1200 tot ƒ1600 te brengen, dat zij, overtuigd bij de tegenwoordige schaarschte aan geschikte personen voor dat onderwijs dat het behoud van de zoodanigen, van wier kunde en geschiktheid men de bewijzen heeft, voor het bestaan en bloeijen dier instellingen bij hare eerste inrigting van het hoogste belang is, zich verpligt gevoelt tot het voortdurend alhier verblij ven van dien leeraar te moeten medewerken; dat zij alzoo geene bedenkingen heeft tegen de voorgestelde verhooging, doch wel bedenkingen maakt dat aan dien leerstoel dat verhoogde tracte- ment zoude worden toegekend, terwijl eene jaarwedde van ƒ1200 haar voor het vervolg genoegzaam voorkomt; redenen waarom zij adviseert den heer H. C. Rogge speciaal en zonder consequentie voor het vervolg eene toelage van ƒ400 boven zijne gewone jaarwedde toe te kennen." Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: //Wij meen en het verzoek door het Collegie van Curatoren van het Gymnasium en de Commissie van Toezigt op het middelbaar onderwijs, in het belang der aan hunne zorgen toebetrouwde instellingen tot u gerigt, met nadruk te mogen ondersteunen. Het geldelijk offer toch, daarbij ge- wenscht, wordt ten volle opgewogen door het voordeel aan die instellingen verzekerd in het behoud van een onderwijzer, die de zeldzame gave bleek te bezitten om de vruchten zijner grondige en veelzijdige kennis op eene duidelijke en aantrekkelijke wijze aan de leerlingen mede te deelen en hunne aandacht voortdurend te boeijen, wiens plaats uiterst moeijelijk op voldoende wijze zoude worden aangevuld. Kan daardoor tevens, gelijk het voorstel medebrengtaan het onderwijs op eene dier instellingen eene altijd nuttige uitbreiding worden gegeven, wij achten dit eene niet te versmaden aanwinst, welke in de gevolgen den bloei dier instelling moet helpen bevorderen. Op grond van een en ander raden wij u mitsdien aan het voorstel uwe goedkeuring te schenken." De heer van der Hoeven. Ik heb geene consideratie; maar ik wil alleen vragen of aan hetgeen in het rapport van de Commissie van Financiën tevens is voorgesteld, bij eventuele aanneming van het voorstel, zal worden gevolg gegeven. Ik zou dan uitdrukkelijk willen hebben te kennen gegeven, dat die verhooging als eene personele toelage is te be schouwen, als eene verhooging, die niet geldt voor het vervolg. Ik meen, daar zulks zonder nadeel voor den belanghebbende is, dat het in dien zin kan en ook moet geschieden. De Voorzitter. Ik meende naar aanleiding van het rapport der Com missie van Financiën de voordragt onder die bepaling in behandeling te moeten brengen; onzerzijds toch wordt die zienswijze gaarne gedeeld. De heer van der Hoeven. Dan heb ik verder geene bedenking. De heer van Kaathoven. De toelage heeft toch betrekking op den heer Rogge, die uitgenoodigd is naar Haarlem te komen. Maar draagt hij daarvan kennis en is hij dan bereid hier te blijven? De Voorzitter. Ja. De heer Rogge zal ten minste eerst na afloop dezer vergadering zijn antwoord naar Haarlem afzenden. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik herinner mijdat nog niet zeer lang geleden door den Raad besloten is in geene verhooging van trac- tementen of toelagen te treden. Ik meen, dat dit heeft plaats gehad bij de benoeming van den heer van der Ven, en dat toen ook is gesproken over de tractementen der docenten in verschillende steden, waar hoogere burgerscholen zijn gevestigd, onder opmerking, dat de tractementen in' Leyden niet in nadeelige verhouding stonden tot die in andere steden. Bij het vaststellen der tractementen zullen dezezoo ik vertrouwniet on doordacht bepaald zijnmaar zal er in het oog zijn gehoudenwat er in andere plaatsen betaald werd. Als de eene stad meer geld voor het onder wijs wil uitgeven dan de andere, kan dit tot groote moeijelijkheid aanlei ding geven en eenen wedstrijd uitlokkendie voor de geldmiddelen der gemeente geenszins wenschelijk is. Indien men dus, om goede docenten te behouden steeds voortgaat met hunne tractementen te verlioogen, zal dat ook elders nagevolgd worden en zal alle evenredigheid worden weggenomen. Indien het blijken mogt, dat de tractementen te Leyden niet in verhouding staan tot die van andere gemeentendan wensch ik die aan eene herziening te onderwerpenmaar het verleenen van toelagen boven het vastgesteld tractement keur ik af. Wie weet hoe spoedig zich weder zulk een geval kan voordoen, dat er van eene toelage sprake zoude zijn, en dan zoude op die wijze eene tractementsverhooging verkregen worden, die niet wenschelijk is. Ik ben er tegen. De Voorzitter. Ik herinner mij niet, dat dat besluit genomen is. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Er is toch zeker over ge sproken. De Voorzitter. Dat wil ik niet ontkennendaar het ligt mogelijk kon- de zijn. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik wil niet beweren, dat er een besluit bepaald genomen ismaar de zaak is althans toen besproken. De heer Hartevelt. Ik heb ook over de zaak gedacht; en aangezien de tractementen, te Haarlem toegedacht, hooger zijn dan hier, geloof ik dat het zaak ware de tractementen te herzien en die in verband te brengen met die in Haarlem. Den thans voorgestelden maatregel moet ik afkeuren knappe mensehen kan men niet zoo gemakkelijk krijgen. Het zou zeer vreemd zijn, dat, wie ook te Haarlem 1600 kan krijgen, voor 1200 hier zou blijven, tenzij hij vermogend was en bij voorkeur hier werkzaam ware. Maar zoo men niet telkens, om een bekwaam docent te behouden, wenscht over te gaan tot het toekennen eener verhooging of personele toe lage, waarom dan niet de tractementen van Haarlem en die van andere plaatsendie beter betalen dan Leydentot basis genomen Dan zou men niet in het geval verkeeren van herhaaldelijk eene verhooging te moeten toestaan. Ik vermeen, dat ook te Rotterdam de tractementen hooger zijn. Voorondersteld dat de heer Rogge later onze stad, om welke redenen ook toch verlaat (men denke slechts aan den heer Cornelissen)dan vraagt men in zijne plaats wederom iemand op 1200 tractement, en komt misschien kort daarna alweder in de noodzakelijkheid dat tractement te verhoogen om het behoud van dien docent, op wien men prijs heeft leeren stellen. Waarom ons telkens in dezelfde moeijelijkheid gebragt? De Voorzitter. Ik wil gaarne dien wenk overnemen en de zaak in over weging houden. Het denkbeeld lacht mij oppervlakkig wel toe; maar ik twijfel tochof er niet soms eenig bezwaar in kan gelegen zijn. De voordragt, in hoofdelijke stemming gebragt; wordt aangenomen met 20 tegen 2 stemmen. Tegen: de heeren ten Sande en Kneppelhout van Sterkenburg. VII. Twee staten van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting dienst 1864, en financiële voordragt, dienst 1865. Tegen den eersten staat heeft de Commissie van Financiën geene be denkingen, zoodat zij raadt dien goed te keuren. Betrekkelijk de financiële .voordragt luidt de conclusie van het rapport der Commissie van Financiën aldus De Commissie van Financiën kan zich wel vereenigen met de door Burgemeester en Wethouders gedane voordragtom den aannemer van de afbraak der Wittepoort teruggave te verleenen van te veel betaalde kosten en raadt u alzoo de daarvoor aangegeven som van ƒ58.151 vast te stellen." De conclusiën van beide rapporten worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Plan en voorwaarden omtrent de vernieuwing van de brug aan den Zuid-singel over de Waardgracht. De heer Holtz. Nadat er eene verandering in het bestek is gemaakt, ten gevolge waarvan de brug met keijen zal worden belegd, heb ik niets tegen het plan. Maar ik heb iets te zeggen over de oude brug. Ik heb die dezer dagen gaan zienen ik moet betuigendat ik mij verwonderd hebdat die al niet vroeger is ingestort. Zij is in zulk een slechten toe stand, dat ik ze zeer gevaarlijk acht voor de passage van rijtuigen. Ik mag niet anders dan de vergadering voorstellen zoo spoedig als het maar mogelijk is dezelve voor die passage af te sluiten. De Voorzitter. Straks zal de Commissie van Fabricage zich daarover wel verklaren. De heer van Kaathoven. Als ik het wel heb, is de brug aan den Zuid-singel de laatste brug over dë Waardgracht. Het spijt mijdat niet te gelijk de herstelling is voorgesteld van de brug aan den stillen kant van de Haven, die vroeger breeder, nu niet dan voor voetgangers bruikbaar is, tot groot ongerief van hen die aan het uiterste gedeelte van die gracht wonen. Ik geloof niet, dat dit groote kosten zou veroorzaken, maar dat de eige naar aan de trasfabriek, aan het einde gelegen, gemakkelijker dan nu zijne materialen langs den kortsten weg zou kunnen verwerven. Ik heb daarover hooren klagen toen ik in mijne betrekking daar geroepen werd. De heer Hubrecht. Toen in de yorige raadsvergadering dit bestek was aangehouden, heb ik den gemeente-architect belast, dn brpg nog eens op te nemen, of door deze vertraging ook eenige moeijelijkheid zoude kunnen ontstaan, en toen is gebleken, dat de brug wel slecht is, maar daarom toch niet in dien toestand, als door ops medelid Hol'2 is voorgesteld. De boog is verzet, maar wie deze brug in de laatste vijf jaren heeft gadege slagen, zal hebben opgemerkt, dat dit reeds sinds geruimen tijd zoo was. Eindelijk echter wordt herstel noodzakelijk, maar het door mij ingewonnen rapport van den gemeente-architect komt hierop neder, dat de brug niet van dien aard is, dat buitengewone maatregelen hier noodig zouden zijn. De brug over de Janvossensteeg is in eenen veel slechteren toestandji daar zoude gevaar kunnen ontstaan, en daarom hëh ik ook heden in de verga dering van het dagelijksch bestuur voorgesteld, reeds nu die brug af te sluiten, ofschoon in het bestek de tijd op I Mei was bepaald. De aanbe steding der brug over de Waardgracht zal echter spoedig kunnen volgen en de toestand van de brug zoolang naauwkeurig worden gadegeslagen. De heer Holtz. Ik ben toch zeker.datwanneer er niet spoedig in voorzien wordt, men bepaald aan gevaar zal zijn blootgesteld, dat eenvoudig kan worden voorgekomen door het plaatsen van een paaltje aan de eene en aan de andere zijde der brug. De heer Hubrecht. Daar de brug niet zoo druk bereden wordt en volgens het bestek toch voor voetgangers eene noodbrug moet gelegd wor den, zoude de maatregel geen groot bezwaar hebben. Ik moet echter op merken, dat de Commissie van Fabricage, zoo veel maar mogelijk isher stellingen of aanbestedingen voorstelt, voor dat er gevaar is, en tracht te zorgendat het niet tot het uiterste komtenmogten zich bijzondere om standigheden voordoen, buitengewone maatregelen voorstelt, zoo als nu bij de brug over de Janvossensteeg is geschied. Hier echter meende zij dit niet noodzakelijk. De heer Holtz. Ik ben misschien wel duizendmaal over de brug ge- geweest doch heb die nooit met attentie bezien. Maar nu moet ik zeg gen dat haar toestand gevaarlijk isomdat de kracht van de boog geheel is vervallen. De Voorzitter. De zaak zal onderzocht worden. Ik geloof intusscheo, dat het meer eene quaestie is van ongerief dan yan beduidende kosten, en dat ongerief door vervroegde stremming der passage zoude dan toch geen groot aantal rijtuigen treffenzeldzaam wordt daar gereden. De heer Le Poole. Ik zou eigenlijk wenschendat er yan de hrug niets kwam. Ik heb dat reeds vroeger gezegd. Er zijn zooveel grachten gedemptdat ik wel wenschen zoudat ook deze gracht gedempt wierd daar de weg er zoo moeijelijk te passeren is, o. a. ook met de aschkarren die naar de schuur gebragt worden. Dje demping zou ook voor de Grof smederij eene betere avenue opleverenen men had dan tevens uitgespaard de kosten van onderhoud van de brug en tevens van den wal. De Voorzitter. Het valt ligt het denkbeeld te opperen om tot dem ping van eene of meerdere grachten over te gaan; of het echter aanneme lijk en zonder benadeeling van veler belangen uitvoerlijk is, vordert gezet overleg en grondig onderzoek. Bedenk ik de zaak weldan zoude daar door in meerdere grachten de zoo wenschelijke doorstrooming worden belet. De heer de Fremery. Ik zou meenendat die demping wel aan be zwaar onderhevig zou zijn, daar in die gracht het vuile water van de Ka- tpenfabriek afloopt, en het niet wenschelijk zijn zou dit te ontlasten in de Heerengracht. Bovendien zou daardoor de Oranjegracht aan eene zijde wor den afgesloten, en dit zeker nadeelig zijn ook aan andere fabrieken. Daar enboven geloof ik nipt, dat de zaak in het belang zpu zijn van de Grof smederij die ook behoefte heeft aan dien waterwegwelke de kortste is om in de stad te komen. Vooraf zou dus wel mogen overwogen wordenof het voorstel werkelijk in het algemeen belang zijn zou.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2