den schijn hebbendat wij elkander napraatten. Wij hebben gemeend dat de ambtenaar, die den heer Seyn verving, ook dezelfde werkzaamheden kreeg als aan dezen waren opgedragen en alzoo wel in dat tractement mogt deelen. Wat nu dengeen betreft, die op dien ambtenaar volgt, en weder die daarop volgt, wij hebben niet kunnen inzien, dat aan dezen meer werk zaamheden zouden worden opgedragenen daarom waren wij van oordeel dat het raadzaam was, hunne tractementen onveranderd te laten. Wat nu voorts betreft den ambtenaar, die nog zou benoemd worden, de aanhef van ons rapport uit den wensch, dat Burgemeester en Wethouders, aan wie de benoeming is, met ons zouden deelen in het gevoelen, meermalen vroe ger verondersteld, om het personeel bij vacaturen te kunnen verminderen. Daarom blijven wij het wenschelijk achten, dat door Burgemeester en Wet houders niemand benoemd worde. Daar komt nog bij, dat het nog geheel onzeker is, wat het lot zal zijn van de accijnsenof die zullen afgeschaft worden of niet; zoo lang dat niet bekend is, is zeker iedere nieuwe benoeming on raadzaam. Dan daar Burgemeester en Wethouders de benoeming van een jongsten klerk noodig achtenberusten wij ook gaarne in hun oordeel. Ik voor mij zou wel willen vragenof Burgemeester en Wethouders niet konden goedvinden dien beambte slechts tijdelijk aan te stellenwant mogt de nieuwe wet worden aangenomen, dan zullen wij personeel overhebben. Wat nu het voorstel betreft tot toekenning van een tractement van/ 400, de Commissie heeft gemeend dezen jongsten gelijk te moeten stellen met de aankomende ambtenaren ter gemeente-secretarie. Deze zijn acht uren daags werkzaamterwijl de secretariszoo noodignog meer van hen kan vorderen. Dit is hetgeen ik ter verdediging van ons advies meende te moe ten mededeelen. Al wat wij geproponeerd hebben, is zeer zeker in het be lang der gemeentekasen zonder de minste personele bedoeling. De Voorzitter. Ik zal er niet verder op aandringen. Het is mij ge noeg dat onze zienswijze thans voldoende is kenbaar gemaaTct. De heer Tollens. Ik heb geene bedenking tegen het voorstel tot rege ling der bezoldigingen in 't algemeenmaar ik ga nog verder dan de heer de Moenen hoop van ganscher harte, dat de accijnsen niet zullen worden afgeschaft, want dat zou voor onze gemeente zeer noodlottig wezen. Evenwel zou ik de geheele benoeming van een nieuwen beambte op het betrokken kantoor liever zien uitgesteldtot dat het lot van het aanhangige wetsont werp bekend zij. Voor 's hands acht ik de voorgestelde benoeming niet noodig. De Voorzitter. De gemeente-ontvanger heeft op de benoeming aange drongen. De heer Tollens. Het zou mij spijten, als de benoeming eenmaal ge schied ware, en die naderhand mogt blijken onnoodig te zijn geweest. De heer de Moen. Ik wenschte bij het aangevoerde nog dit te voegen dat ik het wenschelijk zou achtenindien Burgemeester en Wethouders er toe konden komen, daar zij er toch het regt toe hebben, om tijdelijk in die hulp te voorzien. De heer Meerburg. Ook mij heeft het rapport der Commissie van Financiën bevreemd; want ik heb, in verband tot deze aangelegenheid, nog eens nagelezen haar rapport van den 29en October 1863, en daaruit bleek, dat de Commissie na het overlijden van een beambte het getal amb tenaren aan het kantoor nog te groot vond. En nu zijn er geene belas tingen bijgekomen, zoodat ik geene noodzakelijkheid zie in de benoeming, van een ambtenaar of verandering van bezoldiging. De heer Stoffels. Ik moet bij hetgeen door den geachten Voorzitter is gezegd, nog dit voegen, dat reeds door het overlijden van den heer Seyn de gemeente met f 200 bevoordeeld is, als zijnde dit eene perso nele toelage geweest, die met zijn overlijden heeftopgehouden. Nu zou het toch hard zijn voor den ambtenaar, die hem opvolgt, dat die door dat over lijden zou worden benadeeld. Om te beoordeelenof het werkelijk noodig is de betrekking van den heer Seyn aan te vullenmoet men geheel be kend zijn met de werkzaamheden aan het kantoor verbonden. Als de leden mogten denken, dat die hulp kon worden gemist, zouden zij zich bij onder zoek, die werkzaamheden daar betreffende, zeer vergissen. Zoolang de ac cijnsen bestaan, en ik voor mij hoop dat die niet zullen worden afgeschaft, moeten de zaken geregeld marcheren. Ik zou dus niet kunnen besluiten, noch tot de vermindering van tractement, noch tot niet-vervulling der be trekking. De heer van Outeren. Toen ik van het rapport der Commissie van Financiën kennis heb genomenwas bij mij de twijfel gerezenof het wel noodig ware alsnog een ambtenaar aan het kantoor van den gemeente ont vanger aan te stellen. Maar nadat een lid dier Commissie in deze vergade ring heeft te kennen gegevendat het bij een later ingesteld onderzoek ge bleken is, dat er in de openstaande betrekking moet worden voorzien, kan ik mij met het rapport van Burgemeester en Wethouders vereenigen. De heer Hoog. Ik heb kennis genomen van de stukkendie omtrent deze zaak hebben ter visie gelegenmaar ik moet bekennen dat de zaak mij daardoor nog niet zeer helder is geworden. In het rapport van Burge meester en Wethouders worden namelijk de verschillende fonctionnarissen met bijvoeging der tractementen opgenoemd. Welke was nu die van den heer Seyn? De Voorzitter. Het tractement van den derden is f 800. De heer Hoog. En dan had hij, meen ik, nog eene personele toelage? De Voorzitter. In de vorige begrooting is in eens f 1000 voor hem uitgetrokken. De heer Hoog. Dan kan ik mij wel met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen en zal daarvoor mijne stem uitbrengen. De heer de Fremerï. Ik heb door den heer Tollens het verlangen hooren uitspreken om voor alsnog geene benoeming te doenin afwachting dat de accijnsen zouden worden afgeschaft. Het zou mij leed doenals de Raad aan dat verlangen gehoor gaf, niet alleen voor deze benoeming, maar vooral ook bij vacature van ambtenaren der active dienst, omdat het mijne innige overtuiging is, dat tot op den laatsten dag dat er accijnsen zullen ge heven worden de regering verpligt is. die met dezelfde gestrengheid en naauwgezetheid in te vorderen. De eerlijke handelaar heeft ook dan even als nu regt om te eischendat zijne belangen niet worden voorbijgezien. Ik geloof dus, dat de voordragt van Burgemeester en Wethouders in het belang is van de dienst. Wat het voorstel van den heer de Moen aangaat, om slechts eene tijdelijke benoeming te doenzal ik gaarne, wanneer tot die benoeming moet worden overgegaan, dat denkbeeld in overweging nemen. De heer Meerburg is van oordeel, dat de werkzaamheden aan het kantoor niet zijn vermeerderd. Ik wil dit eens aannemen, ofschoon het mij meer waarschijnlijk voorkomt, dat bij vermeerderde opbrengst ook de aanvragen voor verschillende documenten zullen toenemen. Maar ook al beeft er geene vermeerdering van werkzaam heden plaats gehad, levert dit daarom geen bewijs op, dat de werkzaam heden zijn verminderd, en zie ik dus niet in, waarom de regeling, die eerst in Februarij 1864 heeft plaats gehad, nu wederom zou moeten worden afge keurd. Ik geloof dus, dat onze voordragt de goedkeuring van den Kaad verdient. De Voorzitter. Het is een punt van verschil, en het zal wel ten eeuwigen dage een punt van verschil blijven, of werkelijk de werkzaam heden aan het kantoor vermeerderd zijn. Niemand kan daaromtrent een juist oordeel uitspreken, als men niet geregeld en dag op dag die werk zaamheden heeft gadegeslagen. Bestaat de behoefte aan de dienst van al het personeel niet doorgaans in dringende mate, er doen zich dagen voor, dat die hulp inderdaad niet kan gemist worden. Ik heb dienaangaande inlich tingen verkregen van personen, die volkomen vertrouwen verdienen en die, vroeger zei ven op het kantoor geplaatst, mij verzekerd hebben, dat aller bijstand wel niet iederen dag onontbeerlijk is, maar dat er toch dagen voor komen waarop die niet wel kan worden ontbeerd. De heer de Moen. Hoewel gemoveerd is, dat hier niet ter sprake kan komen de benoeming, maar alleen de tractements-bepaling, hetgeen ik vol komen toestem, wensch ik echter dienaangaande nog een enkel woord in het midden te brengen. En dan erken ik gaarne, dat er soms tijden kun nen zijndat er zoo vele werkzaamheden aan het kantoor voorkomen voor enkele uren, dat het bestaande getal ambtenaren niet toereikend, ja zelfs grooter getal niet voldoende zou zijn. Maar het geldt ten deze een alge- meene regel, geen uitzondering. Ik geef toe, dat dit punt thans niet ter sprake komt. Maar dan toch weldat de commissie bevoegd is een trac tement van f 400 voor te stellenaan de nieuwe benoeming te verbinden. Hebben echter Burgemeester en Wethouders meer données, waardoor het wenschelijker ware aan de nu twee jongste ambtenaren van het kantoor f 100 en f 50 respectivelijk meer toe te kennen, ik geloof, dat mijn mede lid zich daar niet tegen zou verzetten. Ik voor mij kan er voor zijn, mits dan de jongste te benoemen beambte niet meer dan/400 ontving, even als dit met de ambtenaren ter secretarie het geval is. Wij dienen toch te zorgen, dat er niet te veel ongelijkheid bestaat in tractementen bij gelijke werk zaamheid. De Voorzitter. Het was mijn voornemen het voorstel der Commissie in stemming te brengenals het meest van de voordragt afwijkende. Maar nu dien ik wel te wetenof de medeleden in de Commissie met haren voorzitter instemmenwant nu is haar voorstel door den heer de Moen gewijzigd. De heer du Rieu. Wanneer een ambtenaar komt te stervencn de aard en tijd der werkzaamheden van de overigen niet veranderenis het niet noodig hunne tractementen te verhoogen. Wij moeten die menschen naar billijkheid bezoldigen in verband met den tijd en aard hunner werkzaamhe den. Het is mijn wensch de bezoldigingen van den jongsten gelijk en op f 600 te brengen. De Voorzitter. Ik heb tegen uw gevoelen deze bedenking, dat, als men ten aanzien van alle beambten de tractementen gelijkstelt, degenen, die aan het kantoor geplaatst zijnals het ware hunnen maarschalksstaf dadelijk magtig worden, en, tenzij zij zich aan eenig ergerlijk verzuim schuldig maken, verzekerd hunne plaats te behouden, allengs in ijver zullen verflaauwen, daar bij gemis aan uitzigt op lotsverbetering alle prikkel ligt kan ontvallen. Dat is mijn bezwaar tegen gelijkstelling van alle tractementen. De heer du Rieu. Als men dan uitkoos uit de mindere amhtenaren zij, die zich het meest beijverd hadden, ik geloof, dat daardoor de prikkel voor hun ijver zou worden verhoogd. De Voorzitter. Ik zal thans het rapport der Commissie in stemming brengen. Zijdie zich daartegen verklarenzullen daardoor te kennen hebben gegeven, indien de Raad dat goedvindt, dat zij voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn gestemd. Dat voorstel is nu zoo danig gewijzigd, dat het tractement van den jongsten ambtenaar wordt gebragt op ƒ500. Ik geloof, dat dit de beste wijze is om tot een besluit te komen tenzij de leden verlangen mogtendat de twee voorstellen af zonderlijk in stemming wierden gebragt. Dit laatste niet verlangd wordende, wordt het voorstel der Commissie van Financiën in hoofdelijke omvrage gebragt en verworpen met 10 tegen 8 stemmen en mitsdien de voordragt van Burgemeester en Wethouders aange nomen. Voor het voorstel der Commissie hebben gestemd de heeren: de Moen, Wttewaall, du Kieu, Kneppelhout van Sterkeriburg, Cock, Hartevelt, Schel- tema en Tichler. De heer de Moen. Dus zullen Burgemeester en Wethouders nu toch zeker in overweging nemen, of zij al of niet eene tijdelijke benoeming zul len doen, met het oog op de afschaffing der accijnsen? De Voorzitter. Ja. VI. Voordragt tot afstand van gemeentegrond aan Curatoren van de Leydsche lioogeschoolten behoeve van het Rijk. Dié voordragt is van den volgenden inhoud h Wij werden bij missive van den ontvanger der registratie en domeinen van den 2h'n Jartuarij dezes jaars, n°. 2/912, er op gewezen dat door Curatoren van 's Rijks hoogeschool alhier, bij de aanplemping voor de Ster- rewacht, eenige ellen gronds meerder waren ingenomen dan wel in de acte desaangaande zijn overgedragen. Wij hebben hierop de aandacht van HH. Curatoren gevestigd en het is bij dezen brief dat zij het herstel daar van trachten te bewerkendoor te verzoeken dat aan hen alsnog deze grond gratis, ren behoeve van het Rijk, door uwe vergadering moge afge geven worden. Daar bij aanplempingen van gronden niet zelden dergelijke geringe afwijkingen plaats grijpen en slechts zelden geheel kunnen verme den worden, maar daarenboven doorgaande bij de hermetingen van wege het kadaster eenig verschil van maat gevonden wordt, is daarvan het re-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2