhorst, allen als hulp-onderwijzer aan eene der openbare lagere scholen werkzaam. De uitslag der stemming is, dat met 13 stemmen benoemd wordt K. de Jong, zijnde 4 stemmen uitgebragt op J. Dekker en 1 op J. J. H. Bokhorst. De heer Scheltema verlaat de vergadering. H. Twee bezwaarschriften tegen- en vaststelling van het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1865. 1866. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud «Tegen het kohier der plaatselijke directe belasting voor de loopende dienst, hetgeen, volgens art. 264 der wet van den 29 Junij 1851 (Staatsbl. n°. 85), gedurende 14 dagen, nadat het door ons was vastgesteld, ter Se cretarie dezer gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd, zijn twee bezwaarschriften ingekomen, als van H. Muller, art. 644, zich noemende boekhouder van H. Wille en C°. te Amsterdam, en mededeelende als zoo danig te zijn inwonend werkbode; J. M. Heitmann, art. 648, zich noe mende inwonend werkbode van F. H. Bothe te 's Gravenhage, hetgeen door een daarbij gevoegd adres van F. H. Bothe wordt bevestigd. Een onderzoek heeft ons overtuigd, dat in de rijks-belastingen, die ten grondslag van onzen plaatselijken hoofdelijken omslag liggen, de chefs de zer inrigtingen zijn aangeslagen en geenszins hunne inwonende werkboden, en deze laatsten alzoo abusivelijk op het kohier zijn gebragt. Eedenen waarom wij u voorstellen deze op het kohier te royeren en dat daarna vast te stellen." Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomenen mitsdien het kohier vastgesteld ten bedrage van 52175.12. III. Suppletoire begrooting op de dienst van 1864. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen. Wordt op gelijke wijze aangenomen. IY. Bepaling van de jaarwedden van den directeur en den adjunct- direc.teur van het brandwezen. De voordragt van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: «Bij de verordening op het brandwezen is bepaalddat aan den direc teur van het brandwezen en zijnen adjunct tractementen zullen worden toe gelegd. Deze jaarwedden zijn nog niet bepaald, en het is noodig dat deze geregeld worden alvorens tot de benoeming worde overgegaan. Naar den omvang dier werkzaamheden is het ons voorgekomendat het billijk is dat aan den directeur eene bezoldiging worde toegekend van vier honderd gul den en aan den adjunct een honderd vijftig gulden, waartoe wij bij deze de vrijheid nemen u de vereischte voordragt te doen." De Commissie van Financiën vereenigt zich met dat voorstel. De heer Meerburg. Ik kan mij met de voordragt moeijelijk vereenigen. Naar mijn inzien zijn deze jaarwedden te hoog opgevoerd. Ik ben beangst, als wij zoo voortgaan, dat onze uitgaven door de inkomsten moeijelijk zul len kunnen worden vereffend. Verleden week zijn wij in de noodzakelijkheid gekomen eene jaarwedde met 400 te verhoogen, dat wij noodig en onver mijdelijk achtten, en daarbij komen nu nog de voorgestelde sommen. Dat zal alzoo eene meerdere uitgaaf van nagenoeg f 1000 jaarlijks op de be grooting vorderen. De heer Le Foole. Het hangt er naar mijn inzien veel van af, of wij zoo gelukkig zullen zijn van brand bevrijd te blijven. Maar anders vind ik die som voor den directeur ook wel wat hoog. Er gaat bijna geene raadsvergadering voorbijof wij spreken steeds van verhoogingen. Mij dunkt, die som kon wel wat minder wezen. De Voorzitter. Er is thans geene sprake van verhooging, maar van vaststelling van tractement. Als men wilde aannemen dat alleen in geval van brand de directeur bemoeijingen heeft, dan, het is waar, waren wij in den laatsten tijd bijzonder gelukkig. Naar dien maatstaf echter mag het tractement niet worden beoordeeld. Maar als ik naga, dat bij de nieuwe verordeningonlangs vastgesteldeen tal van werkzaamheden aan den direc teur zijn opgedragen, onafhankelijk van het ontstaan van brandgevaar, dan zeker zijn die traetementen in billijkheid niet hoog te noemen. Zijne door gaande zorg toch moet het zijn, dat de brandbluschmiddelen in goeden staat zijn, dat de brandweer voldoende zij en geregeld worde geoefend. Die werkzaamheden gaan geregeld voort, onafhankelijk van het uitbreken van brand. De heer Le Poole. Wat gij zegt, mijnheer de Voorzitter, is volkomen waarmaar het scheelt veelof men eenvoudig heeft het beheerom de biandbluschmiddelen na te gaan, dan wel de directie ingeval van brand. Als men geen brand heeft, gaat alles veel geleidelijker. Wat heeft de directeur dan zooveel te doen? Ik vind het niet goed die jaarwedden dadelijk op die hoogte te brengen. Ik zou wel wat minder willen hebben bepaald. De heer de Moen. Ik wil gaarne aan mijne medeleden mededeelen, dat de Commissie van Financiënin wier handen de stukken gesteld waren niet zoo ligtvaardig over deze zaak is heengestapt. Wij dachten aanvan kelijk ook, dat die tractementen wel wat minder konden zijn, en wij heb ben daaromtrent dan ook nadere inlichtingen aan Burgemeester en Wethou ders verzocht. Die inlichtingen zijn mij door den heer Hubrecht na de laatste vergadering voor onze Commissie verstrekt, en ten gevolge daarvan (beter kennende de vele werkzaamheden, aan die betrekkingen verbonden) heeft de Commissie dan ook niet geaarzeld een gunstig rapport uit te brengen, en te teekenen, als ook haar voorstel zijnde. De heer du Eieu. Ik voor mij acht mij verpligt mede te deelendat ik in de commissie tegen de voordragt was en gaarne de bezoldiging van den directeur 100 minder had gesteld gezien. De heer Hubrecht. De regeling der brandweer, zoozeer door allen, die daaraan geplaatst zijn, gewenscht, is nu onlangs tot stand gekomen. Het vorige reglement bevatte veel dat verbetering behoefde, maar nu ook zijn de werkzaamheden van den directeur aanzienlijk vermeerderdmen heeft zich slechts de verordening, nu onlangs vastgesteld, te herinneren, om te weten hoe veel aan den directeur is opgedragen. Eeeds hebt gij mijnheer 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 1